Hollanders op de Olympiade - Boerderij te Empel afgebrand
HET HELSCH COMPLOT
77ste Jaargang
LE1DSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
DE 4 MAAL HONDERD METER VRIJE SLAG DAMES DOOR ONZE LANDGENOOTEN GEWONNEN. TE EMPEL WERD EEN BOERDERIJ DOOR DEN BLIKSEM GETROFFEN
Met drie meter voorsprong eindigde Holland als eerste. Foto bij het eerste keerpunt. en brandde tot den grond toe af. Veel vee en hooi ging verloren. Wat er van
Op startbaan 4 Duitschland, op baan 2 Holland. het gebouw overbleef.
DIE MASTENBROEK ONTVANGT HAAR
de winnaressen van den 100 meter vrijen
Campbell (Argentinië) en
GOUDEN MEDAILLE. De Siegerehrung voor
slag. Midden Rie Mastenbroek, achter Jeanette
voor Gisela Arendt (Duitschland).
N1DA SEN FF die zich tezamen
met Rie Mastenbroek in de finale
100 meter rugslag plaatste.
DE HOCKEY-WEDSTRIJD NEDERLAND—DUITSCHLAND werd door
onze laudgenooten met 3—0 verloren, zoodat Duitschland nu in de finale tegen
Britsch-Indië uitkomt en Nederland met Frankrijk om den derden prijs moet
strijden. Een aanval op het Nederlandsche deel.
HOLLAND'S ZEGE TE GRüNAU IN DEN WEDSTRIJD VOOR VIERRIEMS
GIEKEN MET STJJURMAN. De Hollandsche ,,vier met stuurman" van
Nereus werd winnaar in haar serie; de gelukkige winnaars nemen
felicitaties in ontvangst.
Vrij naar het Engelsch
door ANNIE S. SWAN.
39)
Alice had expres niets over het proces:
haar door de Ruthvens aangedaan, aan
haar vriendin in Essex geschreven en uit
mrs. O'Brien's brief bleek duidelijk, dat zij
er ook niets over in de kranten gelezen
hadden. Ze dronk eerst thee, voordat zij
den Indischen brief las en terwijl zij dat
deed, krulden haar lippen minachtend. Het
was in zijn soort een knap stuk werk.
Stanley deed alsof hij nog dacht, dat Alice
in Colchester was en hij niets wist van wat
er met haar, sinds zijn laatsten brief, ge
beurd was.
Rajhputam, Northern Provinces.
„Mijn lieve Alice. Misschien heb je al
gehoord, dat ik aan het eind van deze
maand verlof krijg en voor Kerstmis in
Engeland hoop te zijn. Ik wil je verder
niets schrijven, behalve dat ik hoop, dat
we elkaar weer zullen ontmoeten en dat je
mij de gelegenheid zult geven alles uit te
leggen. Want dat kan ik doen en als je mij
geschreven had. zou ik het allang gepro
beerd hebben Zoodra ik dien brief ge
schreven had. had ik er spijt van en heb
dat nog steeds. Maar ik hoop, dat je me
wilt laten uitleggen, hoe alles gekomen was.
Geloof me. je altijd zeer toegenegen,
Jim Stanley.
Weer vertrok haar mond minachtend en
ze wierp het beleedigende vel papier in het
vuur. Hoe vreemd, dat dit haar juist op
den dag moest bereiken, dat zij op den
drempel stond van haar nieuwe leven, dat,
zooals zij vast besloten had, niets meer met
haar oude te maken zou hebben.
Ze trachtte de gedachte aan de dagen,
die voorbij waren, van zich af te werpen
en hield zich de twee volgende uren bezig
met alles in orde te maken voor het gemak
van haar nieuwe huisgenoot. Ze arriveerde
in een rijtuig om ongeveer half zeven, met
al haar schamele bezittingen, een beetje
angstig en zenuwachtig, maar direct op
haar gemak gesteld door het hartelijke
welkom, dat haar gegeven werd. Alice
bracht haar zelf naar de warme, gezellige
kamer, die er voor haar in orde gemaakt
was en toen ze om zich heen keek en be
sefte. dat ze eindelijk een tehuis gevonden
had, begon haar lieve, bedroefde mond te
beven.
„U moet het me maar niet kwalijk rffe-
men," zei ze met een beverigen glimlach.
„Ik ben oud en heb heel wat ellende ge
had. Het is als een sprookje, ik kan niet
gelooven, dat het waar is."
„Dat hindert niets, Cummie. Ik mag u
toch zeker wel Cummie noemen? En u gaat
hier heelemaal niet oud zijn en het alleen
maar plezierig en gezellig hebben. En u
moet mij goed in bedwang houden en me
geschikt maken voor de stijve. Edinburg-
sche menschen. Want, ziet u, ik heb Iersch
bloed in mijn aderen en ben een beetje een
zwerver."
,.U bent mooi en vriendelijk en goed,"
riep het oude vrouwtje uit, terwijl haar
dankbaarheid haar uit de oogen straalde.
Ze ging bijna eerbiedig opzij, toen de
dienst-Aneisjes haar koffers boven brachten
en ze los begonnen te maken.
,,Ik hoop. dat u plaats genoeg hebt,
Cummie. Anders is er nog een kleedkamer
achter," zei Alice. „Deze kast is gesloten
en de sleutel is weggeraakt. We moeten er
een timmerman bijhalen, maar er zitten
alleen maar een paar oude medicijnflesch-
jes in, daarom heb ik mij er nooit erg druk
om gemaakt."
„Ik zal die kast niet noodig hebben, miss
Harman. Ik heb niet zoo erg veel en u moet
u vooral over mij niet bezorgd maken. Ik
hoop maar, dat al deze weelde niet mijn
ondergang beteekent."
HOOFDSTUK XXVI.
Jim Stanley.
In haar eigen kring was Alice niet zonder
vijanden en lasteraars. Iemand, die zoo
onbevreesd en onafhankelijk zoowel in haar
woorden als in haar geheele optreden was,
kon nauwelijks hopen de critiek te ont-
loopen van een stel menschen, dat nogal
bekrompen en bevooroordeeld in zijn op
vattingen was. Mrs. King wist, toen zij er
bij het meisje op aandrong om een oudere
gezelschapsdame in huis te nemen, dat een
dergelijke concessie aan de welgevoeglijk-
heid absoluut noodzakelijk was, wanneer
haar protégée de plaats in wilde nemen,
waarop zij recht had. Zij bleek een goede
en verstandige vriendin te zijn en gaf haar
veel belangenloos raad, waarvoor Alice haar
zeer dankbaar was, ofschoon zij sommige
dingen wel eens niet begreep Zij kon er,
bij voorbeeld, geen kwaad in zien, wanneer
zij 's avonds laat nog over straat liep om
haar liefdediensten te verlichten. Zij kende
geen angst, zelfs niet in de smerige buur
ten, waar haar werk haar heen voerde en
het scheen wel, alsof zij een talisman tegen
het kwaad bij zich droeg.
Persoonlijk werken onder de armen was
toen nog niet als tijdverdrijf in de mode.
het woord „sloppenbezoek" was nog niet
uitgevonden. De scheidslijn tusschen de
verschillende klassen was scherp getrok
ken en dr. Guthrie, die zijn ideeën over
actieve philantropie en het oprichten van
scholen voor havelooze kinderen verbreid
de, werd aan alle kanten tegengewerkt,
wat in een conservatieve stad als Edin-
burg slechts te verwachten viel.
„Cummie," zei ze, terwijl ze aan het ont
bijt zaten op een ochtend, ongeveer een
week, nadat mrs. Cummings bij haar was
komen wonen, „dr. Guthrie is vast be
sloten, dat ik geen tijd zal verliezen. Hij
wil, dat ik er vandaag nog op uittrek om
den toestand van een arm gezin in de
Pleasance te onderzoeken. Weet u ook, hoe
ik daar moet komen? Anders moeten wij
het aan Christina vragen. Ik herinner me,
dat zij daar vandaan komt."
„Ik ken de buurt heel goed," antwoordde
miss Cummings, terwijl zij met vurige be
wondering naar het geanimeerde gezichtje
tegenover haar keek. „Het is een heele
arme en treurige buurt, maar ik zal je er
heen brengen als je dat wilt."
Ongeveer een uur later, toen ze op het
punt stonden het huis te verlaten, kwam
de kleine jongen, dien Alice op aanraden
van dr. Guthrie in haar dienst genomen
had. haar vertellen, dat er een heer in de
bibliotheek was, die haar wenschte te spre
ken. Hij vertelde, dat de heer zijn naam
niet had willen zeggen en dat hij haar
niet lang op zou houden. Ze ging onbe
vreesd naar beneden, maar toen ze de deur
opende en bij de tafel een bekende, groote,
militaire figuur zag staan, scheen haar
hart stil te staan. Maar haar verwarring
duurde slechts een oogenblik. Toen richtte
zij zich trotsch op en haar gezicht ver
strakte zich tot een koude, hooghartig
vragende uitdrukking. Maar kapitein Jlm
Stanley liet zich niet gemakkelijk afschrik
ken en hij vleide zichzelf met het idee,
dat hij wel wist, hoe hij een kwade vrouw
moest aanpakken.
„Ik heb mijn naam niet gezegd, Alice,
omdat ik bang was, dat je dan zoudt wei
geren mij te ontvangen," begon hij met
een stem, die den juisten toon van nederig
heid en berouw aangenomen had. „Kijk me
niet zoo eigenaardig aan. Het is alles een
misverstand geweest. Wil je een oogenblik
aan de gelukkige dagen terugdenken, die
wij samen gehad hebben, terwijl ik je zal
trachten uit te leggen, hoe alles geko
men is."
„Wat u mij te zeggen hebt. kapitein
Stanley, interesseert mij niets. Het feit, dat
ik geen van uw twee brieven beantwoord
heb, had u er toch van moeten overtuigen,
dat ik, wat mij betreft, voorgoed met het
verleden afgedaan heb, zooais u dat toen
zoo heftig scheen te verlangen."
Hij kromp ineen, niet zoozeer door haar
woorden als door den toon waarop zij geuit
werden. Ofschoon hij niet bepaald een
fijngevoelig man was, ontging hem haar
vernietigende minachting niet.
„Natuurlijk weet ik, dat het moeilijk is
een verklaring voor dien eersten brief van
me te geven," zei hij haastig. „Maar laat
me het tenminste probeeren. Hij was te
goeder trouw geschreven. Ik had van je
moeilijkheden thuis gehoord en vond het
gemeen daar nog andere aan toe te
voegen." (Wordt vervolgd).