Tooneel-rel in de hoofdstad.
De vestiging eener katoenindustrie
in Neder.andsch-lndië.
LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad
Donderdag 2 April 1936
GEMEENTEZAKEN.
Oprichting van een proefweverij
op basis van het zg. Centrale Plan
o
Vertraging door tegenspoed met
het terrein.
De oprichting van een proefweverij in
Indië op basis van het zgn. Centrale Plan
bevindt zich thans in een vergevorderd
stadium Wij herinneren er in dit verband
aan dat prof, Wisselink in Juni 1931 in zijn,
inaugurale rede te Rotterdam de moge
lijkheden van een katoenindustrie in
Indië besprak en aandrong op een uitge
breid vestlgingsonderzoek, zich reeds toen
op een collectiviteitsbasis stelde. Kort
daarna hadden, onder voorzitterschap van
den heer Jan Gelderman, reeds inleiden
de besprekingen plaats om tot een zgn.
centraal plan te komen. Geheel onafhan
kelijk hiervan kwam de heer Slgm. Menko
N Jzn., onder-voorzitter van het Econo
misch Instituut voor de Textiel-Industrie
(EI.T.) in 1932 door een studiereis in
Nederlandschlndië, tot de zeer positieve
meening, dat alleen een plan op collec
tieve basis kans van slagen had en dat
een bevordering hiervan het beste kon
geschieden door het E. I. T.
De beide plannen werden daarop aan-,
hangig gemaakt bü het Economisch In
stituut te Rotterdam en na gecombineerd
te zijn, uitgewerkt als het zgn. Centrale
Plan. In 1932 werd in verband hiermede
opgericht de „Combinatie van Nederland-
sche textielfabrieken tot eventueele vesti
ging van katoenfabrieken in Ned.-nldië".
(Deze zond in overleg met het ministerie
van koloniën een commissie van 4 leden
uit, bestaande uit de heeren Sigm Menko
N. Jzn. (voorzitter), H. Ekker, P. Fentener
van Vlissingen Pzn. en prof. dr. J. Wisse
link. Deze commissie, officieel de Neder-
landsche Textielcommissie genoemd, doch
in de industrie beter bekend als de Com
missie Menko. vertoefde van einde Mei tot
einde Juli 1934 op Java. Zij stelde met
behulp van de Ned.-Indische regeering en
inzonderheid van het departement van
economische zaken een uitgebreid onder
zoek in, dat zich over het geheele eiland
uitstrekte. Men heeft zich bij dit onder
zoek en nu bij de uitwerking der plannen
geheel gesteld op de basis van het in
dustrialisatiememorandum van prof. Wis
selink. Wij herinneren eraan, dat de con
clusie van dit memorandum was, dat wilde
men geen noodelooze risico's loopen en
aan de andere zijde, bij slagen het tempo
der industrieels ontwikkeling niet noode-
loos vertragen, de vestiging in drie pha-
sen moest geschieden, waarvan een be
trekkelijk klein proefbedrijf de eerste was.
Beperkte keuze van de vestigingsplaats.
Na het vertrek der Textielcommissie
van Java werden nog meerdere gegevens
verzameld door bemiddeling van het de
partement van Economische Zaken te Ba
tavia. De eindbeslissing omtrent de mo
gelijkheid van vestiging kon eerst genomen
worden na het binnenkomen en volledig
uitwerken dezer gegevens, welke o.a. bij
zonderheden omtrent terreinen betroffen.
De voorziening met groote kwantums wa
ter voor technische doeleinden en de af
voer van eveneens groote kwantums af
valwater heeft uiteindelijk het geheele
vestigingsvraagstuk in Nederlandsch-Indië
beheerscht en daardoor de plaats van ves
tiging practisch beperkt tot enkele kleine
rayons. De keuze der terreinen was hier
door vanzelfsprekend ook sterk gelimi
teerd
Het resultaat van het vestigingsonder-
zoek is bekend; de technische moeilijkhe
den zijn niet onoplosbaar gebleken, doch
de arbeidsefficiencv op Java blijft een vrij
onberekenbare factor. Alleen een arbeids-
proef gedurende eenige jaren in een proef
bedrijf kan hieromtrent voldoende gege
vens verschaffen om er de (vergelijkende)
kostprijsberekeningen voor het uiteinde
lijk gedachte grootbedrijf op te kunnen
baseeren.
In Augustus kwam een breede combi
natie tot stand uit de Nederlandsche in
dustrie. de Indische importhuizen, de 3
groote Indische banken en de scheep
vaartondernemingen, welke het kapitaal
benoodlgd voor het proefbedrijf voltee-
kende (f. 450.000).
Tegenspoed met eerstgckozen
terrein.
De textieicommissie heeft daarna zoo
sooedie mozeltjk de hand trachten te leg
gen op het door haar meest geschikt ge
achte terrein. Toen heeft men echter nog
met onverwachte tegenspoed te kamoen
gehad. Alvorens tot definitieven aankoop
over te gaan werd n.l. het terrein elf en
de geheele omgeving nog eens nauwkeurig
onderzocht. Tot eroote teleurstellin" zoo
wel van de commiss'e als van de betref
fende rcgeerines-instanties bleek toen dat
de slechte hygiënische omstandigheden
een vestiging onmogelijk maakten.
Zoodra men met goede redenen kon
verwachten elders wel te slagen, Is een
vergadering belegd van alle deel
nemers in de combinatie. In deze
vergadering, welke plaats vor
Enschede, heeft de Textielcommissie
verslag uitgebracht omtrent de werk
zaamheden en de noodige machtigin
gen verkregen om verder te gaan. Deze
machtigingen betroffen o.a. srond-
aankoopen en aanstelling van perso
neel. Verder werden de statuten in
kort concept door de vereaderir"
vastgesteld. Besloten werd de oprich
ting der N.V. Java Textiel Maatschap
pij, welke de proefweverij zal exploi-
teeren, zoo spoedig mogelijk t- doen
plaats vinden. De oprichting zal waar
schijnlijk met volmachten geschieden.
De vergadering, wees. voor het geval dat
deze laatstgenoemde procedure gevolgd
werd. aan als commissarissen: Joan Gel
derman. lid van den firma H. P. Gelder
man en Zonen N.V. te Oldenzaal voor-
zitte-' E. W. Schol ten directeur der firma
Geo Wehry en Co. te Amsterdam, A. A.
Pauw, directeur der Nederlandsche Han
del Mü. te Amsterdam; P. Fentener van
Vlissingen Pzn., directeur van P F van
Vlissingen en Co's Katoenfa brieken te
Helmond; H. van Heek Hzn.. directeur
van van Heek en Co. N.V. te Enschede; H
J. Ekker. directeur der Kon. Weef"o<"*--
renfabriek v. h. C. T. Stork en Co. N.V.
te Hengelo (O); Jan Scholten. lid der
firma J. P. Scholten en Zn., to Enschede;
A. J. Blijdenstein directeur der N.V. Ka
toenspinnerij Bandshoeve te Enschede en
prof dr. J. Wisesllnk te Rotterdam,
secretaris.
Prof Wisselink zal tevens optreden a's
economische adviseur der N.V..
De Raad van Beheer zou dan als volgt
worden samengesteld;
Sigm. Menko N.Jzn.. directeur der N.V.
N. J. Menko en Zn., te Enschede voor
zitter; E. Gorter lid van de firma H. ten
Gate Hzn. en Co. te Almelo; R. Ankersmit.
directeur der N.V. tot expl van Anker
smit Katoenfabrieken te Deventer en di
recteur van de N.V. Gebr. Everhard en
Co. export-Maatschappij te Deventer. W.
Companjen. directeur der N.V. Harmsen
Verwey en Co. te Semarang als lid in
N»d.-Indië.
Als secretaris van den Raad van B»heer
zal optreden de heer H. Mever, -eer. der
Directie van N. J. Menko N.V.
Het ligt nu in de bedoeling om de op
richting der proefweverij met sooed ter
hand te nemen. Wat de bouw en de in
richting van het bedrijf betreft, od een
desbetreffende vraag werd ons medege
deeld. dat men hierbij, zooveel als moge
lijk is. gebruik wil maken van Inlandsche
materialen en de diensten van het In
dische bedrijfsleven.
Als technisch leider van het bedrijf zal
ook iemand optreden met jarenlange er
varing omtrent textielbedrijven jn Neder
landsch-Indië
AANKOOP HUIS OXIDE VEST.
De heer A. Karstens heeft aan de ge
meente voor den prijs van f. 3850 te koop
aangeboden het huis en erf aan de Oude
Vest no. 147, hoek Bouwelouwensteeg,
groot 60 M2.
Aankoop van dit perceel is voor de ge
meente van belang met het oog op zijn
ligging ten opzichte van het aan de Ver-
eeniging tot Bevordering van den Bouw
van Werkmanswoningen ln erfpacht uit
gegeven terrein, gelegen tusschen de van
der Werfstraat en de Oude Vest.
Op de strook grond, gelegen op den Oos-
telijken hoek Oude Vest en Bouwelou
wensteeg, is .thans nl. bebouwing niet wei
mogelijk, zoodat bij den bestaanden toe
stand deze strook onbebouwd zou moeten
blijven en in plaats van 99 slechts 98 wo
ningen zouden kunnen worden gebouwd.
Wordt echter het perceel Oude Vest no.
147 bij het in erfpacht uitgegeven ter
rein getrokken, dan kan de grond ter
plaatse economischer worden verkaveld;
het wordt alsdan mogelijk twee woningen
meer te stichten, terwijl tevens een archi
tectonisch betere hoekoplossing wordt
verkregen.
De koopsom zal uiteraard niet uitslui
tend op de woningen, die op het te koopen
perceel worden gebouwd, drukken, doch
over het geheele woningcomplex kunnen
worden verdeeld. Het laat zich aanzien,
dat de exploitatie van het woningcomplex
door dezen aankoop niet ongunstig zal
worden beïnvloed, en de huren derhalve
niet behoeven te worden verhoogd.
DE LEIDERDORPSCHE BRUG.
Zooals bekend is, behoort aan de ge
meente Leiden de weg- en watertol der
Leiderdorpsche brug (daaronder begrepen
de bij de brug gelegen woning met café
en erf). De opbrengst van den tol c.a.,
werd steeds verpacht, laatstelijk bij be
sluit van 30 Januari 1933 tot 1 Mei 1936
Voor f. 2.000 per Jaar.
Voorts berust bij Leiden het onderhoud
van het onder de gemeente Leiderdorp ge
legen gedeelte van den Lagen Rijndijk
over een lengte van plm. 1300 M., vanaf
de Spanjaardsbrug tot de Leiderdorpsche
brug, alsmede van de boordvoorziening
langs den weg. In de onderhoudskosten
van den weg draagt Leiderdorp jaarlijks
f. 73.60 bij.
Met de gemeente Leiderdorp werden
reeds geruimen tijd onderhandelingen ge
voerd over overdracht van den weg c.a. en
van de brug aan die gemeente, welke on
derhandelingen eindelijk tot een gunstig
resultaat hebben geleld.
Bij deze besprekingen werd er vooreerst
van uitgegaan, dat dergelijke buiten Lei
den's territoir gelegen objecten ln onder
houd en beheer behooren te zijn bij die
lichamen, die door hun publiekrechtelijke
positie daartoe meer zijn aangewezen dan
Leiden.
Verder nam het College van B. en W.
het standpunt in, dat de overdracht van
den weg en de boord voorziening kon ge
schieden onder bijbetaling door Leiden
van de gekapitaliseerde onderhoudskos
ten Ook ten aanzien van de brug be
hoorde in deze als maatstaf te worden
genomen het financieele resultaat, dat zij
voor Leiden oplevert. Aangezien de brug
zich ongeveer bedruipt en Leiden, in
tegenstelling met Leiderdorp, bij ophef
fing van den landtol slechts een verwij
derd belang heeft, ontmoette het beden
king, in de exploitatie van de brug bij
eventueele opheffing van den landtol een
bijdrage te verleenen, zooals Leiderdorp
aanvankelijk had gevraagd.
Aan de genoemde punten voegde Lei
derdorp nog een ander toe.
Men wees er op, dat het zich laat aan
zien, dat spoedig een verbreeding van den
Lagen Rijndijk moet plaats hebben. In
dien weg liggen eenige leidingen voor gas
en electricitell, deels voor Leiderdorp
alleen, deels mede voor aangrenzende ge
meenten. Het verbreeden van den weg zal
verlegging van de verschillende leidingen
noodig maken Nu komt in de overeen
komsten betreftonde de levering van gas
en electrlciteit aan de gemeente leider
dorp de bepaling voor, dat de kosten van
verlegging geheel voor rekening van de
gemeente Leiderdorp komen. Mede met
het oog op de kosten van de wegverbete-
ring, verzoekt Leiderdorp een gedeelte
van de kosten van verlegging van de lei
dingen voor rekening van Leiden te
nemen. In aanmerking nemende o.a., dat
onder de bedoelde leidingen er zich bevin
den, die ook voor andere gemeenten dan
Leiderdorp dienst doen, kwam de toeken
ning van een bijdrage als bedoeld B. en
W. niet onbillijk voor.
Op den volgenden voet werd nu met B.
en W. van Leiderdorp overeenstemming
bereikt;
a. overdracht van den Lagen Rijndijk
en van de boordvoorziening langs dien
weg aan Leiderdorp, tegen ultkeering door
Leiden van een bedrag van resp. f. 10.000
en f. 5.000 Ineens. Naar een rente van 4
pet. komt dit neer op een jaarlijksch
onderhoudsbedrag van f.400 en f.200:
b. overdracht om niet van de Leider
dorpsche brug met het recht van tol- en
bruggeldheffing (daaronder begrepen de
woning met café, erf, enz.) Wegens de in
1925 plaats gehad hebbende vernieuwing
van de brug rust nog op de brug een
restant-schuld per 1 Januari 1936 van
f. 17.100. Het spreekt vanzelf, dat over
dracht van de brug c.a. gepaard dient te
gaan met restitutie van dit bedrag van
f. 17.100 aan onze gemeente, hetgeen kan
geschieden in verrekening met de door
Leiden te betalen som van f. 15.000, zoodat
onze gemeente per saldo een bedrag van
f. 2.100 ontvangt.
c. ingeval later bij verbreeding en ver
betering van het over te dragen gedeelte
van den Lagen Rijndijk verlegging van
gasleidingen en electrlciteitokabels noodig
is, zal Leiden in de kosten van die ver
legging voor een derde gedeelte tot een
maximum van f. 6.467 in totaal bijdragen.
(Hiervan f. 4.890 door de Lichtfabrieken
en f. 1.577 door de gemeente zelf). De
kosten van de eventueele verlegging van
de leidingen worden geraamd op f. 19.400.
Aangzien bij totstandkoming van de
overdracht de brug door Leiden niet meer
behoeft te worden verpacht, doch dit door
Leiderdorp 7,al moeten geschieden, kan
het verzoek van J. A. Ramaker om de
pacht te verlengen, bulten verdere behan
deling blijven.
^MJN/T EN IETTEREN
ATELIERSCHIP „DE BRANDING".
Galgewater.
Voor tal van kunstenaars is het ln dezen
tijd moeilijk om den moed er in te hou
den. Er moet dus iets op gevonden wor
den, om zich op eene of andere wijze een
sober bestaan te verzekeren.
De heeren E. van Briel en Jan Buys,
beiden leerlingen van de Rotterdamsche
Academie, hebben een schip aangekocht
en dit in- en uitwendig vertimmerd, zoo
dat een flinke bovenbouw is ontstaan.
Daalt men het trapje af, dan komt men in
een flinke expositieruimte, die door boven
licht zeer goed wordt verlicht, terwijl
daarachter genoegzame ruimte overbleel
voor een atelier.
Zij noemden hun schip „De Branding",
geen ontoepasselijke naam, als men be
denkt, dat deze jonge menschen midden
in de branding zitten en hun weg zoeken
naar de open zee. Van Rotterdam hebben
ze zich naar Delft laten trekken en zoo
verder Noordwaarts, terwijl ze in elke
plaats van beteekenis eenige dagen blij
ven liggen. En thans liggen ze te Leiden
aan het Galgewater.
In de tentoonstellingsruimte vindt men
ter eene zijde werk van Van Briel, ter an
dere zijde van Buys, terwijl op een tafel
nog een portefeuille met houtsneden, etsen
en teekeningen ter inzage ligt.
Belde kunstenaars zijn twee vlotte wer
kers, van wie wij ln de eerste plaats de
luchtig en suggestief neergezette schets-
krabbels waardeeren. Meer gedetailleerd,
schoon eveneens zeer vlot gedaan, zagen
we van Van Briel een portretstudie in
conté er bestaat gelegenheid, zich te
laten portretteeren en van Buys een
goed zittend naakt.
Het schilderwerk van Van Briel, ik noem
slechts een kachel, éen vrouwenportret en
een brug, ls zwaar van toets, maar niet
onverdienstelijk. Er zit in deze werken wel
een zekere stemming van rust. Overigens
bemerkt men aan beider werk, dat zij nog
in de branding zitten. Het woelt en gist
bij deze jonge menschen en op den duur
zal daaruit wel meer rust, beheerschlng en
verdieping geboren worden: die zich hier
en daar reeds aankondigen.
Donker en broeierig van stemming zijn
vooral de zeegezichten en landschappen
van Buys met hun sombere, visioenaire
wilkenluchten, waarbij wij even uit de
verte aan Peumeke worden herinnerd. U
lette maar eens op het landschap met het
roodgedakte huisje en het onheilspellend
coloriet van de lucht daarboven.
Het werk van de beide kunstvrienden
sluit zich heel goed bij elkaar aan, terwijl
het in factuur, compositie en stemming bij
nauwkeurige beschouwing genoeg verschil
vertoont, om de persoonlijkheden te ac-
centueeren.
Men neme eens een kijkje.
NIEUWE UITGAVEN.
Bij de Uitgeversmaatschappij Holland
te Amsterdam is verschenen een werkje
getiteld' Nederland in den oorlog? door
M. J. Leenderse met voorrede van prof.
dr. H. Brugmans.
Wij ontvingen verder: Nederlands ont
wakend „Nationaal havengeweten" door
W. v. Looveren.
MAANDBLADEN.
Publieke Werken publiceert een arti
kel van ir. H. J. op den Oordt over De
nieuwe watertoren te Breda, terwijl C. A.
Hoogterp over Afval waterzuivering in
Amerika schrijft.
In Historia heeft H. J. Schmidt een
artikel geschreven over Teuko Oemar, W.
H. Wolff schrijft over De Kindergruis-
tocht.
In Steek voor Steek warden patro
nen besproken van jumpers, badpakken,
pullovers en kinderpakjes.
1347
S.G.A7-092H
(Ingez. Med.)
Eduard Verkade als criticus.
o
Een dreigement van tooneel-
directies, waaraan geen uitvoering
wordt gegeven.
O
Gesprek met Albert van Dalsum.
(Van een specialen verslaggever)
Er is te Amsterdam weer eens uitgebro
ken een conflict tusschen tooneelspeler en
criticus, een conflict dat dus niet nieuw
is, integendeel al zdo oud als de tooneel-
critiek zelf. In dit geval heeft het scherpe
vormen aangenomen, doordat, gelijk ge
meld, een drietal tooneeldirecties, n.l die
van de Tooneelgroep „Het Masker", de
Amsterdamsche Tooneelvereeniging en het
Centraal Tooneel, aan den heer Eduard
Verkade, die optreedt als recensent voor 't
weekblad De Groene Amsterdammer, per
deunvaardersexploit heeft doen aanzeg
gen, dat zij genoodzaakt zijn, hem den
toegang tot haar tooneeluitvoeringen te
weigeren, daar zij niet gesteld zijn op be
oordeelingen daarover van zijn hand in De
Groene.
De benoeming van Eduard Verkade als
opvolger van mr. Henrik Scholte tot
tooneelrecensent van het bekende Am
sterdamsche weekblad heeft indertijd
nogal veel «stof doen opwaaien, omdat de
heer Verkade naast zijn werkzaamheden
als criticus ook zelf nog actief aan het
tooneel-leven bleef deelnemen, wat om.
gebleken is uit zijn optreden als regis
seur van het tooneelstuk De Ober. De re
dactie van De Groene heeft haar hou
ding toen echter verdedigd met het argu
ment. dat zooiets bij andere kunsten ook
wel voorkomt (schilderkunst, muziek bij
voorbeeld) en waarom zou het bij too-
neelspeelkunst dan speciaal onmogelijk
zijn? Niettemin bleef het een latente grief
welke nu dan in het bovenvermelde deur-
waardersexploit tot uitbarsting is ge
komen.
In De Groene van j.l. Zaterdag is
van het merkwaardige deurwaarders-
exploit uitvoerig melding gemaakt.
Dienzelfden avond echter heeft de
heer Verkade, naar ons is gebleken,
als criticus de voorstelling van Medea
door de Amsterdamsche Tooneelver
eeniging bijgewoond, zonder dat hem
iets in den weg is gelegd.
Bij de meergemelde exploiten, waarvan
er in De Groene één volledig ls afgedrukt
werd aan Eduard Verkade verboden, alle
schouwburgen en andere localitelten, ge
durende de tijden, dat deze tooneeldirec
ties daarvan het gebruik zouden hebben,
te betreden, en hem aangezegd, dat. in
dien hij zou trachten dit verbod te over
treden, zij hem den toegang tot bedoelde
locallteiten met alle haar ten dienste
staande middelen zouden moeten belet
ten, terwijl de heer Verkade zich dan te
vens zou bloot stellen aan strafrechter
lijke en clvielrechterlijke vervolging vol
gens de wet. Eerlijk gezegd, waren wij be
nieuwd, hoe de tooneeldirecties het zou
den klaar spelen, Verkade te weren, wan
neer hij met een geldig plaatsbewijs een
tooneelvoorstelling kwam bijwonen. Nu
bleek, dat hij Zaterdagavond zonder be
zwaar ls toegelaten, had het er allen
schijn van, dat de directies zich daar zelf
ook geen voorstelling van hadden ge
maakt
Wij hebben ons daarom gewend tot den
heer Albert van Dalsum, directeur van de
Amsterdamsche Tooneelvereeniging, die
ons mededeelde, dat de drie tooneeldirec
ties inderdaad over deze kwestie nog na
der overleg zullen plegen. Dat de heer
Verkade bij deze voorstelling is toegelaten
beteekent dus niet. dat de actie tegen hem
als criticus wordt stopgezet. Deze actie
staat geheel los van mijn persoonlijke ap
preciatie, voegde de heer Van Dalsum
daaraan toe; zij is evenwel geboren uit
een algemeene ontstemming over zijn
wijze van critiek. Verkade gaat daarin
naar onze meening, vaak te ver. De ma
nier waarop hij onlangs aan Louis Gim-
berg dilettantisme heeft verweten, ging
alle perken te buiten en zoo waren er meer
redenen voor gegriefdheid. De verschil
lende tooneeldirecties ontmoeten elkaar
natuurlijk geregeld en na veel onderlinge
besprekingen is tenslotte besloten tot de
zen maatregel, om er een eind aan te
maken.
Tevoren was reeds een brief gestuurd
aan de redactie van De Groene met een
duidelijke uiteenzetting van de bezwaren.
In de eerste plaats achtte men het on
juist, dat iemand, die zelf actief werkzaam
is in de tooneelwereld, als criticus op
treedt. En in de tweede plaats meende
men, dat uit de mentaliteit, die aan Ver-
kade's criticken ten grondslag ligt, ton
duidelijkste blijkt, dat hij het heele too-
neelgebeuren na zijn heengaan van nul
en geener waarde acht hetgeen ook
weer wordt gedemonstreerd door zijn ar
tikel in het laatste nummer van De
Groene, waarin een overzicht van den
stand van het hedendaagsche tooneel
wordt gegeven. Men was derhalve van
oordeel, dat de criticus Verkade een te
subjectief standpunt inneemt ten opzichte
van het gebodene. Bij die gelegenheid
heeft men verzocht van verdere critieken
van den heer Verkade verschoond te blij
ven, doch daaraan is geen gevolg gegeven
Het deurwaardersexploit nu bedoelde aan
deze aanzegging meer klem bij te zetten.
Voorloopig kan men evenwel niet zeg
gen, dat de tooneeldirecties er veel meer
mee bereikt hebben, dan dat zij bevreem
ding hebben gewekt door een dreigement,
dat zij niet hebben uitgevoerd. Men kan
zich indenken dat er zich gevallen kun
nen voordoen, dat tooneeldirecties zich
door bepaalde critieken gegriefd voelen
(wij willen in het midden laten, of dat
hier inderdaad het geval is geweest) en
dat zij in het vuur der verontwaardiging
naar middelen zoeken om daaraan een
eind te maken. De heer Eduard Verkade
zelf zal zich een dergelijke geestestoe
stand te beter kunnen indenken, gedachtig
aan een gelijksoortig conflict, dat hijzelf
indertijd als tnoneeldirecteur heeft gehad
met den toenmaligen hoofdredacteur van
De Telegraaf, den heer J. C. Schroder
(BarbarossaOf de gekozen oplossing
evenwel de juiste is, mag vooralsnog wor
den betwijfeld.
'In het „Haagsch Maandblad" schrijft
mr. W. J. A. Thorbecke over: Hoe het
Verre Oosten ons ziet; dr. M. de Hartogh
over: De paleis-raadhuis-kwestie in Am
sterdam jhr. mr. C. M. O. van Nispen tot
Sevenaer over: De kern van het pacht-
probleem; dr. E. D. Baumann over: Het
toeval ln Natuur en Historie; C. Bsse van
Boecop over: Op reis naar de Zuid-Russi
sche Sovjet-Republieken en M. Bsse van
Ittersum-Van Ittersum over: Ivo met het
geweer, de afstammeling der Hajduken.
Wat U ook te verkoopen
hebt, Dagbladreclame doel
het werk.
3—4