^ry.
HOE VADER LANGBEEN
OVER DENKT
Ef
RAADSELS.
ANEKDOTEN.
door
C. E. DE T.TT.T.F, HOGERWAARD.
v^r
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE
KIEZEN. DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3 GOEDE
OPLOSSINGEN.
I.
Ingezonden door Tom Nieboer.
Welke zin kan men o zoo best missen?
n.
Ingezonden door Maartje Sierag.
Een nichtje van de raadseltante van 13
letters, 4 lettergrepen. 3, 4, 9, 10 een jon
gensnaam. 1, 2 ander woord voor moeder.
12, 3, 13, 6, 7 een meisjesnaam. 5, 4, 2, 3,
13 is langzaam. 6 is een j. 's Zomers gaat
*nen graag op 11, 10, 9, 8.
in.
Ingezonden door vijftal Van Vliet.
Verborgen plaatsnamen, namelijk men
moet de plaatsnaam maken uit de letters
van de namen der personen.
Waar wonen: Lena Uweerd. Mina Ren
den. Sam Isalus. Griet de Brugneer, Dik
Membel. Dus 5 plaatsnamen.
IV.
Ingezonden door Herman Humme.
Ruig zat op kaal
Kaal had 5 gaten.
Toch kon ruig kaal niet verlaten.
V.
Ingezonden door E. H.
Ik wordt door een vorst of vorstin ge
dragen, verander de le letter dan draag
ik de vorstelijke persoon.
VI.
Ingezonden door Mientje Stikvoort.
Zoolang ik leef, drink ik zout water, en
als ik niet meer leef dien ik om zoet wa
ter te drinken. Wat ben ik?
VII.
Ingezonden door Marie Laman.
Staat gij in helle zonneschijn,
Dan zal ik zeker bij u zijn,
En gaan dan ook uw wegen wijder,
Dan ziet men mij als begeleider,
Des morgens groot, des middags klein,
En ook des avonds ziet ge mij,
In 't huisvertrek bij kunstlichtschijn.
Ingezonden door Toos en Bep Bouter.
Meneer M. is zwaar verkouden, daarom
geeft zijn vriend D. hem den raad met
open ramen te slapen.
„En heb je mijn raad opgevolgd?", is 't,
eerste wat D. hem den volgenden dag
vraagt".
„Dat heb ik",
„Zoo. dat is verstandig, nu zal je ver
koudheid wel verdwijnen".
„Dat weet ik niet, maar door het open
raam is mijn horloge al verdwenen".
Ingezonden door Sophietje de Graal.
Vergissing met t of d.
Tante: „Toe Annie ga nu maar zoet
naar Betie (het kindermeisje).
Annie beerijDt het anders begint te hui
len en zegt: .Nee ik wil nu nog niet naar
bedje toe".
Ingezonden door Dorus en Kees
de Geus.
Tante: „Houd je veel van school, Tom
mie?"
Tommie: „Och ja tante want als ik niet
naar school ging, had ik ook geen vrije
dagen".
Vader Langbeen doet verhalen
Uit het verre, warme land,
Waar hij 's winters met Moes heen gaat.
Eén der jongen, bijdehand.
Vraagt: Is het daar altijd zomer?
Mogen wij daar ook naar toe?
Als je heel, heel goed kunt vliegen;
Nu wordt je nog te gauw moe!
Antwoordt Vader
Wat een levén
Is er plots'ling in de lucht!
Moeder Langbeen kleppert angstig
En zij slaakt een diepen zucht.
Wat een reuzenvogel, Vader!
Die is zeker niet gauw moe!
Zegt ee jonije. En gaat hij soms
Naar het warme land al toe?
Vader knikt, zegt: 't Is de richting,
Vliegen kan die vogel goed!
In Schiphol zag 'k er verschelden,
Waar ook zijn nest wezen moet.
Maarniet in de hoogte ligt het.
Stel je voor! 't Staat op den grom
Moes en mij zou 't niet bevallen.
Wat (ik keek eens heel goed rond!)
'k Zal geen ei en ook geen jonkje,
Saai en leeg was 't groote nest!
Een gewone ooievaar zijn,
Dat bevalt ons toch het best!
(Nadruk verboden).