DE VERGETEN MEIDOORN 77,te Jaargang Donderdag 7 Mei 1936 No. 19 TWEE VRIENDEN door AMBER. Toen Karei, zooals gewoonlijk, dien Woensdagmorgen zijn vriend Frits kwain afhalen om samen naar school te gaan, kwam deze dansend de trap af. Fijn jó", riep Frits, „mijn oom Kees is bij ons gelogeerd en vanmiddag ga ik met hem naar Artis". Pas dan maar goed op vanmorgen", plaagde Karei, „dat je vanmiddag niet terug moet komen". „Nee maar, stel je voor, dat dat ge beurde!" vond de ander. „Het zou af schuwelijk zijn. Maar ik zal heusch wel oppassen, dat ik vanmorgen geen domme dingen uithaal". Doch de beste voornemens worden niet altijd uitgevoerd, dat zou dien morgen rok weer blijken. Het eerste uur rekenen was goed tn wel achter den rug, en nu was aard rijkskunde aan de beurt. Mijnheer was ezig de les te overhooren: de voornaam ste plaatsen in Noord-Brabant. Nu, daar «aren Frits en Karei, die naast elkaar ln do achterste bank zaten, niet bang voor, ïant ze hadden den vorigen avond nun best erop gedaan. Maar de Jongen vóór hen kende zijn zaakjes minder goed. Toen bij 's-Hertogenbosch en Tilburg genoemd had, was hij al uitgepraat. Frits kreeg edelijden met hem en fluisterde: Breda". De jongen hoorde het, maar ijnheer hoorde het ook, doch dacht, dat e buurman van Frits de schuldige was. .Karei", zei mijnheer streng, „je weet. t ik niet van voorzeggen houd. Kom anmiddag om twee uur maar terug, dan .1 ik je nog eens uitleggen, waarom ik at niet hebben wil. T» bent het. blijkbaar ergeten Maar mijnheerbegon Karei n toen hield hij plotseling op, omdat hij dat zijn vriend Frits een kleur had 'kregen van schrik. Als hij nu zei, dat iet hij, maar Frits had voorgezegd, zou ie vanmiddag niet met zijn oom naar rtis kunnen gaan. En Frits was zijn lend! Daarom klemde hij zijn lippen ast op elkaar en zei niets meer. Na de aardrijkskundeles mochten de ongens tien minuten op de plaats spreien. rel was een beetje bedroefd om ziln •::;:>rven vrijen middag naar buiten eloopen en keek rond, wasé1 Frits toch as Maar hij zag hem nergens. Zou die em niet eens even voor zijn stlBwijgen imen bedanken? Tot op eens, een paar inuten later. Frits de school uitkwam n direct naar Karei toe stormde. „Jó", riep hij uit, „ik vond het reuzee irdig van je, dat Je voor mij wou terug- omen vanmiddag, maar het zou toch niet blijk geweest zijn. Ik heb daar onder de irdrijkskundeles nog eens over nage- acht. En toen heb ik aan het eind van iet uur alles aan mijnheer verteld, en die ?l. dat hij jou een flinken jongen vond". .Schei toch uit!" protesteerde Karei, ie altijd verlegen werd, als men hem lees. „Ja, en dat vond ik ook. En weet 'i wat nog het fijnste is? Toen zei mijn eer ook nog: „Dan zal ik dezen keer 'aar genade voor recht laten gelden en >u de straf ook kwijtschelden, dan kun i toch vanmiddag met je oom uit:" „Nou maar zeg, dat is mooi. Dan komen e er allebei goed af", vond Karei. En toen ging de bel en moesten de jon- Sprookje op Rijm door JO DAE MEN. Wat is dat? De Mei aan 't schreien! O, de Meimaand had zoo'n spijt: Was, door al te kwistig strooien, Al haar witte bloemblad kwijt! Ende Meidoorn stond vergeten! Och, het plan was toch zoo mooi: Mei wou héél de wereld sieren Met een blanken bloesemtooi! 't Weiland zóó vol madeliefjes. Dat geen gras er tusschen zit; Boomen, enkel bloesemkronen. Struiken, enkel bloesem-wit! Maar waar afgaat en niet bijkomt,... Amper bleef er nog genoeg, Voor de Vogelmelk, die vroeger Nimmer groene streepjes droeg! Toen de Mei het laatste restje Bloemblad wit gegeven had, Zag zij, dat elk Vogelmeikje Nog vol groene strepen zat! Meimaand trachtte hen te troosten: ,,'tStaat wel fijn; we doen het meer". Doch één plantje, dat zich schaamde, Boog voortaan het kopje neer Maar het ergste, o! het ergste, Was het petekind van Mei; Was de Meidoorn zonder bloesem! Ja, dóór huilde Meimaand bij! Roode bloesemblaadjes had ze Aan den Meidoorn geprobeerd.... „Och, dat is toch niet je ware! Och, dat staat toch zóó verkeerd!" Wat de Meimaand moest beginnen? Zie, ze sloeg met diepen zucht, Droeve oogen naar den hemel.... Maar wat dreef daar in de lucht? Schapenwolkjes, zuiver witte! Meimaand wenkte met haar staf, En een goedig schapenwolkje Daalde naar de aarde af! Zachtjes liet het schapenwolkje Zich nu op den Meidoorn neer.... Toen werd elke waterdroppel Tot een bloemblad, wit en teer! Nu was alle leed vergeten, Nu was ook de Meidoorn blij En de menschen waren dankbaar Voor de bloesempracht van Mei! Er zijn twee soorten vogelmelk. De ééne is „knikkend". (Nadruk verboden). gens weer naar binnen. Dat laatste uur zaten ze allebei zoo stil als muizen in hun tank. Ze fluisterden zelfs geen enkelen keer tegen elkaar, wat ze anders nog wel eens deden. Maar dat kostte dan ook moeite, en ze zuchtten allebei van op luchting, toen het „veilig" twaalf uur sloeg Gearmd holden ze naar buiten, waar Frits tot zijn groote vreugde zijn oom op hem vond wachten. „Zoo", zei oom Kees lachend, toen hij de twee jongens zoo broederlijk gearmd zag aankomen, „dat ls zeker een goeie vriend van je, hè Frits?" „Dót?" zei Frits. „Dat is de beste vriend dien ik heb. Dat is Karei, en weet U, wat die vanmorgen gedaan heeft?" En hoewel Karei hem in de zij stompte om op te houden, omdat hij voelde, dat hij van verlegenheid weer een kleur kreeg. deed Frits het verhaal van wat er dien morgen op school gebeurd was. „Jullie zijn allebei flinke jongens", vond oom Kees. „Karei, omdat hij den schuld voor zijn vriend op zich wou ne men, en Frits, omdat hij inzag, dat Je een. ander niet mag laten boeten voor je eigen fouten. Ik vind, dat we vanmiddag maar met zijn drieën naar Artis moesten gaan"« „O, oompje, wat fijn!" juichte Frits. „Ja, maar Karei?" plaagde oom Kees, „heelt die er wel zin in?" „Nou mijnheer, en óf!" zei Karei. „Dan kom ik U en Frits om twee uur wel af halen. Dat ls net de tijd, waarop ik an ders weer op school had moeten zijn. Maar Ik vind dit toch prettiger!" (Nadruk verboden). 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 13