Tooneel-rel in de hoofdstad. De vestiging eener katoenindustrie in Neder.andsch-lndië. LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad Donderdag 2 April 1936 GEMEENTEZAKEN. Oprichting van een proefweverij op basis van het zg. Centrale Plan o Vertraging door tegenspoed met het terrein. De oprichting van een proefweverij in Indië op basis van het zgn. Centrale Plan bevindt zich thans in een vergevorderd stadium Wij herinneren er in dit verband aan dat prof, Wisselink in Juni 1931 in zijn, inaugurale rede te Rotterdam de moge lijkheden van een katoenindustrie in Indië besprak en aandrong op een uitge breid vestlgingsonderzoek, zich reeds toen op een collectiviteitsbasis stelde. Kort daarna hadden, onder voorzitterschap van den heer Jan Gelderman, reeds inleiden de besprekingen plaats om tot een zgn. centraal plan te komen. Geheel onafhan kelijk hiervan kwam de heer Slgm. Menko N Jzn., onder-voorzitter van het Econo misch Instituut voor de Textiel-Industrie (EI.T.) in 1932 door een studiereis in Nederlandschlndië, tot de zeer positieve meening, dat alleen een plan op collec tieve basis kans van slagen had en dat een bevordering hiervan het beste kon geschieden door het E. I. T. De beide plannen werden daarop aan-, hangig gemaakt bü het Economisch In stituut te Rotterdam en na gecombineerd te zijn, uitgewerkt als het zgn. Centrale Plan. In 1932 werd in verband hiermede opgericht de „Combinatie van Nederland- sche textielfabrieken tot eventueele vesti ging van katoenfabrieken in Ned.-nldië". (Deze zond in overleg met het ministerie van koloniën een commissie van 4 leden uit, bestaande uit de heeren Sigm Menko N. Jzn. (voorzitter), H. Ekker, P. Fentener van Vlissingen Pzn. en prof. dr. J. Wisse link. Deze commissie, officieel de Neder- landsche Textielcommissie genoemd, doch in de industrie beter bekend als de Com missie Menko. vertoefde van einde Mei tot einde Juli 1934 op Java. Zij stelde met behulp van de Ned.-Indische regeering en inzonderheid van het departement van economische zaken een uitgebreid onder zoek in, dat zich over het geheele eiland uitstrekte. Men heeft zich bij dit onder zoek en nu bij de uitwerking der plannen geheel gesteld op de basis van het in dustrialisatiememorandum van prof. Wis selink. Wij herinneren eraan, dat de con clusie van dit memorandum was, dat wilde men geen noodelooze risico's loopen en aan de andere zijde, bij slagen het tempo der industrieels ontwikkeling niet noode- loos vertragen, de vestiging in drie pha- sen moest geschieden, waarvan een be trekkelijk klein proefbedrijf de eerste was. Beperkte keuze van de vestigingsplaats. Na het vertrek der Textielcommissie van Java werden nog meerdere gegevens verzameld door bemiddeling van het de partement van Economische Zaken te Ba tavia. De eindbeslissing omtrent de mo gelijkheid van vestiging kon eerst genomen worden na het binnenkomen en volledig uitwerken dezer gegevens, welke o.a. bij zonderheden omtrent terreinen betroffen. De voorziening met groote kwantums wa ter voor technische doeleinden en de af voer van eveneens groote kwantums af valwater heeft uiteindelijk het geheele vestigingsvraagstuk in Nederlandsch-Indië beheerscht en daardoor de plaats van ves tiging practisch beperkt tot enkele kleine rayons. De keuze der terreinen was hier door vanzelfsprekend ook sterk gelimi teerd Het resultaat van het vestigingsonder- zoek is bekend; de technische moeilijkhe den zijn niet onoplosbaar gebleken, doch de arbeidsefficiencv op Java blijft een vrij onberekenbare factor. Alleen een arbeids- proef gedurende eenige jaren in een proef bedrijf kan hieromtrent voldoende gege vens verschaffen om er de (vergelijkende) kostprijsberekeningen voor het uiteinde lijk gedachte grootbedrijf op te kunnen baseeren. In Augustus kwam een breede combi natie tot stand uit de Nederlandsche in dustrie. de Indische importhuizen, de 3 groote Indische banken en de scheep vaartondernemingen, welke het kapitaal benoodlgd voor het proefbedrijf voltee- kende (f. 450.000). Tegenspoed met eerstgckozen terrein. De textieicommissie heeft daarna zoo sooedie mozeltjk de hand trachten te leg gen op het door haar meest geschikt ge achte terrein. Toen heeft men echter nog met onverwachte tegenspoed te kamoen gehad. Alvorens tot definitieven aankoop over te gaan werd n.l. het terrein elf en de geheele omgeving nog eens nauwkeurig onderzocht. Tot eroote teleurstellin" zoo wel van de commiss'e als van de betref fende rcgeerines-instanties bleek toen dat de slechte hygiënische omstandigheden een vestiging onmogelijk maakten. Zoodra men met goede redenen kon verwachten elders wel te slagen, Is een vergadering belegd van alle deel nemers in de combinatie. In deze vergadering, welke plaats vor Enschede, heeft de Textielcommissie verslag uitgebracht omtrent de werk zaamheden en de noodige machtigin gen verkregen om verder te gaan. Deze machtigingen betroffen o.a. srond- aankoopen en aanstelling van perso neel. Verder werden de statuten in kort concept door de vereaderir" vastgesteld. Besloten werd de oprich ting der N.V. Java Textiel Maatschap pij, welke de proefweverij zal exploi- teeren, zoo spoedig mogelijk t- doen plaats vinden. De oprichting zal waar schijnlijk met volmachten geschieden. De vergadering, wees. voor het geval dat deze laatstgenoemde procedure gevolgd werd. aan als commissarissen: Joan Gel derman. lid van den firma H. P. Gelder man en Zonen N.V. te Oldenzaal voor- zitte-' E. W. Schol ten directeur der firma Geo Wehry en Co. te Amsterdam, A. A. Pauw, directeur der Nederlandsche Han del Mü. te Amsterdam; P. Fentener van Vlissingen Pzn., directeur van P F van Vlissingen en Co's Katoenfa brieken te Helmond; H. van Heek Hzn.. directeur van van Heek en Co. N.V. te Enschede; H J. Ekker. directeur der Kon. Weef"o<"*-- renfabriek v. h. C. T. Stork en Co. N.V. te Hengelo (O); Jan Scholten. lid der firma J. P. Scholten en Zn., to Enschede; A. J. Blijdenstein directeur der N.V. Ka toenspinnerij Bandshoeve te Enschede en prof dr. J. Wisesllnk te Rotterdam, secretaris. Prof Wisselink zal tevens optreden a's economische adviseur der N.V.. De Raad van Beheer zou dan als volgt worden samengesteld; Sigm. Menko N.Jzn.. directeur der N.V. N. J. Menko en Zn., te Enschede voor zitter; E. Gorter lid van de firma H. ten Gate Hzn. en Co. te Almelo; R. Ankersmit. directeur der N.V. tot expl van Anker smit Katoenfabrieken te Deventer en di recteur van de N.V. Gebr. Everhard en Co. export-Maatschappij te Deventer. W. Companjen. directeur der N.V. Harmsen Verwey en Co. te Semarang als lid in N»d.-Indië. Als secretaris van den Raad van B»heer zal optreden de heer H. Mever, -eer. der Directie van N. J. Menko N.V. Het ligt nu in de bedoeling om de op richting der proefweverij met sooed ter hand te nemen. Wat de bouw en de in richting van het bedrijf betreft, od een desbetreffende vraag werd ons medege deeld. dat men hierbij, zooveel als moge lijk is. gebruik wil maken van Inlandsche materialen en de diensten van het In dische bedrijfsleven. Als technisch leider van het bedrijf zal ook iemand optreden met jarenlange er varing omtrent textielbedrijven jn Neder landsch-Indië AANKOOP HUIS OXIDE VEST. De heer A. Karstens heeft aan de ge meente voor den prijs van f. 3850 te koop aangeboden het huis en erf aan de Oude Vest no. 147, hoek Bouwelouwensteeg, groot 60 M2. Aankoop van dit perceel is voor de ge meente van belang met het oog op zijn ligging ten opzichte van het aan de Ver- eeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen ln erfpacht uit gegeven terrein, gelegen tusschen de van der Werfstraat en de Oude Vest. Op de strook grond, gelegen op den Oos- telijken hoek Oude Vest en Bouwelou wensteeg, is .thans nl. bebouwing niet wei mogelijk, zoodat bij den bestaanden toe stand deze strook onbebouwd zou moeten blijven en in plaats van 99 slechts 98 wo ningen zouden kunnen worden gebouwd. Wordt echter het perceel Oude Vest no. 147 bij het in erfpacht uitgegeven ter rein getrokken, dan kan de grond ter plaatse economischer worden verkaveld; het wordt alsdan mogelijk twee woningen meer te stichten, terwijl tevens een archi tectonisch betere hoekoplossing wordt verkregen. De koopsom zal uiteraard niet uitslui tend op de woningen, die op het te koopen perceel worden gebouwd, drukken, doch over het geheele woningcomplex kunnen worden verdeeld. Het laat zich aanzien, dat de exploitatie van het woningcomplex door dezen aankoop niet ongunstig zal worden beïnvloed, en de huren derhalve niet behoeven te worden verhoogd. DE LEIDERDORPSCHE BRUG. Zooals bekend is, behoort aan de ge meente Leiden de weg- en watertol der Leiderdorpsche brug (daaronder begrepen de bij de brug gelegen woning met café en erf). De opbrengst van den tol c.a., werd steeds verpacht, laatstelijk bij be sluit van 30 Januari 1933 tot 1 Mei 1936 Voor f. 2.000 per Jaar. Voorts berust bij Leiden het onderhoud van het onder de gemeente Leiderdorp ge legen gedeelte van den Lagen Rijndijk over een lengte van plm. 1300 M., vanaf de Spanjaardsbrug tot de Leiderdorpsche brug, alsmede van de boordvoorziening langs den weg. In de onderhoudskosten van den weg draagt Leiderdorp jaarlijks f. 73.60 bij. Met de gemeente Leiderdorp werden reeds geruimen tijd onderhandelingen ge voerd over overdracht van den weg c.a. en van de brug aan die gemeente, welke on derhandelingen eindelijk tot een gunstig resultaat hebben geleld. Bij deze besprekingen werd er vooreerst van uitgegaan, dat dergelijke buiten Lei den's territoir gelegen objecten ln onder houd en beheer behooren te zijn bij die lichamen, die door hun publiekrechtelijke positie daartoe meer zijn aangewezen dan Leiden. Verder nam het College van B. en W. het standpunt in, dat de overdracht van den weg en de boord voorziening kon ge schieden onder bijbetaling door Leiden van de gekapitaliseerde onderhoudskos ten Ook ten aanzien van de brug be hoorde in deze als maatstaf te worden genomen het financieele resultaat, dat zij voor Leiden oplevert. Aangezien de brug zich ongeveer bedruipt en Leiden, in tegenstelling met Leiderdorp, bij ophef fing van den landtol slechts een verwij derd belang heeft, ontmoette het beden king, in de exploitatie van de brug bij eventueele opheffing van den landtol een bijdrage te verleenen, zooals Leiderdorp aanvankelijk had gevraagd. Aan de genoemde punten voegde Lei derdorp nog een ander toe. Men wees er op, dat het zich laat aan zien, dat spoedig een verbreeding van den Lagen Rijndijk moet plaats hebben. In dien weg liggen eenige leidingen voor gas en electricitell, deels voor Leiderdorp alleen, deels mede voor aangrenzende ge meenten. Het verbreeden van den weg zal verlegging van de verschillende leidingen noodig maken Nu komt in de overeen komsten betreftonde de levering van gas en electrlciteit aan de gemeente leider dorp de bepaling voor, dat de kosten van verlegging geheel voor rekening van de gemeente Leiderdorp komen. Mede met het oog op de kosten van de wegverbete- ring, verzoekt Leiderdorp een gedeelte van de kosten van verlegging van de lei dingen voor rekening van Leiden te nemen. In aanmerking nemende o.a., dat onder de bedoelde leidingen er zich bevin den, die ook voor andere gemeenten dan Leiderdorp dienst doen, kwam de toeken ning van een bijdrage als bedoeld B. en W. niet onbillijk voor. Op den volgenden voet werd nu met B. en W. van Leiderdorp overeenstemming bereikt; a. overdracht van den Lagen Rijndijk en van de boordvoorziening langs dien weg aan Leiderdorp, tegen ultkeering door Leiden van een bedrag van resp. f. 10.000 en f. 5.000 Ineens. Naar een rente van 4 pet. komt dit neer op een jaarlijksch onderhoudsbedrag van f.400 en f.200: b. overdracht om niet van de Leider dorpsche brug met het recht van tol- en bruggeldheffing (daaronder begrepen de woning met café, erf, enz.) Wegens de in 1925 plaats gehad hebbende vernieuwing van de brug rust nog op de brug een restant-schuld per 1 Januari 1936 van f. 17.100. Het spreekt vanzelf, dat over dracht van de brug c.a. gepaard dient te gaan met restitutie van dit bedrag van f. 17.100 aan onze gemeente, hetgeen kan geschieden in verrekening met de door Leiden te betalen som van f. 15.000, zoodat onze gemeente per saldo een bedrag van f. 2.100 ontvangt. c. ingeval later bij verbreeding en ver betering van het over te dragen gedeelte van den Lagen Rijndijk verlegging van gasleidingen en electrlciteitokabels noodig is, zal Leiden in de kosten van die ver legging voor een derde gedeelte tot een maximum van f. 6.467 in totaal bijdragen. (Hiervan f. 4.890 door de Lichtfabrieken en f. 1.577 door de gemeente zelf). De kosten van de eventueele verlegging van de leidingen worden geraamd op f. 19.400. Aangzien bij totstandkoming van de overdracht de brug door Leiden niet meer behoeft te worden verpacht, doch dit door Leiderdorp 7,al moeten geschieden, kan het verzoek van J. A. Ramaker om de pacht te verlengen, bulten verdere behan deling blijven. ^MJN/T EN IETTEREN ATELIERSCHIP „DE BRANDING". Galgewater. Voor tal van kunstenaars is het ln dezen tijd moeilijk om den moed er in te hou den. Er moet dus iets op gevonden wor den, om zich op eene of andere wijze een sober bestaan te verzekeren. De heeren E. van Briel en Jan Buys, beiden leerlingen van de Rotterdamsche Academie, hebben een schip aangekocht en dit in- en uitwendig vertimmerd, zoo dat een flinke bovenbouw is ontstaan. Daalt men het trapje af, dan komt men in een flinke expositieruimte, die door boven licht zeer goed wordt verlicht, terwijl daarachter genoegzame ruimte overbleel voor een atelier. Zij noemden hun schip „De Branding", geen ontoepasselijke naam, als men be denkt, dat deze jonge menschen midden in de branding zitten en hun weg zoeken naar de open zee. Van Rotterdam hebben ze zich naar Delft laten trekken en zoo verder Noordwaarts, terwijl ze in elke plaats van beteekenis eenige dagen blij ven liggen. En thans liggen ze te Leiden aan het Galgewater. In de tentoonstellingsruimte vindt men ter eene zijde werk van Van Briel, ter an dere zijde van Buys, terwijl op een tafel nog een portefeuille met houtsneden, etsen en teekeningen ter inzage ligt. Belde kunstenaars zijn twee vlotte wer kers, van wie wij ln de eerste plaats de luchtig en suggestief neergezette schets- krabbels waardeeren. Meer gedetailleerd, schoon eveneens zeer vlot gedaan, zagen we van Van Briel een portretstudie in conté er bestaat gelegenheid, zich te laten portretteeren en van Buys een goed zittend naakt. Het schilderwerk van Van Briel, ik noem slechts een kachel, éen vrouwenportret en een brug, ls zwaar van toets, maar niet onverdienstelijk. Er zit in deze werken wel een zekere stemming van rust. Overigens bemerkt men aan beider werk, dat zij nog in de branding zitten. Het woelt en gist bij deze jonge menschen en op den duur zal daaruit wel meer rust, beheerschlng en verdieping geboren worden: die zich hier en daar reeds aankondigen. Donker en broeierig van stemming zijn vooral de zeegezichten en landschappen van Buys met hun sombere, visioenaire wilkenluchten, waarbij wij even uit de verte aan Peumeke worden herinnerd. U lette maar eens op het landschap met het roodgedakte huisje en het onheilspellend coloriet van de lucht daarboven. Het werk van de beide kunstvrienden sluit zich heel goed bij elkaar aan, terwijl het in factuur, compositie en stemming bij nauwkeurige beschouwing genoeg verschil vertoont, om de persoonlijkheden te ac- centueeren. Men neme eens een kijkje. NIEUWE UITGAVEN. Bij de Uitgeversmaatschappij Holland te Amsterdam is verschenen een werkje getiteld' Nederland in den oorlog? door M. J. Leenderse met voorrede van prof. dr. H. Brugmans. Wij ontvingen verder: Nederlands ont wakend „Nationaal havengeweten" door W. v. Looveren. MAANDBLADEN. Publieke Werken publiceert een arti kel van ir. H. J. op den Oordt over De nieuwe watertoren te Breda, terwijl C. A. Hoogterp over Afval waterzuivering in Amerika schrijft. In Historia heeft H. J. Schmidt een artikel geschreven over Teuko Oemar, W. H. Wolff schrijft over De Kindergruis- tocht. In Steek voor Steek warden patro nen besproken van jumpers, badpakken, pullovers en kinderpakjes. 1347 S.G.A7-092H (Ingez. Med.) Eduard Verkade als criticus. o Een dreigement van tooneel- directies, waaraan geen uitvoering wordt gegeven. O Gesprek met Albert van Dalsum. (Van een specialen verslaggever) Er is te Amsterdam weer eens uitgebro ken een conflict tusschen tooneelspeler en criticus, een conflict dat dus niet nieuw is, integendeel al zdo oud als de tooneel- critiek zelf. In dit geval heeft het scherpe vormen aangenomen, doordat, gelijk ge meld, een drietal tooneeldirecties, n.l die van de Tooneelgroep „Het Masker", de Amsterdamsche Tooneelvereeniging en het Centraal Tooneel, aan den heer Eduard Verkade, die optreedt als recensent voor 't weekblad De Groene Amsterdammer, per deunvaardersexploit heeft doen aanzeg gen, dat zij genoodzaakt zijn, hem den toegang tot haar tooneeluitvoeringen te weigeren, daar zij niet gesteld zijn op be oordeelingen daarover van zijn hand in De Groene. De benoeming van Eduard Verkade als opvolger van mr. Henrik Scholte tot tooneelrecensent van het bekende Am sterdamsche weekblad heeft indertijd nogal veel «stof doen opwaaien, omdat de heer Verkade naast zijn werkzaamheden als criticus ook zelf nog actief aan het tooneel-leven bleef deelnemen, wat om. gebleken is uit zijn optreden als regis seur van het tooneelstuk De Ober. De re dactie van De Groene heeft haar hou ding toen echter verdedigd met het argu ment. dat zooiets bij andere kunsten ook wel voorkomt (schilderkunst, muziek bij voorbeeld) en waarom zou het bij too- neelspeelkunst dan speciaal onmogelijk zijn? Niettemin bleef het een latente grief welke nu dan in het bovenvermelde deur- waardersexploit tot uitbarsting is ge komen. In De Groene van j.l. Zaterdag is van het merkwaardige deurwaarders- exploit uitvoerig melding gemaakt. Dienzelfden avond echter heeft de heer Verkade, naar ons is gebleken, als criticus de voorstelling van Medea door de Amsterdamsche Tooneelver eeniging bijgewoond, zonder dat hem iets in den weg is gelegd. Bij de meergemelde exploiten, waarvan er in De Groene één volledig ls afgedrukt werd aan Eduard Verkade verboden, alle schouwburgen en andere localitelten, ge durende de tijden, dat deze tooneeldirec ties daarvan het gebruik zouden hebben, te betreden, en hem aangezegd, dat. in dien hij zou trachten dit verbod te over treden, zij hem den toegang tot bedoelde locallteiten met alle haar ten dienste staande middelen zouden moeten belet ten, terwijl de heer Verkade zich dan te vens zou bloot stellen aan strafrechter lijke en clvielrechterlijke vervolging vol gens de wet. Eerlijk gezegd, waren wij be nieuwd, hoe de tooneeldirecties het zou den klaar spelen, Verkade te weren, wan neer hij met een geldig plaatsbewijs een tooneelvoorstelling kwam bijwonen. Nu bleek, dat hij Zaterdagavond zonder be zwaar ls toegelaten, had het er allen schijn van, dat de directies zich daar zelf ook geen voorstelling van hadden ge maakt Wij hebben ons daarom gewend tot den heer Albert van Dalsum, directeur van de Amsterdamsche Tooneelvereeniging, die ons mededeelde, dat de drie tooneeldirec ties inderdaad over deze kwestie nog na der overleg zullen plegen. Dat de heer Verkade bij deze voorstelling is toegelaten beteekent dus niet. dat de actie tegen hem als criticus wordt stopgezet. Deze actie staat geheel los van mijn persoonlijke ap preciatie, voegde de heer Van Dalsum daaraan toe; zij is evenwel geboren uit een algemeene ontstemming over zijn wijze van critiek. Verkade gaat daarin naar onze meening, vaak te ver. De ma nier waarop hij onlangs aan Louis Gim- berg dilettantisme heeft verweten, ging alle perken te buiten en zoo waren er meer redenen voor gegriefdheid. De verschil lende tooneeldirecties ontmoeten elkaar natuurlijk geregeld en na veel onderlinge besprekingen is tenslotte besloten tot de zen maatregel, om er een eind aan te maken. Tevoren was reeds een brief gestuurd aan de redactie van De Groene met een duidelijke uiteenzetting van de bezwaren. In de eerste plaats achtte men het on juist, dat iemand, die zelf actief werkzaam is in de tooneelwereld, als criticus op treedt. En in de tweede plaats meende men, dat uit de mentaliteit, die aan Ver- kade's criticken ten grondslag ligt, ton duidelijkste blijkt, dat hij het heele too- neelgebeuren na zijn heengaan van nul en geener waarde acht hetgeen ook weer wordt gedemonstreerd door zijn ar tikel in het laatste nummer van De Groene, waarin een overzicht van den stand van het hedendaagsche tooneel wordt gegeven. Men was derhalve van oordeel, dat de criticus Verkade een te subjectief standpunt inneemt ten opzichte van het gebodene. Bij die gelegenheid heeft men verzocht van verdere critieken van den heer Verkade verschoond te blij ven, doch daaraan is geen gevolg gegeven Het deurwaardersexploit nu bedoelde aan deze aanzegging meer klem bij te zetten. Voorloopig kan men evenwel niet zeg gen, dat de tooneeldirecties er veel meer mee bereikt hebben, dan dat zij bevreem ding hebben gewekt door een dreigement, dat zij niet hebben uitgevoerd. Men kan zich indenken dat er zich gevallen kun nen voordoen, dat tooneeldirecties zich door bepaalde critieken gegriefd voelen (wij willen in het midden laten, of dat hier inderdaad het geval is geweest) en dat zij in het vuur der verontwaardiging naar middelen zoeken om daaraan een eind te maken. De heer Eduard Verkade zelf zal zich een dergelijke geestestoe stand te beter kunnen indenken, gedachtig aan een gelijksoortig conflict, dat hijzelf indertijd als tnoneeldirecteur heeft gehad met den toenmaligen hoofdredacteur van De Telegraaf, den heer J. C. Schroder (BarbarossaOf de gekozen oplossing evenwel de juiste is, mag vooralsnog wor den betwijfeld. 'In het „Haagsch Maandblad" schrijft mr. W. J. A. Thorbecke over: Hoe het Verre Oosten ons ziet; dr. M. de Hartogh over: De paleis-raadhuis-kwestie in Am sterdam jhr. mr. C. M. O. van Nispen tot Sevenaer over: De kern van het pacht- probleem; dr. E. D. Baumann over: Het toeval ln Natuur en Historie; C. Bsse van Boecop over: Op reis naar de Zuid-Russi sche Sovjet-Republieken en M. Bsse van Ittersum-Van Ittersum over: Ivo met het geweer, de afstammeling der Hajduken. Wat U ook te verkoopen hebt, Dagbladreclame doel het werk. 3—4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 13