EEUWFEEST KON. NED. GROFSMEDERIJ. Een nationale industrie met internationale vermaardheid. Ir Jaargang 31 Augustus 1836 - 1936. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 28 Augustus 1936 Derde Blad No. 23443 Frontaanzicht van de fabrieksgebouwen tiewerkDlaats met od den achtergrond Bij Kon. Besluit dato 15 Juli 1836 werd lan W. A. Bake c.s. te Leiden vergunning redeend „tot het oprigten eener Grofsme derij met ijzeren hamers en pletrollen, ge- dieven door een of twee stoomwerktuigen" in op 31 Aug. d. a. v. werd die oprichting ren feit. zoodat Maandag 31 dezer de Ko ninklijke Nederlandsche Grofsmederij haar honderd jarig bestaan zal herdenken. De akte van oprichting. In de akte van oprichting, wcike op dien dag ten overstaan van den Leidschen no taris A. B. Barkey Nzn. werd gepasseerd, ten wij het volgende Op den een en dertigsten Augustus acht tien honderd zes en dertig, compareerden roor Anthony Bernardus Barkey Nico- 'aiszoon; openbaar Notaris, te Leyden in Zuid-Holland residerende, in tegenwoor digheid van de nagenoemde ondergelce- tende getuigen: De HoogwelGeboren Heer Jonkheer Meester Jean Gijsberto de Mey, Burge meester der Stad Leyden, in qualiteit als door zijne Excellentie den Staatsraad, Gou verneur van Zuidholland, krachtens zijner Majesteits besluit van den vijftienden July achttien honderd zes en dertig, numtnero 12; verzocht om hem Staatsraad, Gouver neur, als bij zoo evengemeld Koninglij k besluit geautoriseerd, om zijne Majesteit den Koning ten dezen te vertegenwoordi- gen of te doen vertegenwoordigen, in die zijne qualiteit ten deze te vervangen, en zulks bij besluit van zijne Excellentie, van dato den vijf en twintigsten July achttien honderd zes en dertig, numero 1193/1118; ran welke beide zoo even aangehaalde be sluiten, afschriften aan de minute dezes ajn geannexeerd, om met deze minule te ïorden geregistreerd; (ie HoogWelGeboren Heer Jonkheer Da niel Francois van Alphen, Lid van de Treeedc Kamer der Staten Generaal, wo nende te Leyden; de WelEdelen Gestrengen Heer William Archibald Bake, Luitenant-kolonel der Ar tillerie, wonende te Leyden; Nog dezelfve Heer Bake, als mondelin- gen lasthebbende van de Heer Bernardus Alberdingk, Olie Handelaar en Kuiper, renende te Amsterdam, van Zijne Excel lentie de HoogWelGeboren Heer Johannes Baron van den Bosch, Luitenant Gene ral en Minister van Koloniën, wonende te 'r-Gravenhage; van zijne Excellentie de HoogWelGeboren Heer Hendrik Jacob Ba- ïon van Doorn. Minister van Binnenland de Zaken, wonende te 's-Gravenhage, fflz. enz. volgen de namen der compa ranten Dewelken verklaarden, met elkander te hebben aangegaan eene naamlooze Maat schappij, welke te Leyden zal gevestigd zijn, lot het versmeden van oud ijzer en het rervaardigen van zwaar ijzerwerk, en daarvoor onderling, onder inwagting van de Koninglij ke bekrachtiging der Maat schappij en goedkeuring harer statuten, te hebben vastgesteld zoodanige bepalingen en voorwaarden, als in onderstaande ar tikelen zijn omschreven". De statuten. De statuten vermeldden o.a., dat ,de Maatschappij wordt aangegaan voor den 'lid van 25 jaar. Zij zal moeten worden entbonden, als de balans een verlies van veertig ten honderd aanwijst. Onder- goedkeuring des Konings, zullen de deel hebbers echter in eene algemeene verga dering met algemeene stemmen kunnen hesluiten tot de voortzetting met het ver minderd kapitaal of om het verlorene ge deelte daarvan wederom aan te vullen". Het kapitaal werd bepaald op f. 200.00C verdeeld in twee honderd aandeelen van '1000.— elk en waarin Z. M. de Koning der Nederlanden deelnam voor twaalf aan deden. Ten tijde van het verlijden der «te van oprichting werd reeds voor een deorag van f. 181.000.— aan aandeelen ge- tlaatst en op 18 Dec. van hetzelfde jaar Jas het geheele kapitaal bijeen. Het be suur der „Sociëteit" werd opgedragen aan '"r commissarissen, te weten de heeren A Hartevelt Jzn., C. Leembruggen, A. L. J®"ijn en mr. J. C Bucaille en aan de sectie, tezamen vormende den Raad van ?®™istratie. Tot de bevoegdheden der wnmissarissen behoorde o.m. (in overleg Set de directie) de benoeming van „den ™d(houder en deszelfs klerk en de rege- "S hunner bezoldiging". "«directie werd toevertrouwd aan den ,1, W- A. Bake en diens zoon H. A. Bake adjunct-directeur De akte werd gepas- 'n de Stadsgehoorzaal op de „Bree- aat", waarbij de Leidsche „kleeder- aan de Zijlsingel-ziide. Van links naar het administratiegebouw en geheel rechts makers" Jan du Croix en Abraham Ver- straaten als getuigen optraden. In de vergadering van „deelhebberen" d.d. 4 Sept. 1839 werd besloten het aandee- lenkapitaal tot f. 300.000.uit te breiden; Z. M. de Koning gaf wederom blijk van zijn goede gezindheid jegens de Neder landsche industrie door voor eigen reke ning in het nieuwe kapitaal voor f. 25.000 deel te nemen en er Zijn goedkeuring aan te hechten, dat de resteerende f. 75.000. werden verstrekt uit het Fonds tot aan moediging der Nationale Nijverheid. Een gedeelte dier aandeelen is nog in het bezit der Koninklijke Familie. De aanbesteding. Op 15 Sept. 1836 werd in „het logement aan den Bergh" publiek aanbesteed het maken van een gebouw benoodigd tot, het oprigten eener Grofsmederij, op een ter rein,- gelegen op de Vestwalle tusschen de Ztyl- en Hoogewoerdspoorten". De bouw werd voor f. 23.000 opgedragen aan den aannemer Karei Blansjao» Jr.; de levering van een 40 P.K. stoommachine voor f. 17.000 aan de firma Bögel en Dinnendahi te Ysselbosch, De eerste jaren. Een van de eerste moeilijkheden, waar voor de oprichters zich geplaatst zagen was de vraag, hoe aan het benoodigde oud ijzer te komen. Herhaaldelijk werd bij de Kroon aangedrongen op de.heffing van een verhoogd .uitvoerrecht op oud ijzer doch tevergeefs Meer succes oogstte een aanvrage om vrijdom van accijns voor de benoodigde steenkolen, waarop goedkunstig werd beschikt in dien zin, dat met ingang van 1 Jan. 1837 vrijdom werd verleend voor een maximum van 37.000 mud 's jaars. De eerste partij oud ijzer, ad 3 a 4000 K.G. werd betrokken van de weduwe A. Zuur te Leiden voor den prijs van f.7. per 100 K.G. De fabricatie was nog niet goed en wel begonnen of de directie deed het voorstel om ook oud en nieuw gegoten ijzer tot stafijzer te verwerken, waardoor jaarlijks 1,500.000 K.G stafijzer van ver schillende afmetingen zou kunnen wor den verwerkt. Daartoe ware evenwel een grootere opzet noodig, waarvan de kosien door den directeur werden geraamd op f. 113.000.Dit plan kon echter niet de goedkeuring van commissarissen wegdra gen: wel werd besloten een zwaarderen hamer aan te schaffen. De eerste belangrijke order was die van, 1 millioen K.G. spoorstaven ten behoeve van den aanleg van de spoorlijn Amster damHaarlem. Hiervan werd echter 450 ton in Engeland vervaardigd, aangezien hier moeilijkheden werden ondervonden bij het z.g.n. „regtcn van de rails". Einde 1837 kon de directeur meded.-eien, dat het bedrijf eerdaags in werking kon worden gesteld en op 12 Juni van t vol gende jaar kwam het college van Burge meester en Wethouders de fabriek be zichtigen. Al spoedig bleek de noodzakelijkheid om ijzer van grootere dimensies te fabricee- ren, waartoe groote cylinders werden aan geschaft. Op een aanvrage van het Departement van Marine om kanonskogel--- en projec tielen te maken werd „na deliberatie hier omtrent geresolveerd aan het Departement in zeer vriendelijke bewoordingen te ken nen te geven, dat deze fabriek nog niet genoegzaam zoo is ingericht om aan der gelijke ieveranciën te kunnen voldoen'". Met begrijpelijke vreugde namen com missarissen en directie kennis van een rap port van datzelfde departement, waarin werd getuigd, „dat de deugdzaamheid van het stafijzer niet alleen aan de verwach tingen beantwoordt, maar zelfs niets te wenschen overlaat". Kort daarna werd ook prijsopgave ge vraagd van kabelkettingen en ankers en het proefanker, dat in 1840 werd besteld, bleek bij de marineautoriteiten zoozeer in den smaak te vallen, dat een groote be stelling van dertig ankers volgde. Sindsdien is het contact met de Neder landsche Marine nimmer verbroken ge weest. Nog geen tien jaar na de oprichting werd met het Ministerie van Marine een overeenkomst gesloten voor den aanmaak van benoodigd ijzerwerk ten bedrage van minstens f. 20.000 s jaars. Tot dat ijzerwerk behoorden niet alleen ankers, maar in latere jaren ook klokbakenboeien, terwijl in opdracht van het Departement van Ko loniën ook „ligters" werden vervaardigd. De eerste ijzeren schuit werd in 1841 afge leverd. In 1839 ontstond een conflict tus schen commissarissen en directie, hetgeen ertoe leidde, dat eerst de adjunct-directeur rechts de draaierij, de gieterij, de construc- op den voorgrond de scheepsbouwwerf. en het volgende jaar ook de directeur af trad. Zij werden opgevolgd door den heer W, Wolters, voordien boekhouder. Het aantal werklieden bedroeg in het jaar 1839 70 a 80, De productie beliep 314.000 K.G. spoorstaven en 378.400 K.G. stafijzer. Koninklijk bezoek. Op 1 Juni 1840 genoot de fabriek de eer van het persoonlijk bezoek van Z. M. Koning Willem I, Die bij deze gelegenheid Zijn beschermende medewerking toezegde. Een rechtstreeksch gevolg van dat be zoek was wellicht Zijn opdracht tot het vervaardigen van een ijzeren orangerie in zijn Palels voor de somma van f. 30.000 en van de ijzeren kribben voor de in aan bouw zijnde kazerne te Den Haag. Een belangrijke opdracht was voorts nog de levering van 435.000 K.G. hulpsporen voor den spoorweg Amsterdam-Arnhem. Gaven de eerste jaren na de oprichting een verliessaldo te zien, het jaar 1841 ver toonde het eerste winstcijfer, n.l. f. 1326.45. In de volgende jaren bleef het bedrijf zich gestadig ontwikkelen. Het jaarverslag over 1845 vermeldde o.a. dat „de werking der fabriek hoe lan^è): hoe meer beant woordt aan de bestemming, die men haar, door ondervinding geleerd, heeft willen geven".... en dat „de leveringen jaarlijks vermeerderen. Reeds is f. 26.000 aan ar beidsloon uitbetaald en is voor f. 80.000 aan bestellingen aanwezig, ongeacht de eontractueele f. 20.000 voor de Marine". Ook het afzetgebied breidde zich steeds uit. Zoo verstrekte het Oostenrijksche gou vernement een belangrijke order voor an kers en werd voor Indische rekening een aanzienlijke hoeveelheid stafijzer benevens een groot aantal bedkoetsen (d.z. ijzeren ledikanten) naar de Oost verscheept. In 1847 waren in totaal 700 ankers ver vaardigd, waarvan het zwaarste een ge wicht had van 3300 K.G Het aantal ar beiders bedroeg in 1848 150. Hoezeer het Koninklijk Huls de ontwik keling van het bedrijf met belangstelling gadesloeg, bleek ook weer in 1850. toen aan de Grofsmederij op aanvraag het praedicaat „Koninklijke" werd verleend. In dat zelfde jaar werd ook de eerste opdracht tot het vervaardigen van kabel kettingen ontvangen, hetgeen de aanschaf fing van een hydraulische pers ter beproe ving van ankers en kettingen noodzakelijk maakte. Ondanks deze uitgaven werd over dat boekjaar een winst behaald van bijna f. 13.000, welk resultaat aan commissaris sen vrijheid gaf om aan de vergadering van aandeelhouders voor te stellen de eerste dividend-uitkeering ad 2'Vo te verrichten. In de daaropvolgende jaren groeide dit dividend geleidelijk tot gemiddeld 7°/o. De vermeerdering der werkzaamheden maakte een uitbreiding van het fabrieksterrein noodzakelijk, welke werd verkregen door van de gemeente 900 vierkante ellen gronds aan den Stadsvestwal aan te koopen. Het debiet, dat in 1851 nog f. 159.000 bedroeg, was in 1860 reeds tot f. 300 000 gestegen, met een winstcijfer van f. 28.000. Van de bestellingen uit dien tijd noemen wij de levering van zestien ijzeren schuiten naar Java, een ijzeren gebouw voor de Marine en een ijzeren brug over de Westerhaven te Rotterdam Het verschillend karakter dezer leveranties was de aanleidende oor zaak, dat in 1859 artikel 1 der statuten werd aangevuld met de woorden „en het vervaardigen van ijzer en ander metaal werk met de aankleve van dien". Ook werd de Grofsmederij uitgenoodlgd deel te nemen aan de inschrijving voor den bouw van het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, welke was begroot op f. 800.000, doch na langdurige discussies besloten commissarissen met 3 tegen 2 stemmen den voorzichtigen weg te bewandelen en zich van inschrijving te onthouden. Na den dood van den directeur, den heer Wolters in 1861 bleek, dat de Inventaris ongeveer f. 100.000 te hoog op de balans voorkwam, zoodat besloten werd geen divi dend uit te keeren alvorens het verlies was ingehaald. Dank zij de voortvarende en buitenge woon bekwame leiding van den nieuwen directeur, den heer D. L. Wolfson, voor dien kapitein-luitenant ter zee bij het In dische Zeewezen en laatstelijk directeur van de fabriek voor de Marine en het Stoomwezen te Soerabaja, was dat reeds na slechts twee jaren het geval, zoodat in 1863 weer 27s% dividend kon worden uit gekeerd en het volgend jaar zelfs 8°/«. Onder zijn leiding kwamen verscheidene groote uitbreidingen tot stand en beleefde de Grofsmederij een tijdperk van grooten bloei. Zoo werden o.a. een groote en een kleine stoomhamer met twee gloeiovens geplaatst benevens zes groote smidsvuren, een stoom- cylinder met drie rollen, een stoomketel, een schroef- en moerensnijder, enz. Op zijn advies werd mede besloten tot opheffing van de gieterij. Behalve de leveranties van alle ankers en kettingen, zoowel hier te lande als in Indië. waarmede een bedrag van ruim f. 100.000 was gemoeid, wist de heer Wolf son de levering te erlangen van al het an dere benoodigde marine-ijzer. Geen won der, dat bij den aanvang van 1865 voor liefst f. 200.000 aan bestellingen op uit voering wachtte! Voor het bedrijf werd een 10 tons ijzeren laad- en loskraan besteld; Indië verstrekte order voor den bouw van vier spoorweg bruggen, een ijzeren torenkustlicht, tal rijke laadprauwen, en een stationsoverkap ping, terwijl hier te lande opdracht werd gegeven tot den bouw van een draaibrug in de spoorbrug over het Hollandsch Diep Tot groot leedwezen van commissarissen werd de heer Wolfson in 1867 benoemd tot directeur der Nederlandsche Stoom bootmaatschappij te Rotterdam, welke functie hij het volgende jaar aanvaardde, nadat commissarissen tevergeefs hadden getracht om de beide functies in den heer Woifson te combineeren. Tot zijn opvolger aan de K.N.G werd benoemd de heer ir. P. van Bleiswijk Ris, die ook den heer Wolfson in Soerabaja was opgevolgd. Ir. v. Bleiswijk Ris, directeur. Toen deze zijn directoraat aanvaardde, bleek het hoogtepunt juist bereikt. De lagere contractprijzen en minder gunstige condities deden de winst, welke in 1867 nog f. 33.000 had bedragen, dalen tot f17.000, niettegenstaande een stijging van den omzet van f. 361.000 tot f. 464.000. Het aantal werklieden bedroeg toen 180. De vette jaren werden door magere gevolgd en het boekjaar 1872 toonde zelfs een verliescijfer van f. 10.600. welk nadeelig saldo voornamelijk was ontstaan door de slechte uitkomsten van de „stafijzer- fabrlcaadje". Liquidatie overwogen. Zulks leidde zelfs tot de benoeming uit de actionarissen van een commissie ad hoe, welke tot taak had de wenschelijkheid van voortzetting of liquidatie van het bedrijf te onderzoeken. In de algemeene vergadering van 31 Mei 1873 werd met 23 tegen 9 stemmen besloten de fabriek bij wijze van proef gedurende de jaren '73 en '74 gaande te houden, met deze restrictie, dat in die jaren geen staf ijzer zou worden geproduceerd. In het voorjaar van 1875 werd de be slissing verdaagd tot het volgende jaar en toen werd. nadat de voorgaande jaren alle een bescheiden winstsaldo hadden opge leverd, met algemeene stemmen tot voort zetting besloten. Evenwel zou het wals- werk worden opgeheven. Het balanstekort was toen teruggebracht tot f. 49.000 en in 1877 geheel verdwenen. Zelfs kon een schuld ad f. 48.000 aan den boedel van Koning Willem II worden afge lost. Inmiddels was een schaaf- en draaibank aangeschaft en een sleephelling gemaakt, terwijl namens de Vereeniging van Assu radeuren Hollandsche Lloyds een officieele keurder was aangewezen, die de bevoegd heid bezat na de beproeving der ankers en kettingen een certificaat van deugdelijk heid uit te reiken, dat ultteraard grootere beteekenis had dan het eigen certificaat, welke hooge eischen men ook aan het eigen product stelde. Een ministerieel getuigschrift. Op 27 September 1877 bezocht de toen malige minister van Marine het bedrijf en de goede indruk, die Zijne Excellentie daar van kreeg, vond zijn practische bevesti ging tijdens een storm, die twee jaar later onze kusten teisterde. De minister zond daarna een schrijven, waarin hij hulde bracht, aan de degelijk heid en deugdzaamheid der ankerkettingen en grondtakels en sprak zijn vertrouwen uit .dat de met bedoelde grondtakels ver kregen uitkomsten voor de K.N.G. een spoorslag temeer zullen zijn om op den tot heden gevolgden voet voort te gaan en de Marine steeds in het bezit te stellen van ankers en kettingen, welke door geene van vreemden oorsprong kunnen overtrof fen worden". En bij de behandeling der Slaatsbegrooting 1882 in het parlement liet minister Taalman Kip zich eveneens in zeer waardeerende bewoordingen uit over de producten der K.N.G Op zijn bevel werd in de bestekken van het Departe ment van Marine de bepaling opgenomen, dat de benoodigde ankers en kettingen van de K.N.G. betrokken moesten worden! In het jaar 1880 liep ook de eerste stoomboot van stapel. Het dividend in de jaren '80—'85 va rieerde van ll1/!li'h'lc. Met ingang van 1 Mei 1886 vroeg en ver kreeg ir. Van Bleiswijk Ris eervol ontslag als directeur en werd opgevolgd door den heer C. Bonger. sedert 1871 als ingenieur aan het bedrijf verbonden, die in dat laatste jaar ir. Plemp als zoodanig was op gevolgd. C. Bonger directeur. De heer Bonger was de eerste, in wien de functies van directeur en ingenieur wa ren vereenigd. De belangrijkste voorvallen uit de eerste jaren van zijn bewind waren het maken van een dwarshelling. de eerste ketting leverantie naar Duitschland en de weder- inrichting eener gieterij. De voortdurende groei van het bedrijf en daarmede verband houdende meerdere behoefte aan fabrieksterrein (o.a. werden van de gemeente de gronden der voorma lige Aschschuur en vuilnisbelt aange kocht) maakten diverse geldleeningen noodzakelijk, welke zonder moeite werden verkregen. Uit deze gelden werd o.a. de aanschaffing van een hydraulische klink- inrichting bekostigd, benevens °en ingrij pende verbouwing, waarop vo< f. 176.000 werd ingeschreven. Ook werd een nieuw magazijn gebouwd, waarmede een bedrag van f. 30.000 gemoeid was. In 1889 bezocht de minister van Marine andermaal de Grofsmederij en in hetzelfde jaar werd ook begonnen met de fabricage van z.g.n. stoklooze ankers volgens een vin ding van den directeur. Blijkbaar groeiden dezen laatsten de werkzaamheden over het hoofd, want in datzelfde jaar werd ing. A. M. Touw als ingenieur aan het bedrijf erbonden. De bestellingen bleven in grooten getale binnenkomen: wij noemen de levering van een gashouder voor rekening der Stedelijke Lichtfabrieken, de draaibrug aan de Turf markt, twee stoombooten voor een Duit- sche onderneming, vijf petroleumtanks voor de Petroleummij., enz. In het iaar 1897 werd de record-omzet van f 900.000 behaald hetgeen een divi- dmiduitkeering van 10"'n en zeer belang rijke afschrijvingen en reserveeringen mo gelijk maakte. Bovendien werd in dat jaar overgegaan tot den aankoop van een groot fabrieks terrein te Leiderdorp met de bedoeling hier een fabriek te stichten voor den aan maak van kettingen volgens een Ameri ka->nsch systeem. Na onderhandelingen met den ketting- industrieel Garland werd van deze 't recht verworven om ziin vinding als eenige fa briek in Nederland, in toepassing te brengen. De kosten van den bouw der Kettingfabriek bedroegen in totaal f. 302.791, waarvan de technische installatie f. 126.811 vorderde. In totaal werd in de jaren 18941900 f 715.000 aan gebouwen en gereedschappen uitgegeven, waarvan f. 429 000 voor het nieuwe bedrijf. Gelijktijdig werd aanbesteed de bouw van nieuwe directie, en constructiegebou- wop het oude terrein der K.N.G., welk werk voor f. 71.000 werd gegund. Om een en ander te kunnen financieren werd een geldleening van f. 300.000 gesloten. De bedrijfsuitkomstigden wettigden der gelijke uitgaven volkomen. Immers over 1897 werd een winst be haald van f. 175.000, over '98 f. 150.000 en over '99 f. 120.000 en nog altijd stroomden de orders binnen. Het contract met de Marine werd op nog gunstiger voorwaarden dan voorheen verlengd tot wederopzegging; met Kolo niën werd op dezelfde basis een overeen komst gesloten: belangrijke opdrachten waren voorts het maken van baggermolens en schuiten voor de Braziliaansche regee ring en van petroleumtanks, stills en agitators voor de Petroleummij. „Moeara Enim'. Over het jaar 1899 werd behalve het gewone dividend ad 10een superdividend uitgekeerd van 6%, terwijl f. 49.000 werd gereserveerd. Met ingang van 1 Mei 1901 werd aan Eonger wegens gezondheidsredenen eervol onslag verleend als directeur en tot zijn opvolger benoemd ir. B J. H. Haitink, oud directeur van de Maatschappij „De Maas" te Rotterdam. Hoewel in dat jaar de nieuwe Ketting- fabriek nog met verlies werkte, werd be sloten de prijzen der kettingen te verlagen ten einde aldus den omzet te doen toe nemen. Deze manoeuvre gelukte; althans het volgende jaar werd er eenige winst ge maakt. Niettemin werd er in verband met de minder gunstige resultaten der K.N.G. over de jaren 19011905 geen dividend uit gekeerd, doch werd de gemaakte winst ge bruikt voor afschrijving en versterking der financieele positie. In 1906 trad weer een aanmerkelijke ver betering in den toestand in, welke zich in de volgende Jaren voortzette. Urugay, Argentinië en China verstrekten Luchtfoto KLM Overzicht van het fabrieksterrein aan den Zuid- en Zijlsingel. Aan de overzijde van de gracht herkent men duidelijk de lijnen van de gebouwen, waarvan hierboven een foto is afgedrukt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 9