Koningin en Prinses in de hoofdstad - Muggenplaag op den afsluitdijk
De Chineesche Postzegel
77*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON
ORANJE-HULDE TE AMSTERDAM. De groote zanghulde op den Dam voor het paleis te Amsterdam. Naar
schatting namen er meer dan 16.000 personen aan deel. De zanghulde werd gebracht door een groot aantal zangver-
eenigingen. Op het balcon H.M. de Koningin en H.K.H. Prinses Juliana en dr. W. de Vlugt. Foto rechts: het uit
rijden van de Koninklijke gasten uit het paleis. De stoet in de Mozes en Aaronstraat op >weg naar het Rijksmuseum.
DE MUGGENPLAAG 01' DEN AFSLUITDIJK IS WEER TERUGGEKOMEN. Als de
beheerder van het monument op den afsluitdijk 's morgens komt, is zijn
V
eerste werk muggen doodspuiten".
TEWATERLATING - van het zeil
jacht ,,De Zeearend" te Amsterdam
dat zal deelnemen aan de Oceaan
race New YorkHamburg.
BRAND IN EEN CHAMPIGNON-KWEEKERIJ TE BEUNINGEN. De brand
is door een kind gesticht, dat brandend papier in een gat in den muur stopte.
Ondanks spoedige hulp van de Nijmeegsehe brandweer is het
geheele gebouw uitgebrand.
Uit het Engejsch
door HERMAN ANTONSEN.
.,Toe, wees dan zoo goed haar even te
talen."
Ellery wachtte geduldig. Toen sergeant
velie eenige oogenbllkken later terug-
«eerde, had hij de lange verpleegster,
doodsbleek zag, bij zich.
»Ah, miss Dlversey," zei Ellery, zich
taar haar toekeerend, „u bent; als ik het
goed begrepen heb, ongeveer om halfzes
10 deze kamer geweest, niet waar?"
•Jawel, mijnheer," antwoordde zij
Pauwachtig.
fHebt u bij toeval op deze fruitschaal
gelet?"
Er kwam een verschrikte uitdrukking
haar oogen.
..Fruit? Ja, mijnheerIkheb er,
ïï1 de waarheid te zeggen, een manda
te van opgegeten."
""Mooi zoodat is meer dan ik ge
dopt had," zei Ellery, „dus... u hebt
ffn mandarijntje opgegeten?"
•Ja.... eentje maar."
»0h!" zei hij, blijkbaar teleurgesteld,
•aanzijn deze schillen dus afkomstig van
vooor u gebruikte vrucht?" vroeg hij, op
schillen wijzend.
auss Diversey keek hem strak aan.
„Weineen, mijnheer, ik heb de mijne met
de pitten erbij door het raam daar naar
buiten gegooid."
„Ah zoo!!" De teleurstelling maakte
blijkbaar piaats voor belangstelling.
„Hebt u er op gelet, hoeveel manda
rijntjes nog over waren, nadat u er een
had opgegeten?"
„Jawel mijnheertwee."
„Dank u, miss Diverseydat is alles,
wat ik u vragen wilde," mompelde Ellery,
„u hebt me een heel eind op streek ge
bracht. Het is in orde sergeant." Veiie
grinnikte en bracht de verpleegster weg.
Ellery bekeek het hoopje fruit op tafel
met aandacht. Er was slechts één man
darijntje bij.
HOOFDSTUK V.
Met een zwarten sigaar tusschen de
tanden stond dr. Prouty druk te praten
tegen den ouden heer Queen„En dat
is alles, wat ik u vertellen kan, meneer de
inspecteur. Ik kan aan wat die drommel-
sche huisdokter hiergezegd heeft, geen
woord toevoegen."
Ellery kwam naar hen toe en zei over
den schouder van den dokter heen: „Va
der, wilt u hier soms even stilte vragen?"
De oude heer keek hem verbaasd aan.
„Wat heb je nou weer in je kop?en
met verheffing van stem riep hij: ,,'n
beetje stilte, alsjeblieft!"
Het werd rustig.
„Heeren," zei Ellery zachtjes, „ik zal u
een dwaze vraag stellen. Maar toch wil ik
er dolgraag een antwoord op hebben.
Heeft iemand uwer soms een vrucht van
deze schaal afgenomen?"
De mannen keken hem met open mond
aan. Niemand zei eau woord. De inspec
teur kwam naar de tafel toe en bekeek de
schillen en de verdroogde pitten.
„Heeft niemand een mandarijntje ge
schild?"
Allen schudden beslist het hoofd.
„Dank u. Dat is alles," zei Ellery en
wenkte zijn vader en den dokter naderbij
te komen. „Ik ben erachter gekomen, dat
er in deze schaal slechts twee manda
rijntjes waren vlak voordat het slacht
offer hier in de kamer kwam. Nu is er
nog maar één. Eigenaardig, wat?
Dr. Prouty nam zijn sigaar, die was uit
gegaan, uit zijn mond.
„Eigenaardig?" vroeg hij, „wat is daar
nu voor eigenaardigs aan, Queen?" En
opeens begonnen zijn oogen te glinsteren.
„O, doel je soms op vergif?"
„Goeie genade, neen!! Dat is té mal.
Mgar ik zou toch wel willen voorstellen,
dat u die mandarijntjes niet uit uw ge
dachte laat gaan."
„Maar waarom?" vroeg de inspecteur,,
„denk je soms, dat die moordenaar een
mandarijntje gesnoept heeft, nadat hij
dien armen kerel den schedel had inge
slagen."
„Het zou mogelijk zijn," mompelde El
lery, „maar het is veel waarschijnlijker,
dat die kleine man een mandarijntje ge
geten heeft, vlak voordat hij dien slag op
zijn achterhoofd kreeg."
„Dat is gemakkelijk genoeg na te gaan,"
meende dr. Prouty, naar zijn tasch grij
pend, „zal ik even sectie doen? Als hij
een mandarijntje gegeten heeft, moet dat
nog in zijn maag te vinden zijnHier
is het ambtelijk bevel, inspecteur, ik ver
onderstel dat de lijkauto hier wel dade
lijk zijn zal."
Ellery liep naar den doode toe en be
keek tem aandachtig. Eea der beambtqn
stapte over het lijk heen om op de kan
toordeur naar vingerafdrukken te zoeken
met behulp van een fijn grijs poeder.
„Al afdrukken gevonden?" vroeg Ellery
hem.
„Het lijkt er nog niet veel naar, mijn
heer Ellery," zei de man, „en toch zouden
er te vinden moeten zijn, als de dader
dien grendel hier aan deze zijde had
dichtgeschoven. Hij is glad en vettig en
dat geeft prachtige vingerafdrukken
'Mis hoor. Zorgvuldig afgeveegd! Ver
draaid, we hebben niets kunnen vinden!"
„Ook nergens anders?"
„Ik weet niet, wat Kelly daar gevonden
heeft, maar ik heb niets."
Kelly, die in de buurt bezig was, hief
zijn Ierschen kop omhoog en schudde
dien treurig. „Ik ook niet mijnheer
Queen.ik zat ook liever in de bioscoop.
Dan zag ik ten minste wat!"
Ellery knikte eens. Hij werd uit zijn
droomerij gehaald door de stem van Do
nald Kirke ergens in de gang.
„En ik zeg u, dat ik hem niet ken,"
schreeuwde Kirke tegen den inspecteur.
Sergeant Veiie kwam erbij en zei be
daard: „dat heb ik ook al tegen mijnheer
Queen gezegd. Hij was een totaal
vreemde."
„Maar," zei de inspecteur met gedempte
stem, „het kan toch heelemaal geen kwaad
om hem nog eens te bekijken? Is het zoo
niet, mijnheer Kirke?"
Hij duwde den ontredderden jongen
man bedaard voor zich uit.
„Queen!" riep Kirke, op Ellery toeko
mend, „in vredesnaamik kan die
verdachtmakingen en al dat verhoor niet
langer uithouden! Jij weet toch, dat ik
hem nooit eerder gezien heb! Ik heb je
dat toch verteld. Os.J.
„Kom, komzei Ellery bedaard, „je
zenuwen schijnen nog al overstuur te
zijn, Kirke. Er is geen enkele reden om
zoo in de war te zijn. Niemand verdenkt
jou natuurlijk! Houd je een beetje taai,
man!"
Kirke balde de vuisten en slikte iets
weg.
„Nou, vooruit dan maar!" bromde hij,
liep langzaam verder en sloeg een blik op
den doode. Hij slikte weer en zei met iet
wat vastere stem: .Neen!"
„Dat is uitstekend," zei de inspecteur
terstond, „dan is er nog maar één ding,
mijnheer Kirke: deze man heeft naar u
met name gevraagd, alsof hij u heel goed
kende. Hoe verklaart u dat?"
„Dat heb ik allemaal al aan den ser
geant hier uitgelegd," zei Kirke onwillig,
„ik ben er beu van. Er komen hier op
kantoor ieder oogenblik vreemdelingen
om me te spreken. Ik verzamel juweelen.
Ik ben een specialist in bepaalde soorten
postzegels. En ik ontvang hier heel wat
menschen, die vertrouwelijk komen spre
ken over zaken in verband met de Man
darin Press. De eenige uitleg, dien ik voor
dit geval weet, is dat deze man om een
van die genoemde redenen naar mij ge
vraagd heeft."
„Dus u veronderstelt, dat hij een han
delaar in steenen of postzegels was."
Kirke haalde zijn breede schouders op.
„Heel best mogelijk.waarschijnlijker
dan dat hij voor uitgave van een boek
kwam. De lui, die me voor uitgaven ko
men bezoeken, zijn gewoonlijk schrijvers
of agenten van boekhandelaars. Deze
man is geen van beiden, voor zoover ik
weet!"
(Wordt vervolgd).