UIT SLOOTLAND 7sle Jaargang Donderdag 30 April 1936 No. 18 BESCHUITEN MET MUISJES MEIREGEN. Huib kwam uit school en toen hij de huiskamer binnen trad, waar de koffie tafel reeds gedekt stond, ging zijn oog spiedend over alles heen. „Wat eten we?" vroeg hij aan z'n moe der, die brood stond te snijden. „Boterhammetjes natuurlijk". „En wat er op?" „Wel, kaas en appelstroop". „Altijd appelstroop, nooit eens wat anders. Bij Dolf eten ze vandaag beschui ten met muisjes", „Wat zeg Je me nu?" deed moeder ver wonderd. „Ja, hij heeft vannacht een zusje ge kregen. Wanneer krijgen wij eens een zusje of broertje?" „Dat weet ik niet, vent. Maar je bedoelt eigenlijk: wanneer eten wij eens beschui ten met muisjes, hè?" plaagde moeder. Ja, dat geloofde Huid eigenlijk ook. „Zeg, moes", ging hij verder, „een hond zou nog leuker zijn dan een klein broertje. Laten we een hond nemen". „Zijn een paar duiven ook goed?" „Duiven zegt u, kan ik die krijgen?" informeerde de jongen blij. „Ja, bij buurman. Hij doet ze weg". Huib was de deur al uit en toen vader en z'n groote broer thuis waren, verscheen Huib met in eiken arm een mooie koer- duif. Hij nam ze bij elkaar in één arm en streelde ze over de kleine, zaöhte kopjes. „Lieve koertjes", zei hij liefkoozend en tot z'n huisgenooten„Ik zet ze in het leege kippenhok" En dat deed hij. Huib beleefde veel plezier van z'n dui ven. Ze waren erg mak en wenden gauw aan hun nieuwen meester. Nu, hij zorgde ook uitstekend voor hen. Op een morgen ontdekte hij, dat de beestjes allerlei ruigt, dat in het hok lag, naar een hoek van de ren sleepten. „Ze gaan vast een nest maken", besloot hij en zei tot zichzelf, „wacht, ik zal ze helpen!" Achter in den tuin stond een oude riet mat; dam' trok hij wat stukken uit en wierp die in het hok. Na een paar dagen was het nestje gereed. Allen moesten komen kijken ook Dolf bracht hij uit school mee om het duivennest te bewon deren. In het nest kwamen twee eitjes te lig gen en dagen lang zat het wijfje er op te broeden. Natuurlijk liet Huib het beestje rustig zitten. Maar op een morgen toen hij weer als gewoonlijk bij z'n koertjes was gaan kij ken kwam hij zenuwachtig naar binnen hollen met een kleur van opwinding en zei: „Ik geloof, dat ik jonge koertjes heb". Moeder moest direct mee. Huib deed 't deurtje van de ren open, tilde de broe dende duif wat op en jawel; uit één ei was een klein, geel vogeltje gekomen, nog zoo goed als kaal. Het andere ei was nog niet uit. „Laat de beesten nu vooral met rust", waarschuwde moeder. Dat deed de jongen ook, hij moest trouwens naar school, maar het is gemakkelijk te begrijpen, dat zijn gedachten onder de les telkens afdwaalden naar 't duivennest. Enom twaalf uur was het tweede ei ook uiit. Trouw zat de doffer naast het nest op de wacht. Huib merkte ook dat het mannetje de leege m. DE WEDSTRIJD. In SlootLand wonen kikkertjes. Wat die voor spelen doen? Bij voorbeeld: kikkertj'over, Kijk Maar eens heel goed naar Groen. En Rond-Oog. Is dat springen, zeg! Kun jij het ook zoo goed? Heer Spring-in-'t-Veld schrijft op, wie er De mooiste sprongen doet. (Nadruk verboden). Veel kikkers staan in 't weiland en Ook menig kikkerkind Vraagt: Moeder, zeg, wie denk je, dat Straks wel den wedstrijd wint? Ze krijgen punten evenveel! De prijs wordt dus verdeeld. Dat's eerlijk, want hun springen heeft Geen sikkepit gescheeld! C. E. DE LILLE HOGERWAARD. eierschalen heelemaal naar de andere zijde van het hok gebracht had. Op eens dacht Huib aan z'n vriend Dolf. Die had een klein zusje en hij, Huib. had jonge duifjes. Meteen stond hij op van 't plaatsje, waar hij gehurkt had gezeten om beter te kunnen zien en liep naar binnen. ,,Moes", zei hij, „ik ga Dolf even halen om naar m'n jongen te komen kijken". Een poosje later was hij met z'n vriendje terug. Huib beloofde dat hij maar heel heel even de broedende duif zou optillen om Dolf z'n schat te laten zien. „En hoe vond je ze, Dolf?" vroeg moe der, toen het tweetal weer binnen kwam. „Aardig, mevrouw". „Jouw moeder heeft getrakteerd, hè, toen jullie zusje geboren is. Nu, ik zal jullie fuiven, omdat er vandaag jonge duifjes geboren zijn". Toen deed moeder het buffet open en zette op tafel een bord metbeschuiten met muisjes. „Nu krijg ik ze tóch!" riep Huib blij. De jongens smulden van de lekkernij en Huib zou best willen, dat z'n koertjes heel, heel dikwijls jongen kregen. J. H. BRINKGREVE—ENTROP. (Nadruk verboden). Regendropje. regendrop) e. Val maar op mün bloote kopje! 'k Zinz dit oude ldedi' ln Mei. 'k Ben met rezen toch zoo bttj! Want ik wil zraaz zrooter zlin. Ik-ik ben - nou ia! - noe klein! Rezen val dus op mijn bol! 'k Voel te t>est en vind het dol. Moeder heeft het ook zedaan: In den Meirezen zestaan! Of mfin Moesje zroot nu is! Rezen tie ik heb 't niet mis! Rezendropje, regendropje. Val maar op mijn bioote kopje! Niemand is er toch graaz klein. „Groot zijn", o. dat is zoo fijn! ANNEB O. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 13