LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 6 October 1936 Vierde Blad No. 23476 77ste Jaargang GEMEENTEZAKEN BENOEMINGEN EN ONTSLAG. Curatoren van het Gymnasium bevelen aan voor de benoeming van een tijdelijk leeraar in de oude talen: 1. de heer F. Nuys, te Heemstede; 2. de heer J. Smits, te Haarlem. Als tijdelijk leeraar in het Engelisch aan de H.B.S. het 5 J. c. wordt aanbevolen de heer W. G. Hartstra. Voorgesteld wordt eervol ontslag te ver- leenen aan den heer S. Dalmeyer als on derwijzer aan de jongensschool voor UL.O. wegens het bereiken van den 60-jarlgen leeftijd. Voorgesteld wordt eervol ontslag te ver- leenen aan mr. A J. Romljn als ambtenaar van den-Burg. Stand. OPSLAG VAN HOOI. Op aandringen van het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Vereeniging tot Be scherming van Dieren richtten Gedepu teerde Staten op 11 Februari J.l. een circu laire tot de Colleges van B. en W. In Zuid- Holland. inzake toezicht op electrlsche in stallaties ln stallen. De Directeur der Licht fabrieken heeft zich inmiddels met dit toe zicht belast. In bovenvermeld rondschrijven geven Ged. Staten bovendien in overweging een bepaling in het leven te roepen, waarbij de opslag van hooi op zolders, welke niet brandvrij van stallen zijn afgescheiden, behoudens een hoeveelheid voor dageïijksch gebruik zoomede het aanwezig hebben van brandgevaarlijke objecten in stallen verboden wordt. B. en W. zijn van meening, dat een der gelijke bepaling inderdaad aanbeveling verdient en dat deze zou kunnen worden ondergebracht in art. 19 van de Verorde ning tot voorkoming van brand. Het verbod zal moeten gelden zoowel voor de zolders als opk voor de stallen zelf en dat het niet beperkt moet worden tot li'ool, doch uitgebreid tot de lfchtbrandbare stoffen. VERORDENING STRAATPOLITIE. Cjp 27 April 1936 deden B. en W. een voorstel tot wijziging van de verordening op de Stiaatpolitle. In de zitting van 18 Mei kwam dit stuk in behandeling, doch ln verband met een ingekomen bezwaar schrift van den Verhuurdersbond voor Lelden en Omstreken, te Leiden, van 18 Mei j.l. werd het aangehouden. Adressant is bevreesd, dat door het voor gestelde nieuwe artikel 46 de eigenaren e.d. van woningen, enz. waaraan de in dat artikel bedoelde voorwerpen worden be vestigd, op kosten kunnen worden gejaagd. B en W. kunnen deze vrees niet deelen. Immers, de term „gedoogen", welke hier en ook in verscheidene wetten, zooals de Beleinmeringenwet-Privaatrecht, de Wa terstaatswet en de Telegraaf- en Telefoon- wet. wordt gebruikt, bedoelt de volkomen lijdzaamheid der eigenaren, e.d. in het licht te stellen, waarmede eenlge daad, dus ook bijdragen ln de kosten, zich niet zou verdragen. De mogelijkheid bestaat echter, dat door het aanbrengen en eveneens door het verwijderen der voor werpen schade wordt berokkend, welke uiteraard ten laste van de gemeente zal moeten komen. B. en W. zijn dan ook van meening, dat ln het artikel een zinsnede behoort te worden ingevoegd, luidende „behoudens recht op schadevergoeding", waarmede, naar zij vertrouwen, aan de ge opperde bezwaren is tegemoet gekomen. Verder zijn zij tot de overtuiging gekomen, dat deze bepaling niet slechts behoort te spreken van „bevestigen" en „instandhou-. den", doch tevens van „verwijderen na ophouden van het gebruik". B. en W. maken van deze gelegenheid gebruik een voorstel te doen tot het opne men van een bepaling ln de verordening dit zal kunnen geschieden door toevoeging van een nieuw lid aan artikel 9 welke paal en perk stelt aan het door onbevoeg den doorzoeken en omverwerpen van vuil nisemmers. Blijkens een rapport van den Directeur v. d. Gem. Reinigings- en Ont- smettlngsdienst is dit doorzoeken absoluut verwerpelijk. Niet alleen, omdat daardoor het huisvuil over de straat wordt ver spreid, doch wel ln de eerste plaats, omdat hiervan groot gevaar voor de volksgezond heid is te duchten, aangezien deze emmers vele besmette of tot bederf overgegane voorwerpen bevat. De meerderheid der Commissie voor de Strafverordeningen Is dan ook van meening. dat deze handelin gen volstrekt moeten worden verboden. Eén lid echter, de noodzakelijkheid eener regeling inziende, zou toch aan enkele bonafide lorrenkooplleden de mogelijkheid van het onderzoeken willen laten, maar zou deze afhankelijk willen stellen van een vergunning van B. en W. De meerderheid voert hiertegen aan, dat de voordeelen voor deze enkelen niet opwegen tegen de nadeelen, welke daardoor voor de volks gezondheid blijven bestaan. Zij acht het niet voor niets, dat voorgeschreven is, dat de emmers door de ingezetenen goed geslo ten buiten gezet moeten worden. Wil men den lorrekooplieden van dienst zijn, dan zal men het nog eenigszins waarde heb bende huisvuil, zooals schillen, lompen en papier kunnen afzonderen en afgeven aan kooplieden, die deze zaken huls aan huts ophalen. Het lijkt de meerderheid echter niet de taak van den Raad. doch eerder van de pers om deze lieden in hun bedrijf te ondersteunen. DE SPORTSTICHTING. Aangezien de statuten van de Sport stichting door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd, kan thans de benoeming van de leden van dén Raad van Beheer plaats hebben. Deze Raad zal bestaan uit 12 leden, van wie 3 leden gekozen worden uit den Raad en 9 uit de meerderjarige ingezetenen dezer gemeente. B. en W. bevelen aan: Leden uit de ingezetenen: A. 1. ir. F. Stokhuyzen, 2. ir. F. W. J. Westendorp; B. 1. mr. H. F. A. Donders, 2. K. H. Kaiser; C. 1. E. H. Moens. 2. dr. S. A. de Graaff; D. 1. ir. P. C. Llndenbergh, 2. s. N. Waringa; E. 1. W. F. van Ingen Schenau Jr., 2. L. Zuiderveld; F. 1. A. Metz, 2. S. J. Koopmans; G 1. P. H. Steenhaucr, 2. W. Caro; H. l. mr. E. P. Ulttenbroek, 2. G. G. Colin f- 1. D. Vijlbrlef, 2. A. Verlint. Leden uit den Gemeenteraad: J. 1. H. L. J. Tobé, 2. H. Lombert; K. 1. D. van der Kwaak, 2. A. van Ros malen; L. 1. A. Carton, 2. A. J. Jongeleeh. OVERPLAATSINGEN. B. en W. stellen voor over te plaatsen: a. den onderwijzer J. K. van der Valk, van de o. 1. school aan de Paul Krugev- straat naar de o. 1. school aan de Medusa- straat B; b. dg onderwijzeres M. H. S. van Ewljck, van de opleidingsschool voor u. 1. o. aan den Mareslngel naar de o. 1. school aan de Paul Krugerstraat; c. den onderwijzer M. D. Bergman, van de o. 1. school aan den Zuidsingel B naar de o. 1. school aan den Zuldslngel A. VER. TOT BOUW VAN WERKMANS WONINGEN. B. en W. bieden aan de rekening over 1935 van plan I van de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmans woningen. De rekening sluit met een voordeelig saldo van f. 2.740 58. Aangezien voor uitkee- ring van 3 dividend een bedrag van f. 1.674 benoodigd is, bedraagt het overschot f. 1.066.58. welke som in de gemeentekas moet worden gestort. VERHUUR LOKALEN. In het gebouw Pieterskerkgracht no. 9 zijn drie lokalen vrijgekomen door de op heffing van de werkinrichting van de Vereeniging tot Verbetering van het Lot der Blinden. De Leldsche Teekenvereenl- ging „de Kunst om de Kunst" en de Leld sche Teeken- en Schilderacademie „Ars Aemula Naturae" hebben beide een verzoek Ingediend, om deze lokalen te mogen ge bruiken. De vereeniging „de Kunst om de Kunst" kan voor twee lokalen en „Ars Aemula Naturae" voor één lokaal in aan merking komen, zulks tegen een huurprijs van f.50 per laar en per lokaal. LEGES BEVOLKINGSREGISTER. Bij Kon. Besluit van 31 Maart 1936, ziin nieuwe voorschriften vastgesteld omtrent het aanleggen, inrichten en btlhouden van bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereisehte opgaven In artikel 105 van het besluit is het vol gende bepaald: 1 Het verstrekken van inlichtingen of opgaven aan andere openbare diensten dan die. genoemd ln het tweede lid van artikel 104 (dat zijn: de departementen van alge meen bestuur, de provinciale besturen, de Inspectie der bevolkingsregisters, de ge meentebesturen. de burgerlijke stand, het openbare ministerie en de rijksstatistiek), alsmede aan openbare instellingen en -be drijven. geschiedt volgens een door den ge meenteraad vast te stellen tarief, dat zoo danig is ingericht, dat per inlichting of ongave ten hoogste vijf cent en voor een geldig blijvend abonnement voor 100. 500, 1000 of 10.000 inlichtingen of opgaven, af nemende bedragen ln rekening worden ge bracht. 2. De gemeenteraad bepaalt of en in hoe verre het in het voorgaand lid bedoelde tarief tevens zal gelden voor inlichtingen of opgaven, bestemd voor een wetenschap- pel 11 k of philantropisch doel. 3. De in de beide 'voorgaande leden be doelde inlichtingen of opgave mogen door den aanvrager niet aan derden verstrekt worden. Dientengevolge is het noodig de Verorde ning van 13 Juni 1918. regelende de heffing van leges, en expeditiegelden ter Secretarie bij het Oud-Archief en aan het Bureau van den Burgerlijken Stand te Leiden, laatstelijk gewilzied bil verordening van 25 Maart 1935. aan te vullen. Door enkele openbare diensten wordt aan de gemeente voor het ontvangen van In lichtingen uit 't bevolkingsregister een be drag betaald, varieerend tusschen 8 cent en 12 cent per inlichting in verband-met een genomen abonnement Aan de gemeente bedrijven evenwel worden de inlichtingen uit het bevolkingsregister kosteloos ver strekt: dit mag nu niet meer. Met inachtneming van het vorenstaan de stellen B. en W. voor het bedrag voor de hierbedoelde diensten instellingen en be drijven per inlichting of opgave uit het bevolkingsregister vast te stellen op 5 cent. vervolgens op 4'/i cent per inlichting of opgave bii 100 inlichtingen of opgaven. 4 cent bij 500. 3'/t cent bij 1000 en 3 cent bij 10.000 inlichtingen of opgaven Aangezien het voorkomt, dat ten be hoeve van een wetenschappelijk of philan tropisch doel inlichtingen worden gevraagd uit het bevolkingsregister en het bestaande tarief ad f. 0.50 per inlichting daarvoor te hoog bleek, gevén B. en W. in overweg ng tevens te bepalen, dat het voorgestelde ta rief ook zal gelden voor dergelijke ge vraagde inlichtingen of nasporingen uit het bevolkingsregister. DE BRANDWEER. Aan een aantal daartoe in aanmerking komende leveranciers zijn aanbiedingen gevraagd voor de levering van een auto spuit en een auto-ladder Gelijk uit die rapporten blijkt, verdient de aanbieding van de N.V. Fabriek voor Wagenbouw, IJzerconstructie en Brand- weermaterieel v/h. J. Geesink en Zonen, te Weesp, met betrekking tot de levering van de autospuit en die van de N.V. Handel maatschappij Ad. Voigt en Co., te Amster dam, gelet op de prijzen in verband met de technische kwaliteiten waaraan het aangebodene voldoet, de voorkeur, zoodat de levering aan die Naamlooze Vennoot schappen kan worden opgedragen. De spuit heeft een capaciteit van 2000 L. water per minuut bij 8 atmosfeer, zal worden uitgevoerd met gesloten carosserie, plaats biedende aap 8 a 10 personen en worden voorzien van een centrifugaalpomp en een droge luchtpomp, welke pompen zullen worden aangedreven door de auto mobiel-motor. De ladder heeft een stijghoogte van 20 M„ het oprichten, uit- en inschuiven ge schiedt door de automobiel-motor en voorts is zij zoodanig ingericht, dat zij bij brand of andere ongevallen mede als kraan zal kunnen worden gebezigd. WERKGELEGENHEID VOOR BLINDEN. In verband met de opheffing van de door de afdeeling Leiden van de Vereeni ging tot Verbetering van het Lot der Blin den in Nederland en zijn Koloniën geëx- Eloiteerde werkinrichting voor blinden, ebben B. en W. de vraag onder ooger. ge zien, of vanwege de gemeente op voor haar financieel verantwoorde wijze, in een werk gelegenheid voor Leidsche blinden zou kun nen worden voorzien. De werkinrichting van de vorengenoem de afdeeling is, naar bekend is, opgeheven omdat over de laatste jaren, ondanks een belangrijk jaarlijksch subsidie uit de ge meentekas, geen sluitende exploitatiereke ning was te verkrijgen. Dit vond vooral zijn oorzaak in de moeilijkheden, welke werden ondervonden bij den afzet van de in de inrichting vervaardigde voorwerpen. Die moeilijkheden, waarmede ook derge lijke instellingen elders te kampen hebben, zijn, het behoeft geen betoog, geenszins opgeheven, doch duren nog onverzwakt voort. Ook een nieuwe werkinrichting zal daar zonder twijfel mede te kampen heb ben. Slechts indien de opzet van de nieuwe inrichting grondig zal verschillen met dien van de opgeheven inrichting, achten B. en W. kans van slagen aanwezig. Doen B. en W. dan ook het voorstel, om tot de oprichting van een werkinrichting voor Leidsche blinden te besluiten, dan ge schiedt dit derhalve, dit stellen zij met nadruk voorop, onder het uitdrukkelijke voorbehoud, dat de opzet van die inrich ting, in het bijzonder voor zooveel de fa bricage en de belooningen der blinden be treft, in belangrijke mate zal moeten af wijken van dien van de opgeheven inrich ting. De aanmaak van artikelen zal zich geheel naar de omzetmogelijkheld moeten regelen; de belooningen der blinden naar de bedrijfsuitkomsten. Ook dan is het nog geenszins zeker, dat de inrichting met behulp van het door de gemeente ten hoogste beschikbaar te stel len bedrag, levensvatbaarheid zal blijken te bezitten, zoodat B. en W. de oprichting van de inrichting als een voorlooplgen maatregel zouden willen zien beschouwd, om na een jaar de bestendiging opnieuw onder oogen te kunnen zien. Over de sociale beteekenis van een werk gelegenheid voor blinden behoeven B. en W. niet uit te weiden. Ook kunnen zij zich er van ontslagen achten om aan te toonen, dat het schep pen van een werkgelegenheid voor blin den een financieel offer van de gemeente waard is. De Raad verleende immers reeds sedert geruimen tijd een belangrijk jaar lijksch subsidie aan vorengenoemde afdee ling, ten einde haar de exploitatie van een werkgelegenheid voor blinden mogelijk te maken. Dit jaarlijksch subsidie bedroeg met in gang van 1933, afgezien van eenige aan vullende subsidies, f. 6000. Bij het onderzoek naar de mogelijkheid van het verschaffen van een werkgelegen heid aan de blinden hebben B. en W. voor opgesteld, dat in dézen tijd bezwaarlijk voor dat doel een grooter bedrag uit de gemeentekas kan worden beschikbaar ge steld dan voorheen en dat derhalve de financieele gevolgen van het schep pen van zoodanige gelegenheid der ge meente op geen grootere uitgave dan van ten hoogste plm. f. 6000 per jaar mag ko men te staan. De afdeeling Leiden van de Vereeniging tot Verbetering van het Lot der Blinden in Nederland en zijn Koloniën kon ondanks het door de gemeente verleende subsidie, de werkgelegenheid voor blinden niet blij ven exploiteeren, doch B. en W. zijn van oordeel, dat het, met inachtneming van het vorenvermelde voorbehoud, gewettigd is voor een jaar een proef te nemen met een voortzetting van de inrichting. Met het vorenstaande willen B. en W„ zij constateeren dit uitdrukkelijk, geenszins hebben gezegd, dat de afdeeling Lelden "an de Vereeniging tot Verbetering van het Lot der Blinden in Nederland en zijn Koloniën bij de exploitatie van de opge heven werkgelegenheid in eenig opzicht te kort is geschoten, doch slechts dit, dat het onder andere, gunstiger tijdsomstandighe den aangevangen werk, onder de tegen woordige. van de vroegere wel zeer ver schillende, tijdsomstandigheden niet onver anderd opnieuw ter hand kan worden ge nomen. De oplossing, welke het College voor oogen staat, komt op het volgende neer. Aan de blinden, die in de opgeheven werkinrichting werkzaam waren, wordt thans door de Gemeentelijke Commissie v. Maatschappelijk Hulpbetoon een onder steuning uitgekeerd van in totaal plm. f. 2600 per jaar. Deze steunverleening kan worden voort gezet en beschouwd worden als het grond- bedrag, dat elke blinde, eventueel met zijn gezin, ten minste voor zijn noodzakelijk levensonderhoud behoeft. Daarnaast zal den blinde, die in de op te richten werkinrichting werkzaam is. we gens den door hem verrichten arbeid, een werkloon worden uitgekeerd, dat, evenals de arbeidstijden, zal moeten worden be paald in verband met de omzetmogelijk- heid. Behalve het grondbedrag zal dus het te ontvangen loon geheel afhangen van de resultaten van de exploitatie. Het steunbedrag zal met het werkloon, vanwege de na te noemen Commissie, aan welke het beheer der inrichting ware op te dragen, aan de betrokkenen worden uit gekeerd. Ook bij volkomen deskundige leiding van de op te richten werkinrichting zal finan cieele steun van de gemeente niet kunnen worden ontbeerd. Deze steun zou, rekening houdende met de ondersteuning vanwege Maatschappelijk Hulpbetoon ten bedrage van f. 2600, slechts ten hoogste f. 3400 mogen bedragen, doch met het oog op de noodzakelijke kosten van inrichting zouden B. en W. dien steun voor het proefjaar bepaald wenschen te zien op ten hoogste f. 4000, welk bedrag overeenkomt met het restant van het ten behoeve van de opgeheven inrichting op de begrooting van dit jaar uitgetrokken subsidie ad f. 6000. Blijken de resultaten na afloop van het proefjaar van dien aard. dat de inrichting kan blijven gehandhaafd, en wordt alsdan tot voortzetting besloten, dan zal evenwel moeten worden gestreefd naar een gelei delijke vermindering van het subsidiebe drag ad ten hoogste f. 3400. Het beheer van de inrichting kan wor den opgedragen aan een Commissie, waar van de samenstelling aan B. en W. ware over te laten. Voor een benoeming als lid van die Com missie komen h.i. in aanmerking: de direc teur van den Gemeentelijken Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, een lid van het bestuur van de afd. Leiden van de Vereeniging tot Verbetering van het Lot der Blinden in Nederland en zijn Koloniën, een lid van het bestuur van den Neder- landschen Blindenbond, een lid van den Gemeenteraad en verder eenige andere voor het lidmaatschap van die Commissie geëigende personen. De Commissie zal geheel zelfstandig het beheer over de werkinrichting moeten voe ren. De begrooting zal zij aan de goedkeu ring van het College moeten onderwerpen, zij zal rekening en verantwoording moeten doen aan het College en een verslag van haar werkzaamheden moeten inzenden. De regeling van de aan de blinden uit te betalen werkloonen zal eveneens aan hun goedkeuring moeten worden onder worpen. Ook in een behoorlijke leiding zal de Commissie, onder goedkeuring van het Col lege, ook wat de belooning betreft, hebben te voorzien. De huisvesting van de werkplaats zal kunnen geschieden in de v.m. bewaarschool aan de Groenesteeg, waarin eenige voor het doel geschikte lokalen aanwezig en be schikbaar zijn. Deze lokalen zouden op een nader te bepalen voet aan de Commissie in gebruik kunnen worden afgestaan. HEFFING SCHOOLGELDEN. Bij de wet van 22 Febr. 1936, tot verla ging van de openbare uitgaven voor het onderwijs is o. m. wijziging gebracht in de artikelen 62 t/m 67 der Lager- Onderwijs wet 1920. betreffende de schoolgeldheffing voor het gewoon lager- en uitgebreid la ger onderwijs. Moest tot nu toe de heffing van dat schoolgeld geschieden naar even redigheid van het belastbaar Inkomen, be doeld ln artikel 37 der Wet op de Inkom stenbelasting 1914, thans zullen de ge meenten de finantieele draagkracht kun nen bepalen zoowel aan de hand van ge gevens door 's rijksbelastingdienst ver strekt, als aan de hand van feiten en om standigheden van gemeentewege verzameld en vastgesteld. De door 's rijksbelastingdienst te ver strekken gegevens zijn: a. die, welke voorkomen in de kohieren van de personeele belasting; b. het totaal van de door den schoolgeld- plichtige en zijn niet van tafel en bed ge scheiden echtgenoote verschuldigde hoofd sommen wegens gemeentefonds- en ver mogensbelasting te zamen, de laatste voor zoover zij f. 5.per kind te boven gaat (de z.g. gemengde hoofdsom). Naar meening van B. en W. dient geen gebruik te worden gemaakt van de moge lijkheid om de finantieele draagkracht van dc schoolgeldplichtigen te bepalen aan de hand van feiten en omstandigheden door de gemeente verzameld, omdat met die verzameling een niet onaanzienlijk bedrag gemoeid zou zijn en die gegevens het ver mogen niet mogen betreffen. Ook zouden zij geen gebruik willen maken van de mo gelijkheid om het schoolgeld op de gege vens van de personeele belasting te ba seeren, aangezien op die wijze de finan tieele draagkracht niet of althans veel minder nauwkeurig kan worden bepaald, dan naar de gemengde hoofdsom. Verder meenen B. en W. niet in overwe ging te mogen geven gebruik te maken van de bij artikel 63, 6e lid. der wet gegeven be voegdheid om te bepalen, dat ten aanzien van sommige groepen van schoolgeldplich tigen schoolgeld verschuldigd is, telkens zoolang het inkomen over eep week, een maand of een ander tijdvak koTter dan een jaar, een bepaalde grens overschrijdt. Het komt B. en W. toch voor, dat de aan dc uitvoering van een dergelijke regeling verbonden kosten, niet gedekt zouden wor den door de uit die regeling voortvloeiende hoogere opbrengst van het schoolgeld. Evenzeer moeten B. en W. ontraden ge bruik te maken van de door de wet ge schapen mogelijkheid om de inning van 't schoolgeld op te dragen aan de onderwij zers, omdat het eventueele voordeel aan dien maatregel verbonden, naar hun mee ning zeker niet van dien aard zal zijn, dat het zou opwegen tegen het nadeel het welk het onderwijs daarvan zou ondervin den en tegen de lasten welke daaraan voor het onderwijzend personeel zouden zijn verbonden. Aangezien gegeéens betreffende het be lastbaar inkomen bedoeld in de Wet op de Inkomstenbelasting 1914, niet meer zul len worden verstrekt, zal het schoolgeld moeten worden berekend naar den maat staf van de gemengde hoofdsom. In die gemengde hoofdsom zijn de vol gende elementen verwerkt: 1. het zuiver inkomen; 2. het aantal minderjarige eigen of aan gehuwde kinderen, voor zoover deze niet zelf in de gemeentefondsbelasting zijn aangeslagen; 3. het in gezinsverband samenwonen met andere in de gemeentefondsbelasting vallende personen: 4. de plaatselijke levensstandaard, zoo als deze tot uiting komt in de classificatie voor de gemeentefondsbelasting; 5. het zuiver vermogen. Ter verduidelijking van het begrip „ge mengde hoofdsom" geven B. en W. het volgende voorbeeld: een schoolgeldplichtige, gehuwd, drie kinderen, wonende in een gemeente als de onze, welke in de tweede klasse is ge rangschikt, heeft een inkomen van f. 3.000 en een vermogen van f. 25.000.—. In de ge meentefondsbelasting wordt hij alsdan aangeslagen naar een belastbare som van f. 3.000.verminderd met 3 x f. 200. kinderaftrek en vermeerderd met f. 100.— wegens rangschikking van de gemeente in de tweede klasse. De belastbare som be draagt dan f. 2500.Aan hoofdsom ge- meentefondsbelasting is verschuldigd f48 en voor het vermogen aan vermogensbe lasting f. 20.Dit. laatstgenoemde, be drag wordt verminderd met 3 x f. 5.De gemengde hoofdsom bedraagt dan f.48. f. 20.3 x f5.— f53.—. Op grond van de wettelijke bepalingen behoeft geen andere verandering in de schoolgeldtarieven te worden gebracht dan deze, dat het maximum-schoolgeld voor 't gewoon lager onderwijs, in verband met de daling van de gemiddelde kosten van dat onderwijs, van f. 133.tot plan. f. 123. moet worden teruggebracht. Wat het ta rief van het schoolgeld voor het uitgebreid lager onderwijs aangaat, zou eenige ver hooging van het maximum-schoolgeld, wel mogelijk zijn. Aangezien echter schoolgeld plichtigen met een inkomen, waarbij het maximum van het tarief van het school geld wordt geheven, bij dit onderwijs slechts sporadisch voorkomen, zou een verhooging van het tarief hoofdzakelijk drukken op de kleine- en middelinkomens. Waar nu het verlies hetwelk het gevolg zal zijn van de verlaging van het maxi mum-schoolgeld, voor 't gewoon lager on derwijs zal worden opgevangen door de ZIJ DURFDE BIJNA NIETS ETEN. ALTIJD INDIGESTIE TOTDAT ZIJ EEN ONTDEKKING DEED. „Ik kan Kruschen Salts niet hoog genoeg roemen, want lk leed langen tijd aan indi gestie; op 't laatst durfde ik bijna niets meer te eten. Eenige maanden geleden be gon ik Kruschen Salts te nemen, niet meer dan eiken ochtend een beetje in mijn eerste kop thee, en dit bleek werkelijk een prach tige kuur te zijn. Ik ga door met Kruschen Balts, en heb nu geen indigestie meer, lk kan weer gewoon mee eten en voel mij veel beter". Mej. A. P. te S. Indien Uw voedsel niet snel en geregeld door Uw inwendige organen wordt verwerkt, begint het te gisten, er ontstaan gassen en zuren, welke maagpijnen of onpasselijkheid e.d. veroorzaken, zoodat elke voeding een bron van ellende wordt. Bovendien hoopen zich afvalstoffen in Uw lichaam op, welke de algeheele gezondheid schaden. De zes minerale zouten, waaruit Kruschen Salts is samengesteld, hebben de eigenschap Uw inwendige organen aan te sporen tot snelle en geregelde werking. De afvalstoffen zul len zich daardoor niet meer kunnen ophoo- pen en worden geregeld verwijderd. Zoo doende wordt ook de oorzaak van Uw on passelijkheid en Uw maagbezwaren wegge nomen. Slechts de kleine dagelijksche dosis in Uw eerste kop thee of koffie op de nuch tere maag, en alle spijsverteringsklachten behooren tot het verleden. 103 Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en erkende drogisten a f. 0.40, f. 0.70 en f. 1.60 per flacon, omzet belasting inbegrepen. Let op, dat op het etiket op de flesch, zoowel als op de buiten verpakking de naam Rowntree Handels Maatschappij, Amsterdam, voorkomt. (Ingez. Med.) meerdere opbrengst als gevolg van den nieuwen grondslag „hoofdsom vermogens belasting", de nieuwe regeling voor de ge meente derhalve ongeveer dezelfde op brengst zal opleveren als de tot 1 Sept. j.l. geldende en het schoolgeld slechts wordt verhoogd voor een aantal van de school geldplichtigen die een zeker vermogen be zitten of die in gezinsverband samenwonen met andere in de gemeentefondsbelasting vallende personen, zouden B. en W. niet wenschen te zien overgegaan tot verhoo ging van de tarieven van het schoolgeld voor het gewoon lager en uitgebreid lager onderwijs. Verder vestigen B. en W. er de aandacht op, dat door het vervallen van de bepaling, dat het schoolgeld moet worden geheven van de ouders der leerlingen, of bij ont stentenis van beide ouders, van de voog den of verzorgers, de gemeenten thans de vrijheid hebben gekregen zelf te bepalen, wie schoolgeldplichtig zijn en dat thans wettelijk is komen vast te staan, dat van bésllsslngen op bezwaar- en verzoek schriften beroep openstaat bij den Raad van Beroep voor de Directe Belastingen en van diens beslissing beroep in cassatie bij den Hoogen Raad. Wanneer B. en W. eindelijk nog opmer ken, dat krachtens artikel 67, 3e lid, der wet verschillende bepalingen, welke in de bestaande heffingsverordening voorkomen, moesten worden overgebracht naar de ver ordening op de invordering van het school geld, zullen de ontworpen verordeningen op de heffing en invordering van 't school geld geen andere toelichting meer ver- eischen dan deze. dat het practischer scheen het schoolgeld voor de school voor buitengewoon lager onderwijs te zamen met dat Voor het gewoon lager- en uitge breid lager onderwijs bij een en dezelfde verordening te regelen, omdat de beroeps procedure voor het schoolgeld voor die drie soorten van onderwijs voortaan gelijk zal zijn en ook voor de heffing van schoolgeld voor het buitengewoon lager onderwijs geen opgaven betreffende de Inkomsten belasting kunnen worden verkregen. Thans komende tot het schoolgeld voor het Gymnasium en de beide Hoogere Bur gerscholen, deelen B. en W. mede, dat bij paragraaf 3 van bovengenoemde wet nog is bepaald, dat de op het tijdstip van in werkingtreding van die paragraaf (n.l. 1 Maart 1936) van kracht zijnde verordenin gen op de heffing en Invordering v. school geld van gemeentelijke scholen voor mid delbaar- en gymnasiaal onderwijs in de gemeenten, waar overeenkomstige van Rijkswege gesubsidieerde bijzondere scho len gevestigd zijn, met ingang van 1 Sept. 1936 vervallen. Aangezien in onze gemeen te dergelijke, gesubsidieerde bijzondere scholen gevestigd zijn, zal derhalve een nieuwe schoolgeldregeling voor het gym nasiaal- en middelbaar onderwijs moeten worden vastgesteld. Uit de op het desbe treffend wetsvoorstel gegeven toelichting blijkt, dat het in de bedoeling van de Re geering ligt, dat de gemeenten, waar van Rijkswege gesubsidieerde scholen voor gymnasiaal- en middelbaar onderwijs zijn gevestigd, met het oog op de regeling van het Rijkssubsidie voor die scholen, de schoolgeldregeling voor haar eigen scholen zooveel mogelijk in overeenstemming bren gen met de Rijksschoolgeldregeling. Aan gezien nu de bestaande regeling voor het Gymnasium en de beide Hoogere Burger scholen vrijwel een copie is van de vorige Rijksregeling, achten B. en W. aansluiting bij de nieuwe Rijksregeling gewenscht. Aangezien dit tarief ook is gebaseerd op de gemengde hoofdsom, zal de gemengde hoofdsom derhalve voortaan ook de maat staf moeten zijn voor de heffing van schoolgeld voor het Gymynasium en de Hoogere Burgerscholen. Wat verder de voor dit schoolgeld ont worpen verordeningen aangaat, merken B. en W. op. dat er wat de inrichting en wat de redactie betreft, zooveel mogelijk is ge streefd naar overeenstemming met de ont- werp-verordeningen betreffende de heffing er, invordering van schoolgeld voor de ver schillende soorten van lager onderwijs. Ten slotte deelen B. en W. nog mede, dat de in de bestaande verordeningen op de heffing van schoolgelden voor alle bo vengenoemde soorten van onderwijs voor komende bepalingen betreffende het on- leggen van voorloopige aanslagen. n et zijn overgenomen in de ontworpen veror deningen. aangezien B. en W. voortaan niet meer kunnen beschikken over de daar voor benoodigde gegevens.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 13