Engelsche athletiek-kampioerischappen - T. HET HELSCH COMPLOT 77sle Jaar--.- LEïDSCH DAGBLAD Trade Blad FEUILLETON. M—iIiI J PLECHTIGE OMGANG DOOR DEN BOSCII. Het authen- DE EERSTE LANDING VAN EEN VLIEGTUIG OP YPENBURG bemand met Asjes SALTO VAN MEJ. L. THOLEN KAMPIOENE SCHOON- tieke mirakelboek in schrijn wordt'door schildknapen en ScÏÏmidt Crans (resp. voor en achter in het toestel), in verband met de eerste SPRINGEN VOOR DAMES op de nationale kampioen- uit de St>; Jansbasiliek gedragen.steenlegging voor bet stationsgebouw. wedstrijden te Gouda. DE ENGELSCHE ATHLEHEKKAMPIOENSCHAPPEN VOOR AMATEURS. De Hollanders wisten vier-titels voor hun reke ning te nemen. Osendarp winnaar op de 100 yards. DE T.T.-RACES IN ASSEN. Overzicht na den start van de 250 c.c. klasse in de S-bocht te Hooghalen. Hans Winkler (Duitschland) op D.K.W. Miguel Simo (Spanje) op Terrot, Ewald Kluge (Duitschland) op D.K.W.Svendj Aa-ge Sörensen (Denemarken) op Husqvarna. MINISTER OUD hield op den land dag van de Vrijzinnig Democratische Jongeren organisatie te Arnhem een rede. KHO SIN KIE m ACTIE - op de internationale tenniskampioenschappen te Noordwijk. Vrij naar het Engelsch door ANNIE S. SWAN. 12) „Er is zoo veel te vertellen, dat ik niet weet waar ik beginnen moet," zei Dal gleish koortsachtig. „Om te beginnen, heelt ze me heelemaal de kamer uitgezet. Zelfs 's nachts slaapt ze er op de sofa. Nou vraag'ik u, dokter, kan een slapende vrouw voor mijn meesteres zorgen, die 's nachts nog meer dan overdag iemand noodig heeft? Ze zegt, dat ze niet slaapt en dat ze bij het minste en geringste wak ker wordt, maar ze is toch ook maar van vleesch en bloed, net zooals wij allemaal en ze moest het waken 's nachts aan mij overlaten. Ik ben al twintig jaar, of liever gezegd bijna dertig jaar gewend geweest naar te helpen." „Ik zal er voor zorgen, dat het gebeurt," antwoordde de dokter bereidwillig. „Ik zal miss Harman wel vertellen, dat het ln het belang van de patiënt is, dat ze het waken 's nachts aan u overlaat, mrs. Dal gleish. Het verwondert mij niets, dat u zich gekrenkt Voelt. En is er verder nog iets?" „Ze is dikke maatjes met dat nieuwe tweede meisje. Christina Caldwell, die dr. Outline ons op het dak gesehoven heeft; zij hoort in een fatsoenlijk huis niet thuis. Als miss Dempster heelemaal normaal ge weest was, toen er voor het eerst sprake van was haar in huis te nemen, zou ze nooit haar toestemming gegeven hebben. Ze is óp het oogenblik boven en zit als een koningin bij het bed van mijn meesteres en. heeft mij getrotseerd, toen ik zei, dat ik wel op zou passen, zoolang miss Har man beneden was. „Nee," zegt ze, „mijn meesteres heeft me bevolen hier te blij ven en dus blijf ik hier." Nou vraag ik u, dr. Ruthven, er kunnen toch zeker geen twee meesteressen in een huis zijn, even min als twee hoofden aan een lichaam?" „Zeker niet. Miss Harman heeft zich inderdaad te veel aangematigd. Ik zal haar erop wijzen, hoe gevaarlijk het is miss Demnster in den toestand waar ze op het oogenblik in is, alleen te laten, met niemand anders om op haar te passen, dan het meisje waar u van vertelde. Is er verder nog iets?" Mrs. Dalgleish keek eenigszins angstig om zich heen en liep zelfs naar de deur en opende die om te zien, of er iemand achter te luisteren stond. „Ik durf het bijna niet te zeggen, dok ter. Maar ze heeft de kast gesloten en ze geeft miss Dempster dingen daaruit, din gen die u niet gezegd heeft, dat ze moest hebben. Uw medecijnen staan openlijk op het kleine tafeltje, maar ik ben er bijna zeker van, dat zij ze door den gootsteen gooit. Ik heb het haar een keer zien doen. Nou wat kan ze In die kast hebben? Ais zij er iets onschuldigs in verborgen heeft, waarom heeft ze de boel dan afgeslo ten? Ik ben hier al bijna dertig jaar in huis en het eenlge wat miss Dempster altijd afgesloten hield, was haar bureau in de bibliotheek, waar ze haar geld in bewaarde. En ze heeft me dikwijls de sleutel ervan gegeven om er iets voor haar uit te krijgen, als ze boven ziek lag." De dokter streek over zijn kin en schud de zijn hoofd. „Wat u me daar vertelt, bevalt me in derdaad heelemaal niet. mrs. Dalgleish en het lijkt me wel, dat we in het belang van miss Dempster onze ooren en oogen wijd open moeten houden. Miss Harman is na tuurlijk bezorgd voor eigen toekomst. Ze komt uit een armoedig garnizoenstadje en wil er zeker van zijn, dat ze niet weer uit zoo'n goed, rijk tehuis, als dat van miss Dempster, gezet wordt." Aangemoedigd door den familiairen toon van den dokter, kwam Dalgleish een stap dichterbij, terwijl de sluwe Meikle zijn hals uitstrekte, alsof hij ernaar snakte de volgende woorden te hooren. „Ik gun haar best, dat ze iets krijgt, maar miss Dempster heeft me zeven maanden geleden verteld, dat ze haar geld verdeeld had en dat allen, die haar trouw gediend hadden hun belooning zou den ontvangen. Dat was toen ze pas hersteld was van den laatsten aanval, die ze in den herfst gehad heeft. Maar sinds dien heeft zij zich tegen ons gekeerd. Vandaag heeft ze me zelfs bevolen haar kamer te verlaten. Maar uw vader. mr. Ruthven, die haar zaken behandelt, zal ons toch wel recht laten wedervaren, ondanks miss Harman?" „Kijk eens, dat is mijn afdeeling niet. Ik ben hier enkel en alleen om voor het lichamelijk welzijn van miss Dempster te zorgen. Maar ik heb er van mijn vader niets over gehoord, dat miss Dempster haar testament heeft laten veranderen. Ik geloof niet, dat het kwaad kan. dat ik jullie twee trouwe zielen, dit vertel en ik verzeker jullie, dat ik diep met jullie meevoel." Hij sprak minzaam en vermeed het hen aan te zien en onmiddellijk kwam er een blik van voldoening op hun begeerige ge zichten. Toen wendde dr. Ruthven zich naar de deur. „We moesten nu maar naar boven gaan. Miss Harman is nog steeds in de eet kamer. Misschien kunnen we iets ontdek ken, voordat zij boven komt." „Maar die meid, die Christina Caldwell zit er toch immers de betaalde spionne van miss Harman, zoo waar als ik leef." „Het lijkt me wel, dat wij met ons tweeën van haar af kunnen komen," zei de dokter onverschillig en tezamen ver lieten ze de kamer en liepen de trap op naar boven. Ze vonden het meisje op haar post en ofschoon ze opstond, toen de dokter bin nenkwam, maakte ze geen aanstalten om weg te gaan. Miss Dempster lag als een uur te voren, blijkbaar bewusteloos. Het oogenblik, dat ze bij haar volle verstand was, was slechts van voorbijgaanden aard geweest. Dr. Ruthven wreef zich, naar waren doktersaard, in de handen, knikte tegen Christina en liep naar het vuur, waar hij zich overheen boog om zijn handen te warmen. Toen hij zich weer oprichtte, wierp hij een doordringenden blik op Christina en maakte bij zichzelf uit, dat hij met haar geen consideraties behoefde te hebben. Toch beval hij haar niet onmiddellijk de kamer te verlaten. Als het aan hem lag, maakte Ruthven nooit vijanden, zelfs niet van de meest onbeduidende persoon. Dit was een politiek, die zijn vader hem op zeer jeugdigen leeftijd ingeprent had. Toen zijn handen genoeg verwarmd waren, naderde hij het bed, nam miss Dempster's slappe hand in de zijne en voelde haar pols. Toen legde hij haar heel voorzichtig weer neer en trok een ernstig gezicht. „Ik heb heet water noodig, meisje, ko kend heet water," zei hij en keek Chris tina aan. „Wil jij even naar de keuken gaan en wat voor me halen? Maar zorg er vooral voor, dat het gekookt heeft, anders heb ik er niets aan." Christina keek van den een naar den ander en wist niet wat ze doen moest. Zo durfde werkelijk niet weigeren zoo'n rede lijk bevel op te volgen en trachtte haar geweten te sussen met de gedachte, dat in de handen van den dokter miss Demp ster wel volkomen veilig zou zijn. Ze ver liet de kamer, maar wenschte uit den grond van haar hart, dat miss Harman naar boven zou komen. Een oogenblik toen ze langs de deur van de eetkamer kwam vroeg ze zich af, of het niet beter zou zijn als ze miss Harman waar schuwde, maar bij zichzelf overleggend, dat dr. Ruthven's komst misschien al aangekondigd was en dat haar boodschap dus overbodig zou blijken en wel eens verkeerd opgevat kon worden, liep ze door naar het sousterrein. In de keuken be merkte ze, dat alle ketels leeg waren en dus zat er niet anders voor haar op dan koud water op te zetten, het vuur, dat uitgegaan was, met een paar houtjes weer aan te maken en met den blaasbalg vurig aan te wakkeren en verder geduldig te wachten. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5