De oorlog in Abessynië - Amerikaansche filmsterren in Japan
DIE HOUTEN KLAAS
77sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
DE GESCHIEDENIS HERHAALT DE JAPAN SCHE MINISTER-PRESIDENT HI ROTA CHARLIE CHAPLIN EN PAULETTE GODDARD IN JAPAN. In een restaurant te Tokio gebruikten zij een
ZICH. Deze nieuwe hoed, doet groet van uit zijn woning de menigte, welke hem in ver- specifiek Japanschen maaltijd. V.l.n.r. mrs. Goddard (de moeder van Paulette), Paulette Goddard
band met zijn slagen in het vormen van
herinneren aan de mode van 1900. ee kabinet toejuichte 011 Charlie Chaplin.
HET VERTREK VAN DEN BILJARTER H. ROBIJNS
die ons land in Amerika zal vertegenwoordigen bij
het wereldkampioenschap drie banden, van het vliegveld
Schiphol. Robijns reist via Parijs.
LE0N0RE KIGHT. Aiöerika's
snelste zwemster, die het wereld
record op de 880 yards vrije
slag verbeterde.
MINISTER SLOTEMAKER DE BRUïNE EN WETHOUDER VAN DER BILT VOL AANDACHT VOOR HET
KOPERPOETSEN na afloop van de officieele opening van het nieuw© gedeelte der vakschool
voor meisjes in de residentie.
AAN HET ABESSYNISCHE ZUIDELIJKE FRONT. Generaal Graziani heeft zijn troepen bevel gegeven den op-
marsch to hervatten. Het ligt in de bedoeling van den Italiaanschen bevelhebber, indien mogelijk, den strijd in
het Zuiden voor het begin van den regentijd nog tot een beslissing te brengen.
Artillerie in stelling op het Zuidèlijke front.
Naar het Engelsch
van CHARLOTTE M. YONGE
door J. I. en E. A. H.
26)
Toen hij terugkwam, was er al een
latere post gekomen, die het nieuws had
gebracht van Constance's succes en van
de uitnoodiging aan haar, om oom en
tante op hun reis te vergezellen. Ze zou
den er ook niet aan denken, om zich tegen
dit meegaan te verzetten, maar geen
van allen verheugden ze er zich op voor
haar.
„Nu. die kleine Conny weet haar troe
ven uit te spelen!" meende moeder.
„Och, kom! Het kind weet niet eens,
wat dat beduidt!" antwoordde Herbert
gemelijk.
„Zij is altijd het lievelingetje geweest!"
viel Ida in. „Het is een schande!"
„Omdat jij toch ook zooveel prijzen
hebt gekregen?" vroeg Herbert.
„Onzin, jongen!" zei z'n moeder. „Ida's
opvoeding was voltooid, zooals je weet,"
„Ze was niets ouder, dan Conny nu is.
En ik houd niet van al die studie en die
geleerdheid; daar heeft niemand wat
aan," ging mrs. Morton voort. „Je zusjes
hoeven immers geen gouvernante te wor
den! Ik mag veel liever een meisje, dat
een deuntje op de piano kan spelen en
dat zich aangenaam weet te maken. Je
oom mag dan doen, wat hij wil, maar
voor Conny zal hij moeten zorgen. De
mannen hebben niet op met een meisje,
dat altijd over haar boeken gebogen zit!"
„Daar mag ii nu zoo over denken, maar
ik durf er wat onder verwedden, dat
Conny een beteren man krijgt dan Ida!"
zei Herbert.
„Dat is nogal logisch!" zei Ida, half
huilende, „als oom haar meeneemt naar
al die mooie plaatsen en haar tot zijn
lieveling maakt; net de jongste! 't Is niet
eerlijk!"
„Of ze niet verreweg de beste is van de
twee!"
„Hoor eens, Bertie, ik wil niet, dat je
je zusje zoo plaagt en ik vind het ook een
schande en een beleediging, om juist de
jongste uit te kiezen, te meer, omdat die
arme Ida toch al zoo teer van gestel is
en jullie beiden veel meer recht hebt op
zoo'n begunstiging!"
„Diè is goed!" mompelde Herbert, ter
wijl Ida riep:
„Ja, maar ik weet het wel. Tante is al
tijd zoo onaardig geweest voor mij, sinds
ma heeft gezegd dat ik niet sterk genoeg
was, om naar die verschrikkelijke school
te gaan; en dien armen Herbert hebben ze
gepasseerd, omdat hij de witte
„Houd je mond, Ida! Ik zou niet met
hen mee willen gaan, al zouden ze het
mij ook op hun bloote knieën smeeken!
Wat zou ik beginnen onder al die kijvende
kikkereters, die geen woord van een fat
soenlijke Christentaal spreken en terwijl
oom Frank steeds met zijn neus over een
reisgids gebogen staat en ik dan naar
allerlei schilderijen moest kijken en naar
oude, vervallen kerken. Nu, Conny zal er
op afvliegen als de bijen op den honing,
en ze verdient het dan ook."
„Ik begrijp toch niet, ma, dat u Conny
laat gian, als het mij zooveel goed zou
doen en het bovendien zoo oneerlijk is!"
„Lieve kind. je verstaat de gevoelens
van een moeder niet. Ik besef, dat het een
beleediging is voor joü, meisje, maar je
oom is vrij, om te doen en te laten, wat
hij wil. Hij betaalt het en al zou ik nu ook
niet willen hebben, dat Conny ging, dit
zou joü nog niet ten goede komen."
„Maar ze zal hoe langer hoe verwaander
worden," morde Ida.
„Geen nood! Ik zou wel eens willen
weten, wie van de twee het meest ver
waand lijkt," zei Herbert, wiens eenigszins
Verder rondkijken in de wereld hem de
oogen geopend had voor Ida's tekort
komingen en die haar luidruchtige wijze
van flirten beschouwde met den blik van
den censor: wat hij dan ook zelve mocht
wezen, hij wist wat een jonge dame
moest zijn.
Het was zoo eenigszins een triomf voor
hem, toen Conny de paar dagen, dat zij
in Londen was, schreef van de heerlijke
uren, die zij met Rose Rollstone had door
gebracht, terwijl oom en tante en miss
Morton een avond van Bertha's „jongens"
waren gaan bijwonen en zij Rose met het
rijtuig had mogen halen en brengen.
De twee jonge dingen waren samen heel
gelukkig geweest. Rose was steeds be
schaafder geworden; haar mede-leerlin
gen op het atelier behoorden tot een goe
den stand; er waren zelfs een paar echte
jonge dames onder. Haar werkgeefster
verzorgde met groote nauwgezetheid van
geweten zoowel haar lichamelijk als haar
geestelijk welzijn, want de jonge meisjes
woonden ook een bijbelklasse bij. zoodat
Rose in geen enkel opzicht minderwaar
dig gezelschap was voor Constance Morton
en het tweetal met het grootste genoegen
uitwisselden van gedachten over haar
wederzijdsche levensbeschouwingen, als ze
tenminste niet speelden met Cea, de be
schermelinge van miss Morton. Dit was
een alleraardigste dreumes met groote,
blauwe oogen en goudblond haar, vol
leven en ondeugd, dus een ware verkwik
king om bij te wonen, en, toen het dienst
meisje, dat voor haar zorgen moest, haar
kwam halen, om haar naar bed te bren
gen, vroegen de twee vriendinnen, of ze
haar mochten helpen uitkleeden en ze
zouden zeker nog van allerlei grapjes met
de kleine hebben gemaakt, die al in haar
bedje zat, als ze niet onverbiddelijk weg
gestuurd werden.
Toen gingen ze op de lage stoeltjes op
het balcon tusschen de bloemen zitten,
dicht genoeg bij elkaar, om af en toe, op
echte bakvisschenmanier, nog eens een
liefkoozenden handdruk te wisselen.
Constance voelde zich zeer getroffen
door het mooie borduurwerk en meende,
dat het heerlijk moest wezen, om zulke
dingen te taaken.
„Ja, voor de leidsters," zei Rose, „maar
er is ook heel veel saai werk bijtèlkens en
tèlkens weer hetzelfde, en als er maar één
klein steekje mis gaat, dan brengt dit al
het andere in de war! Miss Grey zei, hoe
we vooral goed in het oog moesten hou
den, dat het in ons leven precies zóó was,
als we maar één foutje beginnen."
„Aardig gedacht," zei Constance. „Is
het werk allemaal voor kerkelijke doel
einden?"
„Neen, er is ook heel veel bij tot ver
siering van kleeding en meubilair en voor
tochtschermen."
„Krijg je niet een Zondagsgevoel over I
je, als je aan altaarkleeden of andere ker- 1
kelijke versieringen werkt?" vroeg Con
stance eerbiedig.
„Ik wilde wel, dat dit zoo was; maar ik
doe nog niet veel aan dat soort werk en
je kunt er altijd ernstig onder blijven.
Miss Grey verlangt ook niet, dat wij zoo
saai worden; ze leest ons voor, als ze er
tijd voor heeft en verklaart ons de sym
bolen, die wij onderhanden hebben; maar
dikwijls is het ook een grappig boek, of
mogen we gerust wat onder elkaar pra
ten, als het maar geen gebabbel over
anderen is."
„Ik zou wel eens willen weten, of ik
ook met je op het atelier zou zijn gegaan,
als oom geen lord was geworden. Het
lijkt mij daar zoo prettig!"
„Maar op school vind je het toch ook
prettig?"
„O," ja zeker. Ik houd van leeren en de
Zaterdagen en Zondagen op Northmoor
zijn heerlijk! Oom Frank geeft mij gods
dienstonderwijs, weet je?"
„Net als wij krijgen in de Bijbelklasse?"
„Ja, ik heb er vroeger nooit veel van be
grepen, of voor gevoeld; maar hij weet
het zóó te verklaren, dat het je wel tref
fen moét. Ik heb zelf ook een heel klein
Zondagschoolklasje."
„Ik krijg er binnenkort ook een."
„Het zijn zulke alleraardigste kindertjes.
En Zaterdag helpt tante Mary mij bij
de voorbereiding. Ik houd van les geven;
ik denk, zie je, Rose, dat ik later onder
wijzeres zal worden aan de school, waar
ik nü ben."
„Maar Conny! Ik dacht, dat jullie alle
maal zoo rijk en voornaam waren!"
(Wordt vervolgd).