EEUWFEEST KON. NED. GROFSMEDERIJ.
Een nationale industrie met internationale vermaardheid.
Ir Jaargang
31 Augustus 1836 - 1936.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 28 Augustus 1936
Derde Blad
No. 23443
Frontaanzicht van de fabrieksgebouwen
tiewerkDlaats met od den achtergrond
Bij Kon. Besluit dato 15 Juli 1836 werd
lan W. A. Bake c.s. te Leiden vergunning
redeend „tot het oprigten eener Grofsme
derij met ijzeren hamers en pletrollen, ge-
dieven door een of twee stoomwerktuigen"
in op 31 Aug. d. a. v. werd die oprichting
ren feit. zoodat Maandag 31 dezer de Ko
ninklijke Nederlandsche Grofsmederij haar
honderd jarig bestaan zal herdenken.
De akte van oprichting.
In de akte van oprichting, wcike op dien
dag ten overstaan van den Leidschen no
taris A. B. Barkey Nzn. werd gepasseerd,
ten wij het volgende
Op den een en dertigsten Augustus acht
tien honderd zes en dertig, compareerden
roor Anthony Bernardus Barkey Nico-
'aiszoon; openbaar Notaris, te Leyden in
Zuid-Holland residerende, in tegenwoor
digheid van de nagenoemde ondergelce-
tende getuigen:
De HoogwelGeboren Heer Jonkheer
Meester Jean Gijsberto de Mey, Burge
meester der Stad Leyden, in qualiteit als
door zijne Excellentie den Staatsraad, Gou
verneur van Zuidholland, krachtens zijner
Majesteits besluit van den vijftienden July
achttien honderd zes en dertig, numtnero
12; verzocht om hem Staatsraad, Gouver
neur, als bij zoo evengemeld Koninglij k
besluit geautoriseerd, om zijne Majesteit
den Koning ten dezen te vertegenwoordi-
gen of te doen vertegenwoordigen, in die
zijne qualiteit ten deze te vervangen, en
zulks bij besluit van zijne Excellentie, van
dato den vijf en twintigsten July achttien
honderd zes en dertig, numero 1193/1118;
ran welke beide zoo even aangehaalde be
sluiten, afschriften aan de minute dezes
ajn geannexeerd, om met deze minule te
ïorden geregistreerd;
(ie HoogWelGeboren Heer Jonkheer Da
niel Francois van Alphen, Lid van de
Treeedc Kamer der Staten Generaal, wo
nende te Leyden;
de WelEdelen Gestrengen Heer William
Archibald Bake, Luitenant-kolonel der Ar
tillerie, wonende te Leyden;
Nog dezelfve Heer Bake, als mondelin-
gen lasthebbende van de Heer Bernardus
Alberdingk, Olie Handelaar en Kuiper,
renende te Amsterdam, van Zijne Excel
lentie de HoogWelGeboren Heer Johannes
Baron van den Bosch, Luitenant Gene
ral en Minister van Koloniën, wonende te
'r-Gravenhage; van zijne Excellentie de
HoogWelGeboren Heer Hendrik Jacob Ba-
ïon van Doorn. Minister van Binnenland
de Zaken, wonende te 's-Gravenhage,
fflz. enz. volgen de namen der compa
ranten
Dewelken verklaarden, met elkander te
hebben aangegaan eene naamlooze Maat
schappij, welke te Leyden zal gevestigd zijn,
lot het versmeden van oud ijzer en het
rervaardigen van zwaar ijzerwerk, en
daarvoor onderling, onder inwagting van
de Koninglij ke bekrachtiging der Maat
schappij en goedkeuring harer statuten, te
hebben vastgesteld zoodanige bepalingen
en voorwaarden, als in onderstaande ar
tikelen zijn omschreven".
De statuten.
De statuten vermeldden o.a., dat ,de
Maatschappij wordt aangegaan voor den
'lid van 25 jaar. Zij zal moeten worden
entbonden, als de balans een verlies van
veertig ten honderd aanwijst. Onder-
goedkeuring des Konings, zullen de deel
hebbers echter in eene algemeene verga
dering met algemeene stemmen kunnen
hesluiten tot de voortzetting met het ver
minderd kapitaal of om het verlorene ge
deelte daarvan wederom aan te vullen".
Het kapitaal werd bepaald op f. 200.00C
verdeeld in twee honderd aandeelen van
'1000.— elk en waarin Z. M. de Koning
der Nederlanden deelnam voor twaalf aan
deden. Ten tijde van het verlijden der
«te van oprichting werd reeds voor een
deorag van f. 181.000.— aan aandeelen ge-
tlaatst en op 18 Dec. van hetzelfde jaar
Jas het geheele kapitaal bijeen. Het be
suur der „Sociëteit" werd opgedragen aan
'"r commissarissen, te weten de heeren
A Hartevelt Jzn., C. Leembruggen, A. L.
J®"ijn en mr. J. C Bucaille en aan de
sectie, tezamen vormende den Raad van
?®™istratie. Tot de bevoegdheden der
wnmissarissen behoorde o.m. (in overleg
Set de directie) de benoeming van „den
™d(houder en deszelfs klerk en de rege-
"S hunner bezoldiging".
"«directie werd toevertrouwd aan den
,1, W- A. Bake en diens zoon H. A. Bake
adjunct-directeur De akte werd gepas-
'n de Stadsgehoorzaal op de „Bree-
aat", waarbij de Leidsche „kleeder-
aan de Zijlsingel-ziide. Van links naar
het administratiegebouw en geheel rechts
makers" Jan du Croix en Abraham Ver-
straaten als getuigen optraden.
In de vergadering van „deelhebberen"
d.d. 4 Sept. 1839 werd besloten het aandee-
lenkapitaal tot f. 300.000.uit te breiden;
Z. M. de Koning gaf wederom blijk van
zijn goede gezindheid jegens de Neder
landsche industrie door voor eigen reke
ning in het nieuwe kapitaal voor f. 25.000
deel te nemen en er Zijn goedkeuring aan
te hechten, dat de resteerende f. 75.000.
werden verstrekt uit het Fonds tot aan
moediging der Nationale Nijverheid. Een
gedeelte dier aandeelen is nog in het bezit
der Koninklijke Familie.
De aanbesteding.
Op 15 Sept. 1836 werd in „het logement
aan den Bergh" publiek aanbesteed het
maken van een gebouw benoodigd tot, het
oprigten eener Grofsmederij, op een ter
rein,- gelegen op de Vestwalle tusschen de
Ztyl- en Hoogewoerdspoorten". De bouw
werd voor f. 23.000 opgedragen aan den
aannemer Karei Blansjao» Jr.; de levering
van een 40 P.K. stoommachine voor f. 17.000
aan de firma Bögel en Dinnendahi te
Ysselbosch,
De eerste jaren.
Een van de eerste moeilijkheden, waar
voor de oprichters zich geplaatst zagen
was de vraag, hoe aan het benoodigde oud
ijzer te komen. Herhaaldelijk werd bij de
Kroon aangedrongen op de.heffing van
een verhoogd .uitvoerrecht op oud ijzer
doch tevergeefs Meer succes oogstte een
aanvrage om vrijdom van accijns voor de
benoodigde steenkolen, waarop goedkunstig
werd beschikt in dien zin, dat met ingang
van 1 Jan. 1837 vrijdom werd verleend voor
een maximum van 37.000 mud 's jaars.
De eerste partij oud ijzer, ad 3 a 4000
K.G. werd betrokken van de weduwe A.
Zuur te Leiden voor den prijs van f.7.
per 100 K.G. De fabricatie was nog niet
goed en wel begonnen of de directie deed
het voorstel om ook oud en nieuw gegoten
ijzer tot stafijzer te verwerken, waardoor
jaarlijks 1,500.000 K.G stafijzer van ver
schillende afmetingen zou kunnen wor
den verwerkt. Daartoe ware evenwel een
grootere opzet noodig, waarvan de kosien
door den directeur werden geraamd op
f. 113.000.Dit plan kon echter niet de
goedkeuring van commissarissen wegdra
gen: wel werd besloten een zwaarderen
hamer aan te schaffen.
De eerste belangrijke order was die van,
1 millioen K.G. spoorstaven ten behoeve
van den aanleg van de spoorlijn Amster
damHaarlem. Hiervan werd echter 450
ton in Engeland vervaardigd, aangezien
hier moeilijkheden werden ondervonden bij
het z.g.n. „regtcn van de rails".
Einde 1837 kon de directeur meded.-eien,
dat het bedrijf eerdaags in werking kon
worden gesteld en op 12 Juni van t vol
gende jaar kwam het college van Burge
meester en Wethouders de fabriek be
zichtigen.
Al spoedig bleek de noodzakelijkheid om
ijzer van grootere dimensies te fabricee-
ren, waartoe groote cylinders werden aan
geschaft.
Op een aanvrage van het Departement
van Marine om kanonskogel--- en projec
tielen te maken werd „na deliberatie hier
omtrent geresolveerd aan het Departement
in zeer vriendelijke bewoordingen te ken
nen te geven, dat deze fabriek nog niet
genoegzaam zoo is ingericht om aan der
gelijke ieveranciën te kunnen voldoen'".
Met begrijpelijke vreugde namen com
missarissen en directie kennis van een rap
port van datzelfde departement, waarin
werd getuigd, „dat de deugdzaamheid van
het stafijzer niet alleen aan de verwach
tingen beantwoordt, maar zelfs niets te
wenschen overlaat".
Kort daarna werd ook prijsopgave ge
vraagd van kabelkettingen en ankers en
het proefanker, dat in 1840 werd besteld,
bleek bij de marineautoriteiten zoozeer in
den smaak te vallen, dat een groote be
stelling van dertig ankers volgde.
Sindsdien is het contact met de Neder
landsche Marine nimmer verbroken ge
weest. Nog geen tien jaar na de oprichting
werd met het Ministerie van Marine een
overeenkomst gesloten voor den aanmaak
van benoodigd ijzerwerk ten bedrage van
minstens f. 20.000 s jaars. Tot dat ijzerwerk
behoorden niet alleen ankers, maar in
latere jaren ook klokbakenboeien, terwijl
in opdracht van het Departement van Ko
loniën ook „ligters" werden vervaardigd.
De eerste ijzeren schuit werd in 1841 afge
leverd. In 1839 ontstond een conflict tus
schen commissarissen en directie, hetgeen
ertoe leidde, dat eerst de adjunct-directeur
rechts de draaierij, de gieterij, de construc-
op den voorgrond de scheepsbouwwerf.
en het volgende jaar ook de directeur af
trad.
Zij werden opgevolgd door den heer W,
Wolters, voordien boekhouder.
Het aantal werklieden bedroeg in het
jaar 1839 70 a 80, De productie beliep
314.000 K.G. spoorstaven en 378.400 K.G.
stafijzer.
Koninklijk bezoek.
Op 1 Juni 1840 genoot de fabriek de
eer van het persoonlijk bezoek van Z. M.
Koning Willem I, Die bij deze gelegenheid
Zijn beschermende medewerking toezegde.
Een rechtstreeksch gevolg van dat be
zoek was wellicht Zijn opdracht tot het
vervaardigen van een ijzeren orangerie in
zijn Palels voor de somma van f. 30.000 en
van de ijzeren kribben voor de in aan
bouw zijnde kazerne te Den Haag.
Een belangrijke opdracht was voorts nog
de levering van 435.000 K.G. hulpsporen
voor den spoorweg Amsterdam-Arnhem.
Gaven de eerste jaren na de oprichting
een verliessaldo te zien, het jaar 1841 ver
toonde het eerste winstcijfer, n.l. f. 1326.45.
In de volgende jaren bleef het bedrijf
zich gestadig ontwikkelen. Het jaarverslag
over 1845 vermeldde o.a. dat „de werking
der fabriek hoe lan^è): hoe meer beant
woordt aan de bestemming, die men haar,
door ondervinding geleerd, heeft willen
geven".... en dat „de leveringen jaarlijks
vermeerderen. Reeds is f. 26.000 aan ar
beidsloon uitbetaald en is voor f. 80.000
aan bestellingen aanwezig, ongeacht de
eontractueele f. 20.000 voor de Marine".
Ook het afzetgebied breidde zich steeds
uit. Zoo verstrekte het Oostenrijksche gou
vernement een belangrijke order voor an
kers en werd voor Indische rekening een
aanzienlijke hoeveelheid stafijzer benevens
een groot aantal bedkoetsen (d.z. ijzeren
ledikanten) naar de Oost verscheept.
In 1847 waren in totaal 700 ankers ver
vaardigd, waarvan het zwaarste een ge
wicht had van 3300 K.G Het aantal ar
beiders bedroeg in 1848 150.
Hoezeer het Koninklijk Huls de ontwik
keling van het bedrijf met belangstelling
gadesloeg, bleek ook weer in 1850. toen
aan de Grofsmederij op aanvraag
het praedicaat „Koninklijke"
werd verleend.
In dat zelfde jaar werd ook de eerste
opdracht tot het vervaardigen van kabel
kettingen ontvangen, hetgeen de aanschaf
fing van een hydraulische pers ter beproe
ving van ankers en kettingen noodzakelijk
maakte. Ondanks deze uitgaven werd over
dat boekjaar een winst behaald van bijna
f. 13.000, welk resultaat aan commissaris
sen vrijheid gaf om aan de vergadering
van aandeelhouders voor te stellen
de eerste dividend-uitkeering
ad 2'Vo te verrichten.
In de daaropvolgende jaren groeide dit
dividend geleidelijk tot gemiddeld 7°/o. De
vermeerdering der werkzaamheden maakte
een uitbreiding van het fabrieksterrein
noodzakelijk, welke werd verkregen door
van de gemeente 900 vierkante ellen gronds
aan den Stadsvestwal aan te koopen. Het
debiet, dat in 1851 nog f. 159.000 bedroeg,
was in 1860 reeds tot f. 300 000 gestegen,
met een winstcijfer van f. 28.000. Van de
bestellingen uit dien tijd noemen wij de
levering van zestien ijzeren schuiten naar
Java, een ijzeren gebouw voor de Marine
en een ijzeren brug over de Westerhaven
te Rotterdam Het verschillend karakter
dezer leveranties was de aanleidende oor
zaak, dat in 1859 artikel 1 der statuten
werd aangevuld met de woorden „en het
vervaardigen van ijzer en ander metaal
werk met de aankleve van dien".
Ook werd de Grofsmederij uitgenoodlgd
deel te nemen aan de inschrijving voor den
bouw van het Paleis voor Volksvlijt te
Amsterdam, welke was begroot op f. 800.000,
doch na langdurige discussies besloten
commissarissen met 3 tegen 2 stemmen
den voorzichtigen weg te bewandelen en
zich van inschrijving te onthouden.
Na den dood van den directeur, den heer
Wolters in 1861 bleek, dat de Inventaris
ongeveer f. 100.000 te hoog op de balans
voorkwam, zoodat besloten werd geen divi
dend uit te keeren alvorens het verlies was
ingehaald.
Dank zij de voortvarende en buitenge
woon bekwame leiding van den nieuwen
directeur, den heer D. L. Wolfson, voor
dien kapitein-luitenant ter zee bij het In
dische Zeewezen en laatstelijk directeur
van de fabriek voor de Marine en het
Stoomwezen te Soerabaja, was dat reeds
na slechts twee jaren het geval, zoodat in
1863 weer 27s% dividend kon worden uit
gekeerd en het volgend jaar zelfs 8°/«.
Onder zijn leiding kwamen verscheidene
groote uitbreidingen tot stand en beleefde
de Grofsmederij een
tijdperk van grooten bloei.
Zoo werden o.a. een groote en een kleine
stoomhamer met twee gloeiovens geplaatst
benevens zes groote smidsvuren, een stoom-
cylinder met drie rollen, een stoomketel,
een schroef- en moerensnijder, enz.
Op zijn advies werd mede besloten tot
opheffing van de gieterij.
Behalve de leveranties van alle ankers
en kettingen, zoowel hier te lande als in
Indië. waarmede een bedrag van ruim
f. 100.000 was gemoeid, wist de heer Wolf
son de levering te erlangen van al het an
dere benoodigde marine-ijzer. Geen won
der, dat bij den aanvang van 1865 voor
liefst f. 200.000 aan bestellingen op uit
voering wachtte!
Voor het bedrijf werd een 10 tons ijzeren
laad- en loskraan besteld; Indië verstrekte
order voor den bouw van vier spoorweg
bruggen, een ijzeren torenkustlicht, tal
rijke laadprauwen, en een stationsoverkap
ping, terwijl hier te lande opdracht werd
gegeven tot den bouw van een draaibrug
in de spoorbrug over het Hollandsch Diep
Tot groot leedwezen van commissarissen
werd de heer Wolfson in 1867 benoemd
tot directeur der Nederlandsche Stoom
bootmaatschappij te Rotterdam, welke
functie hij het volgende jaar aanvaardde,
nadat commissarissen tevergeefs hadden
getracht om de beide functies in den heer
Woifson te combineeren.
Tot zijn opvolger aan de K.N.G werd
benoemd de heer ir. P. van Bleiswijk Ris,
die ook den heer Wolfson in Soerabaja
was opgevolgd.
Ir. v. Bleiswijk Ris, directeur.
Toen deze zijn directoraat aanvaardde,
bleek het hoogtepunt juist bereikt. De
lagere contractprijzen en minder gunstige
condities deden de winst, welke in 1867
nog f. 33.000 had bedragen, dalen tot
f17.000, niettegenstaande een stijging van
den omzet van f. 361.000 tot f. 464.000. Het
aantal werklieden bedroeg toen 180. De
vette jaren werden door magere gevolgd
en het boekjaar 1872 toonde zelfs een
verliescijfer van f. 10.600. welk nadeelig
saldo voornamelijk was ontstaan door de
slechte uitkomsten van de „stafijzer-
fabrlcaadje".
Liquidatie overwogen.
Zulks leidde zelfs tot de benoeming uit
de actionarissen van een commissie ad hoe,
welke tot taak had de wenschelijkheid van
voortzetting of liquidatie van het bedrijf
te onderzoeken.
In de algemeene vergadering van 31 Mei
1873 werd met 23 tegen 9 stemmen besloten
de fabriek bij wijze van proef gedurende
de jaren '73 en '74 gaande te houden, met
deze restrictie, dat in die jaren geen staf
ijzer zou worden geproduceerd.
In het voorjaar van 1875 werd de be
slissing verdaagd tot het volgende jaar en
toen werd. nadat de voorgaande jaren alle
een bescheiden winstsaldo hadden opge
leverd, met algemeene stemmen tot voort
zetting besloten. Evenwel zou het wals-
werk worden opgeheven. Het balanstekort
was toen teruggebracht tot f. 49.000 en in
1877 geheel verdwenen.
Zelfs kon een schuld ad f. 48.000 aan den
boedel van Koning Willem II worden afge
lost.
Inmiddels was een schaaf- en draaibank
aangeschaft en een sleephelling gemaakt,
terwijl namens de Vereeniging van Assu
radeuren Hollandsche Lloyds een officieele
keurder was aangewezen, die de bevoegd
heid bezat na de beproeving der ankers en
kettingen een certificaat van deugdelijk
heid uit te reiken, dat ultteraard grootere
beteekenis had dan het eigen certificaat,
welke hooge eischen men ook aan het eigen
product stelde.
Een ministerieel getuigschrift.
Op 27 September 1877 bezocht de toen
malige minister van Marine het bedrijf en
de goede indruk, die Zijne Excellentie daar
van kreeg, vond zijn practische bevesti
ging tijdens een storm, die twee jaar later
onze kusten teisterde.
De minister zond daarna een schrijven,
waarin hij hulde bracht, aan de degelijk
heid en deugdzaamheid der ankerkettingen
en grondtakels en sprak zijn vertrouwen
uit .dat de met bedoelde grondtakels ver
kregen uitkomsten voor de K.N.G. een
spoorslag temeer zullen zijn om op den
tot heden gevolgden voet voort te gaan
en de Marine steeds in het bezit te stellen
van ankers en kettingen, welke door geene
van vreemden oorsprong kunnen overtrof
fen worden". En bij de behandeling der
Slaatsbegrooting 1882 in het parlement liet
minister Taalman Kip zich eveneens in
zeer waardeerende bewoordingen uit over
de producten der K.N.G Op zijn bevel
werd in de bestekken van het Departe
ment van Marine de bepaling opgenomen,
dat de benoodigde ankers en kettingen van
de K.N.G. betrokken moesten worden! In
het jaar 1880 liep ook de eerste stoomboot
van stapel.
Het dividend in de jaren '80—'85 va
rieerde van ll1/!li'h'lc.
Met ingang van 1 Mei 1886 vroeg en ver
kreeg ir. Van Bleiswijk Ris eervol ontslag
als directeur en werd opgevolgd door den
heer C. Bonger. sedert 1871 als ingenieur
aan het bedrijf verbonden, die in dat
laatste jaar ir. Plemp als zoodanig was op
gevolgd.
C. Bonger directeur.
De heer Bonger was de eerste, in wien
de functies van directeur en ingenieur wa
ren vereenigd.
De belangrijkste voorvallen uit de eerste
jaren van zijn bewind waren het maken
van een dwarshelling. de eerste ketting
leverantie naar Duitschland en de weder-
inrichting eener gieterij.
De voortdurende groei van het bedrijf
en daarmede verband houdende meerdere
behoefte aan fabrieksterrein (o.a. werden
van de gemeente de gronden der voorma
lige Aschschuur en vuilnisbelt aange
kocht) maakten diverse geldleeningen
noodzakelijk, welke zonder moeite werden
verkregen. Uit deze gelden werd o.a. de
aanschaffing van een hydraulische klink-
inrichting bekostigd, benevens °en ingrij
pende verbouwing, waarop vo< f. 176.000
werd ingeschreven. Ook werd een nieuw
magazijn gebouwd, waarmede een bedrag
van f. 30.000 gemoeid was.
In 1889 bezocht de minister van Marine
andermaal de Grofsmederij en in hetzelfde
jaar werd ook begonnen met de fabricage
van z.g.n. stoklooze ankers volgens een vin
ding van den directeur. Blijkbaar groeiden
dezen laatsten de werkzaamheden over
het hoofd, want in datzelfde jaar werd ing.
A. M. Touw als ingenieur aan het bedrijf
erbonden.
De bestellingen bleven in grooten getale
binnenkomen: wij noemen de levering van
een gashouder voor rekening der Stedelijke
Lichtfabrieken, de draaibrug aan de Turf
markt, twee stoombooten voor een Duit-
sche onderneming, vijf petroleumtanks voor
de Petroleummij., enz.
In het iaar 1897 werd de record-omzet
van f 900.000 behaald hetgeen een divi-
dmiduitkeering van 10"'n en zeer belang
rijke afschrijvingen en reserveeringen mo
gelijk maakte.
Bovendien werd in dat jaar overgegaan
tot den aankoop van een groot fabrieks
terrein te Leiderdorp met de bedoeling
hier een fabriek te stichten voor den aan
maak van kettingen volgens een Ameri
ka->nsch systeem.
Na onderhandelingen met den ketting-
industrieel Garland werd van deze 't recht
verworven om ziin vinding als eenige fa
briek in Nederland, in toepassing te
brengen.
De kosten van den bouw der
Kettingfabriek
bedroegen in totaal f. 302.791, waarvan de
technische installatie f. 126.811 vorderde.
In totaal werd in de jaren 18941900
f 715.000 aan gebouwen en gereedschappen
uitgegeven, waarvan f. 429 000 voor het
nieuwe bedrijf.
Gelijktijdig werd aanbesteed de bouw
van nieuwe directie, en constructiegebou-
wop het oude terrein der K.N.G., welk
werk voor f. 71.000 werd gegund. Om een
en ander te kunnen financieren werd een
geldleening van f. 300.000 gesloten.
De bedrijfsuitkomstigden wettigden der
gelijke uitgaven volkomen.
Immers over 1897 werd een winst be
haald van f. 175.000, over '98 f. 150.000 en
over '99 f. 120.000 en nog altijd stroomden
de orders binnen.
Het contract met de Marine werd op
nog gunstiger voorwaarden dan voorheen
verlengd tot wederopzegging; met Kolo
niën werd op dezelfde basis een overeen
komst gesloten: belangrijke opdrachten
waren voorts het maken van baggermolens
en schuiten voor de Braziliaansche regee
ring en van petroleumtanks, stills en
agitators voor de Petroleummij. „Moeara
Enim'.
Over het jaar 1899 werd behalve het
gewone dividend ad 10een superdividend
uitgekeerd van 6%, terwijl f. 49.000 werd
gereserveerd.
Met ingang van 1 Mei 1901 werd aan
Eonger wegens gezondheidsredenen eervol
onslag verleend als directeur en tot zijn
opvolger benoemd ir. B J. H. Haitink, oud
directeur van de Maatschappij „De Maas"
te Rotterdam.
Hoewel in dat jaar de nieuwe Ketting-
fabriek nog met verlies werkte, werd be
sloten de prijzen der kettingen te verlagen
ten einde aldus den omzet te doen toe
nemen.
Deze manoeuvre gelukte; althans het
volgende jaar werd er eenige winst ge
maakt. Niettemin werd er in verband met
de minder gunstige resultaten der K.N.G.
over de jaren 19011905 geen dividend uit
gekeerd, doch werd de gemaakte winst ge
bruikt voor afschrijving en versterking der
financieele positie.
In 1906 trad weer een aanmerkelijke ver
betering in den toestand in, welke zich in
de volgende Jaren voortzette.
Urugay, Argentinië en China verstrekten
Luchtfoto KLM
Overzicht van het fabrieksterrein aan den Zuid- en Zijlsingel. Aan de overzijde van
de gracht herkent men duidelijk de lijnen van de gebouwen, waarvan hierboven een
foto is afgedrukt.