LEIDSCH DAGBLAD - Eerste Blad Maandag 28 September 1936 Het stopzetten van den gouduitvoer Door Prof. Dr. G. M. Verrijn Stuart, Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht ken, dat er inderdaad maar heel weinig veranderingen behoeven in te treden. Als ons volk zich op die wijze gedraagt dan zullen we, met Gods hulp, ook dezen nieu wen schok wel te boven ko men! DE HANDEN NU INEEN GESLAGEN! Ik ben niet getreden in allerlei techni sche beschouwingen, zooals b.v. over de wer king van het in te stellen egalisatiefonds. Het volk als geheel heeft daaraan geen behoefte en de personen die dat moeten weten, kunnen zich vervoegen bij de Direc tie der Nederlandsche Bank. Wel moet ik nog iets zeggen over de ver klaringen te Parijs, te Londen en te Washington afgegeven, waarbij ook België zich heeft aangesloten. De Nederlandsche regeering heeft de handelsbelemmerin gen en de instabiliteit van het internationale geldverkeer al tijd gezien als de voornaam ste hinderpalen op den weg naar herstel. Het spreekt dus vanzelf, dat zij van harte bereid is mede te werken aan alle pogingen, die ondernomen zullen wor den tot opheffing van die han delsbelemmeringen en tot stabilisatie van het internatio nale geldverkeer, zonder zich daarbij intusschen over te geven aan al te rooskleurige verwachtingen. Ik meen te mogen aannemen, dat de overgroote meerderheid van ons volk ge hoopt heeft, dat wij in staat zouden zijn onze beproefde, rustige, stabiele monetaire politiek te blijven voortzetten. Dat was óók de wensch der regeering en Nederland is daarvan dan ook niet afgeweken vóór dat alle anderen den strijd hadden opgegeven, cn toen voor ons alle kansen op een gun stig resultaat hadden opgehouden te be staan. Thans gelde als wachtwoord: „Niet meer blijven hangen aan het verleden, dat is voor bijgegaan, vooruit zien naar de toekomst." De handen nu allen ineenge slagen en allen saam, met biddend hart en eenparig willen, den nieuwen toestand tegemoet! Deze rede is ook uitgezonden naar Oost en West-Indië en Curasao. Hedenmiddag te 14.20 uur (Nederlandsche Zomertijd) heeft een heruitzending naar de Nederlandsche overzeesche gewesten plaats gevonden. Het doet ons genoegen dat wij den Utrechtschen hoogleeraar Prof. Dr. G. M. Verrijn Stuart bereid hebben gevonden aan de maatregelen der Regeering ten aanzien van den gulden onmiddel lijk een artikel te wijden. De hoogst interessante beschouwing van Prof. Verrijn Stuart zal stellig de belangstelling ontmoeten waarop de autoriteit van den schrijver haar recht geeft. Ook al zullen ongetwijfeld vele lezers het door den hoogleeraar ingenomen standpunt en zijn critiek op de tot dusverre door onze Regeering gevolgde finantieele politiek niet deelen, toch zal zeker voor een ieder de uiteenzetting der gevolgen van den nu door de Regeering genomen maat regel met belangstelling gelezen en overdacht worden. (Red. L. D.) MAATREGELEN TEGEN PRIJSOPDRIJVING. Naar wij vernemen is vanwege de ,egee- ring contact gezocht met de verschillende middenstandsbonden, de grootwinkelbe drijven en coöperaties, teneinde onrede lijke prijsverhooging van levensmiddelen te voorkomen. Het resultaat hiervan is, dat volledige medewerking werd verkregen. Mocht desniettemin onredelijke prijs verhooging plaats vinden, dan zal de regeering met kracht optreden om zulks te verhinderen. Een wetsontwerp tot het tegengaan van onredelijke prijsverhooging van goederen, diensten en huren heeft reeds het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart verlaten. Voorts kan worden medegedeeld, dat de gevolgen van het uitvoerverbod op goud een Ingrijpende verandering in de land- bouwcrisispolitiek noodzakelijk zullen ma ken. waarbij zal vooropstaan, dat met inachtneming van de belangen van den landbouw de prijzen van de eerste levens middelen, met name brood en aardappe len, niet zullen worden verhoogd. Landbouwcrisis-bepalingen. Voorloopig zijn ten aanzien van de land bouwcrisisbepalingen de volgende maat regelen genomen: Alle restitutie-, exportbeschikkingen, enz zullen, met uitzondering van de be schikking voor zoover betreft de teruggave van binnenlandsche heffing op boter, voorzoover de normale hoeveelheden be treft, voorloopig worden stopgezet. Zoo spoedig mogelijk zal worden bekend ge maakt, welke restituties, premies enz. met ingang van 28 September 1936 zullen gelden. Met ingang van 28 September 1936 zal tot nader order geen rogge worden gede natureerd. Dit geldt ook ten aanzien van partijen, waaromtrent reeds toezegging tot het houden van toezicht werd gedaan De steun a f. 2.25 voor gerst wordt met ingang van 28 September 1936 tijdelijk opgeschort. Dorschlngen dienen echter op den ouden voet door te gaan, alle forma liteiten dienaangaande worden voorloopig gehandhaafd. Geen monopolieovereenkomsten zullen ten aanzien van den uitvoer van consump tie- en pootaardappelen naar België en veldboonen naar Dultschland worden aan gegaan. De reductie bij Invoer van Indische mais wordt tijdelijk opgeschort. Voor zoover betreft de Nederlandsche aardappelmeelcentrale is voor alle georga- niseerden tot nader order de verkoop van aardappelmeel stopgezet. De aardappelmeelcentrale aanvaardt geen enkele verplichting voor verkoopen gesloten na 21 September 1936. De Nederlandsche veehouderijcentrale heeft den verkoop van spek door spek- txporteurs stopgezet. Menigeen zal ten zeerste verbaasd zijn ge weest, toen hij, des Zondagsochtends ont wakende. kennis nam van de mededeellng. dat de Nederlandsche regeering. alle voor afgaande verklaringen ten spijt, besloten had tot devaluatie van den gulden Het groote publiek was hier te lande zoo zeer ingesteld op het behoud van onzen ..gaven" gulden en had zich, ook door de regeering .in alle toonaarden zoozeer laten overtuigen van de bedenkelijkheid van „mo netaire experimenten, dat zelfs na het schokkend verloop der gebeurtenissen in Frankrijk in breede kringen aan de hand having van de goudwaarde onzer valuta niet werd getwijfeld. En ziet, opeens was alles veranderd. De slooping van het nog slechts op drie steun pilaren berustende „goudblok". door Frank rijk begonnen, en door Zwitserland voort gezet, werd door de Nederlandsche regee ring voltooid. Is daarmee nu niet een ramp over ons land gekomen welke de regeering zelfs onder de laatstelijk zoo sterk gewij zigde omstandigheden had moeten en kun nen vermijden? Het antwoord op deze vraag luidt rond weg ontkennend. Neen. er is geen ramp over Nederland gekomen. Het besluit van het kabinet Colijn is een wijs besluit geweest, en het eenige, wat men betreuren moet, is, dat het niet enkele Jaren eerder werd ge nomen. Ook nu echter is devaluatie van den gulden voor ons land van uitnemend be lang te achten. Zij zal ongetwijfeld bij velen, die daartoe door de anti-devaluïstische pro paganda zijn voorbereid, afkeuring en ver guizing, of op zijn best doffe berusting vin den. Ten onrechte: de Zaterdagnacht ge troffen maatregel zal, als onze regeering, zooals men verwa'chten mag, verstandig en vastberaden optreedt en het Nederlandsche volk zijn reputatie van nuchtere zakelijk heid niet te schande maakt hoogelijk bij dragen tot herstel van ons nog steeds ge deprimeerd economisch leven. Om de enorme beteekenis van deze koers verandering in onze geld-politek in het licht te stellen zij het ons vergund, het pro- en contra van devaluatie van den gulden, waarvoor wij reeds sinds verscheiden jaren in woord en geschrift het pleit hebben ge voerd, in de herinnering van den lezer te rug te roepen. De economisch depressie, waaronder ons land nog steeds gebukt gaat, heeft zich ge kenmerkt door een abnormaal sterke prijs daling van goederen, inzonderheid van die producten, welke op de vrije internationale markten worden verhandeld Deze prijsda ling was voor een deel het gevolg van oor zaken, bij de goederenproductie zelve gele gen. In de aan de depressie voorafgegane hause hadden verschillende bedrijfstakken zich te snel uitgebreid, terwijl voor een aan tal producten de vrij toegankelijke markten door beschermingsmaatregelen waren ver kleind en dientengevolge met goederen overstroomd werden Verreweg het grootste deel van de prijsdaling was echter niet te wijten aan overmatig aanbod van goederen, doch aan een vermindering van de geld circulatie. Deze geldcirculatie, die bepaald wordt door twee factoren, t. w. de hoeveel- Prof. dr. G M. Verrijn Stuart. heid geld in de verschillende landen (mun ten, goud, bankpapier en als ruilmiddel ge bezigde banksaldi i en de omloopssnelheid van het geld, was in de hausse sterk ge stegen; er heerschte destijds een levendige credietbehoefte. zoowel voor de binnen landsche als voor de Internationale crediet- verleenlng, en het destijds verstrekte cre- diet werd met gulle hand verleend, helaas niet steeds op even soldie basis. Zulk en hausse in bedrijfsleven en cre- dletverkeer komt na zeker aantal jaren on vermijdelijk tot een omslag, die zich dan ook in 1929 heeft voorgedaan. De destijds inzettende prijsdaling werd door twee oor zaken op catastrophale wijze versterkt. Voor eerst ging de conjunctureele omslag zooals deze zich regelmatig in de industrie voor doet, ditmaal gepaard met groote moeilijk heden in den landbouw. En in de tweede plaats kreeg het Internationale crediet een heftigen schok door de Oostenrljksch-Duit- sche bankcrisis van MeiJuli 1931. Een algemeene angst maakte zich van de credietgevers meester. Groote bedragen aan geld, die tevoren in circulatie waren, werden stil gelegd en op gepot. Op de Inflatie van het crediet in de hausse volgde een deflatie, welke in omvang veel grooter was, dan de inflatie, welke er aan voorafgegaan was.- Deflatie der geldcirculatie beteëkent, dat de in de maatschappij geproduceerde goe deren en aangeboden diensten een veel ge ringer geldbedrag ter markt ontmoetten dan tevoren zoodat zij slechts tot verlaagde prijzen afzet kunnen vinden. Deze prijsda ling is aanzienlijk geweest en heeft tot een ontwrichting van tal van verhoudingen in het economisch leven geleld. Die ontwrichting vond haar oorzaak hier in. dat de verschillende goederen en dien sten in zeer ongelijke mate op een deflatie van het geld reageeren. Bij sommige goede ren, met name bij de op internationale markten verhandelde grondstoffen en agra rische producten, is deze reactie sne! en groot, Bij andere prijzen, met name bij de loonen voor bewezen diensten, is de reactie gewoonlijk uitermate traag. Daarbij komt, dat het bedrijfsleven belast is met schul den, welker omvang in geldeenheden gelijk blijft, zoolang Be schulden loopen, en die dus. naarmate de goederenprijzen dalen, zwaarder gaan drukken. Ook de lasten, welke de overheid aan het bedrijfsleven op legt, plegen zich niet gemakkelijk te laten verlagen; bezuiniging bij de overheid is een proces, dat, indien het al plaats vindt, veel tijd vordert, en intusschen gaat het be drijfsleven, van welks inkomsten de over heid leven moet. onder extra zware fiscale lasten gebukt. Zoo ontstaat door een deflatie een alge meene wanverhouding tusschen opbrengst en kosten in het bedrijfsleven, welke wan verhouding verlammend werkt. Uitbreidin gen blijven achterwege, de werkgelegenheid vermindert, de werkloosheid stijgt, bedrijfs- reserves worden ingeteerd, de overheid komt voor groote moeilijkheden, daar zij bij afne mende inkomsten nog voor een extra werk- loozenzorg geplaatst wordt. Door de alge meene „Verlustwlrtschaft" wordt de nel- ging tot credietverleenipg nog geringer, dan zij reeds is; daardoor wordt de deflatie weer verergerd, en zoo belandt men In een vicieu- zen cirkel, die fnuikend is voor de econo mische ontwikkeling. Deze vicieuze cirkel kan op verschillende wijzen worden doorbroken. De eerste me thode, welke gevolgd kan worden is die eener snelle, voldoende en over de geheele linie doorgevoerde verlaging van het kosten- peil der productie. Dit is het wezen der z.g. ..aanpassings"- of „deflatiepolitiek" Naar verwezenlijking van deze politiek is ge streefd in de, thans van het epitheton „voormalige" te voorziene „goudlanden". Gestreefd, maar niet op consequente wijze en niet in afdoende mate. Vandaar, dat van een werkelijke aanpassing der kosten bij het gedaalde prijsniveau der goederen en van 'n wezenlijk herstel van de rendabiliteit van het bedrijfsleven en van de concurren tiekracht op de internationaal toegankelijke markten geen sprake is geweest. De andere weg. die ter opheffing van de wanverhouding tusschen opbrengst en kosten in het bedrijfsleven gevolgd kan wor den, is die van een correctie van het geld. De geldeenheid van de meeste landen was vóór het intreden der depressie gebonden aan het goud; door de inwisselbaarheid van het bankpapier in goud bestond er een vaste relatie tusschen de geldeenheid en een be paald quantum van het edele metaal. Als gevolg van de deflatie waren geld en goud tezamen, krachtens hun onderlinge ver bondenheid, tegenover de goederen in waarde gestegen. Wanneer men nu de be staande banden tusschen geld en goud slaakt en óf een nieuwe, doch lagere goud- waarde voor de geldeenheid vaststelt óf voorshands het geld tegenover het goud laat „zweven" op een lager peil dan de vroegere pariteit, zoo corrigeert men geheel of ten deele de deflatie van het ruilmiddel. Dit is het wezen van de devaluatie-poli tiek, zooals deze op verschillende wijzen is gevolgd door Engeland en een aantal lan den, die hun geldeenheid de bewegingen van het pond deden volgen, en daarom als „Sterling-club" worden aangeduid: door de Vereenigde Staten, door België, door Tsjecho-Slowakije, enz. enz. Deze devaluatlepolitiek heeft door het snelle herstel van de verhouding tusschen opbrengst en kosten, hetwelk er het gevolg van is, en door de uitschakeling van verdere deflatorische invloeden van de zijde van het geldwezen, tot een aanmerkelijk herstel van de economische bedrijvigheid en de renda biliteit en daardoor ook tot verbetering van de positie der overheidsfinanciën gevoerd. Ondanks deze gunstige resultaten hebben de voormalige goudlanden tot het einde der vorige week toe geweigerd om ook hunner zijds tot devaluatie over te gaan. Onze Re- geeiing en de President van de Nederland sche Bank hadden verschillende bezwaren tegen devaluatie, welke hen tot deze afwij zende houding brachten. Wij willen er en kele van vermelden. Vooreerst werd devaluatie immoreel ge acht; men zag er een soort van „muntver- valschlng" in. Ten onrechte: devaluatie als correctie eener deflatie is geenszins immo reel, maar juist het teniet doen van een misstand in het geldwezen, die door zijn ontwrichtende werking op het bedrijfsleven en door de extra belasting van alle schul denaren uitermate immoreel geacht moet worden. Niet de correctieve devaluatie, maar juist de deflatie ontmoet moreele bezwaren. Voorts vreesde men, dat als gevolg van devaluatie de levenskosten van arbeiders en rentetrekkers dusdanig zouden stijgen, dat zulks op een formeele beroovlng van deze groepen ln de maatschappij zou neer komen. Van zulk een beroovlng van den arbeider en van den kleinen man is echter in de devaluatie-landen geen sprake ge weest. De hoogte der levenskosten is in Engeland sinds de devaluatie vrijwel sta biel gebleven. Dat kan hier te lande na devaluatie niet verwacht worden. De hoo- gere prijs onzer invoergoederen zal In een aantal gevallen de levenskosten omhoog drijven Prof. Polak uit Rotterdam bere kende in 1933. dat bij 25% devaluatie hier te lande de levenskosten zouden stijgen met 57%. hoewel in dat geval de prij zen aan de grens met niet minder dan 33 1/3 omhoog gaan. Dit verschil in stijging laat zich gemak kelijk verklaren. Zooals de prijs van dien sten in het binnenland en de druk der overheidslasten in tijden van deflatie moei lijk omlaag te brengen zijn, zoo stijgen deze ook traag na devaluatie. Practlsch blijven na devaluatie tal van binnenland sche kosten, uitgedrukt in Nederiandsch geld precies gelijk; men denke slechts aan rentelasten, overheidstarieven voor gas, electrlcltelt, water, e.d., aan belastingen, en voorts aan veie „verstarde" loonen en sa larissen. De consument merkt dientengevolge in zijn levenskosten de werking der devaluatie rnaar In zeer verzwakte mate. En te min der zal hij er van merken, wanneer van de devaluatie gebruik gemaakt wordt om een aantal steunmaatregelen, invoercontingen ten, en dergelijke, die onder den drang van den nood der tijden werden ingevoerd, maar waarvan ons land beter vandaag dan morgen weder bevrijd kan worden, pari passu met de devaluatie te vermin deren of zoo mogelijk geheel af te schaffen Als consument zullen arbeider en spaar der dus weinig van de devaluatie gewaar worden met uitzondering van speciale ge vallen, zooals het invoeren van Amerikaan- sche auto's of het maken van buitenland- scbe pleizierreizen, waar zij den vollen druk der devaluatie zullen ondervinden; dat is jammer voor de betrokkenen, maar het is geen nationale ramp! Ais producent zullen de arbeiders de groote voordeelen ondervinden van het herstel van Nederland's internationale concurrentie kracht. Dat voordeel is met enkele procen ten duurder levensonderhoud waarlijk niet te duur betaald! En de spaarder zal het groote voordeel genieten, dat zijn vordering, die door den deflatorischen druk op tal van debiteuren maar al te vaak gevaar van insolventie loopt, beter wordt, en dat hij, zij het al weer tot het offer van eenige meerdere levenskosten, een veel grootere bestaans zekerheid krijgt dan thans. Wat de voordeelen voor de overheid zul len zijn, is zonder meer duidelijk. Als de valuatie ertoe bijdraagt om de rentabili teit van het bedrijfsleven te vergrooten en om de bedrijvigheid in landbouw, industrie, handel en verkeer wegens een betere ver houding tusschen opbrengst en kosten te doen toenemen, zoo profiteert de overheid daarvan automatisch. Zij ziet haar uitga ven dalen door minder sociale lasten en zij ziet haar inkomsten stijgen, terwijl zij tevens de gelegenheid krijgt om het werk van crisisregelingen welke een niet met de noodige consequentie gevoerde deflatie-po- litlek noodzakelijk met zich brengt, zooal niet geheel, dan toch voor een deel weg te bezemen. Dat alles is voor hen, die de ontwikke ling in de devaluatielanden gedurende de laatste jaren met die der voormalige goud landen hebben vergeleken, zoo duidelijk, dat het waarlijk verbazingwekkend is, dat onze regeenrlng zoolang blind is gebleven voor de voordeelen der muntcorrectie. Naast de bezwaren, welke wij reeds noemden, werd ook steeds herhaalt, dat devaluatie geen duurzaam economisch her stel kan brengen, doch slechts tijdelijk voordeel kan verschaffen. De begrippen „duurzaam" en „tijdelijk" zijn in de eco nomie moeilijk bruikbaar. Werkelijk duur zaam is'er zeer weinig. Maar wanneer men ziet, dat gedurende een reeks van jaren de devaluatielanden zich in opgaande, de goudlanden in neergaande lijn bewegen, wanneer men verder overweegt, dat deva luatie niet anders beoogt, dan 'n redelijke correctie op een aanwijsbaren en fnuiken- aen misstand in de regeling van het geld wezen, en dat het er om gaat deze mis stand, die anders inderdaad weieens „duur zaam" zou kunnen worden, uit te snijden, zoo zal men moeten erkennen, dat de deugdelijkheid van het vroeger hier te lande Ingenomen standpunt wel zeer twij felachtig was. Men kent den boom aan de vruchten En de vruchten van onze deflatle-polltlek waren miserabel. Welke met de noodige objectiviteit samengestelde vergelijking van het economisch leven der verschillende landen men ook nasloeg, overal stuitte men op een achterstand van de voormalige goudlanden, vergeleken bij de rest. Zoo b.v. bij den loop der werkloosheid; uit het om vangrijke desbetreffende materiaal doen wij een enkelen greep door weergave van «enige cijfers, voorkomende in de Econo mische Kroniek in de Septemberaflevering van De Economist. Vergelijkt men het niveau der levenskoa- ten hier te lande met dat ln Engeland om eenlz idee te krijgen van de Internationale concurrentieverhoudingen, zoo krilgt men het volgende beeld: Indexcijfer der kosten van levens onderhoud. Amsterdam Engeland 1931 100 100 1932 93 98 1933 92 95 1934 93 96 1935 90 98 Wanneer meh dan bedenkt, dat terzelf der tUd het pond sterling, waarin de En- eelsche levenskosten zlin uitgedrukt, circa 40 ten opzichte van den gulden is ge- deorecieerd. zoo ziet men. welken achter stand Nederland nog had moeten inhalen, wanneer het alleen langs den wee der aan passingspolitiek zlin concurrentiekracht ten opzichte van het centrum der sterlinglan- den had willen herstellen. Bil de loonen is het alweer hetzelfde. De Engelsche index van gemiddelde weekloo- nen daalde tusschen 1931 en 1935 circa 2 de Nederlandsche uurloonindex daalde in dezelfde periode met circa 16 Wij weten, dat deze clifers niet zonder meer met elkander vergelllkbaar zlin. maar zelfs als men voor Nederland een gemiddelde loondaling in alle bedrliven van ongeveer 30 zou mogen aannemen, dan nog is het duidelijk, hoe groot de achterstand ook oo dit eebied ten opzichte van Engeland is. En daarbll dient dan alweer rekening ge houden te worden met het feit dat Enge land zich met zlin werkloosheid reeds in de goede richting beweegt. terwHl hier te lande de werkloosheldllin die zoo aanzien- llik gestegen is, eerst In neerwaartsche r ichtlng moet worden omgebogen, zoodat hier wel een extra druk od het loonniveau noodig zou zlin. Zoo kan men wel doorgaan. Maar het schltnt niet noodig om er thans over uit te weiden. Zeker is het dat het de aller hoogste tlid was om od het gebied van de economische politiek hier te lande tot drastische maatregelen over te gaan. Met de deflatiepolitiek moest men vastloopen. Dat thans tot devaluatie wordt overgegaan, stemt daarom ook al komt deze maatregel naar ons gevoelen eenige laren te laat en ook al hebben wil door deze vertraging heel wat ellende te verduren gehad en heel wat voordeelen gemist, tot groote vreugde. Daarbli komt nog een gunstige omstan digheid. Van devaluatie in de goudlanden werd tot dusverre steeds gevreesd dat deze tot een „valuta-wedlooo" met Engeland en Amerika zou aanleiding geven. De kans daaroD is na de duideliike uit latingen van Britsche en Amerlkaansche zllde vrijwel geheel uitgeschakeld. Men moge wat optimistisch zlin wanneer men reeds van een .monetaire entente" spreekt; daartoe toch hebben de genoemde landen zich teveel vrliheld van beweging voorbe houden. Maar wel is het volkomen duldellik. dat in de Angelsaksische landen niet od verdere depreciatie van de valuta ten op zichte van het goud wordt aangestuurd, maar integendeel od een de facto sta bilisatie, welke een machtige hefboom voor Internationaal herstel zal blijken en waarop onder de noodige hier niet nader te be- besDreken waarborgen t.z.t. een de Jure stabilisatie zal kunnen volgen Nog om een andere reden is het oogenblik voor een Nederlandsche devaluatie gunstig. De goudvoorraad der Nederlandsche Bank is laatstelijk aanmerkelijk versterkt. Dat geeft de centrale Bank de gelegenheid om snel de controle over de buitenlandsche wis selkoersen te verzekeren, terwijl bovendien op dezen goudvoorraad een aanzienlijke boekwinst zal worden gemaakt, een voor deel, dat als zoodanig niet behoeft te doen besluiten tot devaluatie, maar dat ingeval van een om andere redenen gewenschte devaluatie toch als een zoet winstje kan worden meegenomen en dat uiteraard aan de gemeenschap d. i. aan den staat, ten goede moet komen. Tenslote, waar zouden wij met ons geld wezen gebleven zlin, als het kabinet Collin niet nu gedevalueerd had? Nederland zou dan het eenige land zlin. dat zlin hooze valuta behouden zou hebben. Elders ln de wereld zou men zlin geld met aanmerkelijk minder kans oo devaluatie hebben kunnen bewaren dan In het niet aangepaste goud land Nederland. Men kan zich gemakkeUlk voorstellen tot welk een massale uittocht van geld naar Londen en New York zulk een situatie aanleiding zou hebben gegeven en onder welk een onhoudbaren druk de centrale Bank dan bij voortduring gestaan zou kunnen hebben. Ook daarom is het beslultt van onze re geering een wits besluit. Nu zal het echter verder zaak zlin om uit den getroffen maatregel het maximum aan voordeel te halen dat er voor de Nederlandsche volks huishouding in zit; met name zal de re geering de door de devaluatie geboden ge legenheid moeten aangrUoen om tal van hinderende en storende crisismaatregelen, die door de devaluatie overbodig worden, zoo sboedie mogelijk oo te heffen, teneinde een zoo groot mogellike bewegingsvrijheid aan ons economische leven te hergeven en daarmee vrli baan te maken voor het eco nomisch herstel De monetaire aanpassing bil de devaluatielanden, waartoe Nederland thans overgaat moet de brug vormen, waar langs Nederland den weg naar weder- inschakeling ln het wereldverkeer zal in slaan. Zeker wli weten, dat devaluatie daartoe alleen niet voldoende is: wli heb ben haar nimmer als panacee beschouwd en doen dat ook nu niet. Zoo zal b.v.. als de uitvoer van een Nederiandsch product In het buitenland eecontineenteerd is. de omvang van onzen exDort door devaluate niet verbeteren maar alleen de renda biliteit. daar de exporteur meer guldens AANTAL WERKLOOZEN. Landen met bevolkingscijfers in milli oenen. 1. Meest re- 2. Cijfers 1 3. Verschil in cente cijfers jaar tevoren pCt. 1 en 2 Vereenigde Staten 126,0 België 8,2 Denemarken 3,7 Engeland 40,6 Noorwegen 2,9 Zweden 6.2 Frankrijk 41,9 Zwitserland 4,1 Nederland 8,5 11.259.000 136,115 61.285 1.401.665 22.145 57.214 420.776 75.127 371.188 12 289.000 138.376 63.10° 1.636.031 26.22' 64.61' 380.55! 59.678 340.635 9.1 1,6 2,8 —143 —15.6 —11,4 10,5 25,9 9,0 2—1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 2