De plechtige bijzetting van lord Beatty in Londen
DIE HOUTEN KLAAS
Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
BIJ BE BIJZETTING VAN LORD BEATTY'S STOFFELIJKE HULSEL LIEPEN O.M. IN DEN G. B. SHAW bij aankomst in San
STOET MEDE de beido zoons van den overledene, gevolgd door den hertog van York als Francisco, waar hij den journalisten
j. T- j vertelt, dat hij zoo populair in
vertegenwoordiger van de n Koning en de hertog van Kent. Amerika is
FREULE SCHIM51 ELPENNINCK VAN DER OYE IN ACTIE bij da
negende Kanda-har ski-wedstrijden', welke te St. Anton, nabij
Arlberg worden gdhouden.
UIT HET ZONNIGE ZUIDEN. De eerst» „bataille des fleurs" van, dit
jaar te Monte Carlo, dat geheel in Louis XV stijl
werd gehouden.
DE PLECHTIGE BIJZETTING VAN HET STOFFELIJKE OVERSCHOT VAN DEN ENGEL-
SCHEN ADMIRAAL LORD BEATTY TE LONDEN. De stoet op weg naar St. Paul s
kathedraal, welke op dén achtergrond ^te' rien is.
EEN PRACTTSCHE UITVINDING
VOOR PARAPLUIES. Doorzichtige
zijkanten, maken, dat men naar alle
richtingen kan kijken.
PRINS SERGE MDIVANI de
oudste der bekende prinsen, die bij
polo-spelen te Palm Beaoh van zijn
paard viel en werd gedood.
Naar het Engelsch
van CHARLOTTE M. YONGE
door J. I. en E. A. H.
13)
Toch zouden lord Northmoor's gevoelens
dien volgenden ochtend eenigszins ge
schokt worden, toen hij beneden kwam om
te ontbijten. Aan den binnenkant van het
vertrek stond een scherm tegen de deur en
juist toen hij hierom te voorschijn zou
treden, gevolgd door zijn neefje, klonk
daar Bertha's duidelijke stem:
„Ja, hij is onschadelijk, maar het ls een
erge houten Klaas, vindt u ook niet, mr.
Halles?"
Frank was al te dichtbij om zich nog te
kunnen terugtrekken; bovendien liet Her-
bert onwillekeurig een kreet hooren en zoo
stonden ze het volgend oogenblik tegen
over elkaar. Bertha met een kleur van
schuldgevoel. Toch was het juist Frank,
verlegen van aard als hij al was. die het
eerste sprak:
„Ja, miss Morton, ik weet, dat het maar
al te waar is; niemand die er méér van
doordrongen is dan ik! Maar ik zal mijn
best doen, meer kan ik niet zeggen."
„O, lord Northmoor! Het was heel on
voorzichtig en onkiesch van mij. Ik kan
het niet ongedaan maken, maar ik betuig
u mijn oprechte spijt en vraag u om ver
giffenis."
Dit zeggende, stak ze hem de hand toe
«n een floers trok haar over de oogen.
„De waarheid behoeft geen vergiffenis."
antwoordde hij met stevigen handruk. „U
zult zeker wel zoo goed willen zijn geduld
te hebben met mijn gebreken en tekort
komingen?"
Er was een zekere waardigheid in zijn
toon van spreken en Bertha zei hartelijk:
„Dank u. Kom, laten wij nu ontbijten."
Het leek wel of dit Incident Juist eenige
toenadering had bewerkt; althans er was
al Iets gemakkelijks gekomen in hun om
gang, voor Herbert met Prowse naar Col-
beam werd gestuurd.
Inderdaad toonde Bertha zich met de
overdracht van vele dingen betreffende
de erfenis veel minder bedacht op haar
eigen belangen dan op wat men zou kun
nen noemen de eer van dê familie.
Het testament van haai- vader was in
haast gemaakt na den dood van zijn
kleinzoontje en was grootendeels door
haar toedoen zoo beknopt mogelijk op
gesteld.
De oude lord wist, dat de nieuwe erfge
naam niets had, om mee te beginnen, en
zeer goed besefte hij, dat, als Frank Mor
ton zóó den titel, het huis en het landgoed
erfde, hij er dan zeer benauwd voor zou
zittendaarom had hij hem dan ook bijna
alles nagelaten, wat hij eerst aan zijn
kleinzoontje had vermaakt: een mooi be
drag op de Bank en aan fondsen uit het
goed en al het meubilair en bijbehooren
van Huize Northmoor, behalve de artike
len, die Bertha en lady Adela mochten
uitkiezen, leder tot een bepaald bedrag.
Lady Adela had maar heel weinig geko
zen en Bertha slechts enkele stukken, die
haar persoonlijk hadden toebehoord; lang
niet ter waarde van het bedrag, dat er
voor bepaald was, omdat ze geen van bei
den wilden, dat de plaats te veel geplun
derd zou zijn. Paarden en rijtuigen moest
Frank Morton weer van Bertha koopen;
zijzelve stelde de prijzen vast, zoo laag mo
gelijk, maar toch niet zoo, dat het den
Indruk zou maken, of hij ze cadeau kreeg.
Hij was op dit punt niet zoo onwetend, als
zij verwacht had, want daarvoor had hij
als jongen toch nog te veel van paarden
gezien en gehoord. Hij kon goed rijden en
zijn gewetensbezwaren over de schatting
van miss Morton waren een bewijs, dat:
„hij een paard kende als hij het zag",
zooals zij het uitdrukte. Ze zou misschien
meer met hem opgehad hebben als hij een
verkwistende paardenhandelaar was ge
weest, zooals zijn vader: dan zou hij haar
nog wat sensatie hebben bezorgd. Hij, van
zijn kant, was verbaasd, dat zij met haar
familietradities er zoo op gesteld scheen
zoo gauw mogelijk de waardevolle paarden
en équipages aan kant. te doen.
Toen ze op den middag een eenzame
wandeling door het park maakte na een
ochtend van druk bezig zijn, hoorde ze
een luid getwist en kwam een jachtopzie
ner tegen, die. zooals zij eerst meende, een
strooper met zich mee voerde, maar in
wien zij, tot haar verbazing, herkende
Herbert Morton, die haar onmiddellijk
aanriep:
„Nicht Bertha!.... Miss.. Kijk eens
zoo'n onbeschaamden kerel! Terwijl ik
hem toch zei, dat ik de neef was van lord
Northmoor.
„En ik heb hem gezegd, madam," zei de
man, eerbiedig aan zijn pet tikkend, „dat,
al was hij nu ook tienmaal de neef van
zijn lordschap, ik niet wilde, dat hij stee-
nen gooide naar mijn fazanten en dat zijn
lordschap zelf dit ook niet zou willen heb
ben en toen is hij brutaal tegen mij ge
weest en heb ik weer gezegd, dat ik wel
eens wilde zien hoe zijn lordschap het zou
opvatten."
„Voor dezen keer moet je het hem maar
vergeven, Best." zei miss Morton. „Hij is in
de stad opgegroeid, moet je denken, en hij
weet niet beter. Je moet er zijn lordschap
maar niet mee lastig vallen."
„Nu, goed dan, miss Morton, als u dit
liever niet heeft, maar de fazanten zijn
aan mijn zorgen toevertrouwd en ik moet
mijn plicht doen."
„Zeker, Best, dat. is ook zoo. Maar mijn
neefje hier besefte niet geheel het kwaad,
dat hij er aan deed en dus moet je het
maar eens door de vingers zien."
Best tikte weer aan de pet en ging, nog
iets in zicfizelven mompelend,
„O, Herbert, wat is dat jammer!" riep
miss Morton.
„Zoo'n brutale kerel! Wat hoefde hij
zich met mij te bemoeien!Een groote,
wilde vogel vloog op, met een vreeselijk
geklapwiek en ik deed niets dan een
steentje gooien en daar komt me die man
met een opgestoken zeil naar me toe en
gaf er in het geheel niets om, toen ik zei,
wie ik was. Ik denk, dat hij mij niet ge
loofde."
„Dat verwondert mij niets. Je moet ééns
en voor goed aannemen, Herbert, dat in de
oogen van een landheer niets zoo heilig is
als een fazant!"
„Ik was ook niet van plan den vogel te
raken. Ik had gedacht, dat oom dien kerel
wel zou leeren, hoe hij tegen mij spreken
moest
„Ik wil je wel vertellen, Herbert, dat
als je dien toon aanslaat tegenover oude
bedienden, die niet anders dan hun plicht
doen je hier dan geen prettigen tijd
zult hebben. Je wilt toch ook wel een edel
man worden? Nu, een eerste vereischte is
dan, dat je hoffelijk en welgemanierd
bent tegenover een ieder, met wien je in
aanraking komt."
„Hij was ook niet hoffelijk en welgema
nierd tegen mij
„Neen, omdat je je ook niet gedroeg,
zooals hij dit van zijn meerderen gewoon
is. Je zult ondervinden, dat veel van je ge
noegen in de jacht afhangt van de opzie
ners en daarom raad ik je ten sterkste
aan, ze vriendelijk te behandelen en vol
strekt niet te meenen, dat er eenige waar
digheid bestaat in ruw te zijn."
Herbert mocht miss Morton graag lij
den; deze woorden hadden indruk op hem
gemaakt en ofschoon hij dus nog een
tijdje mokte, hadden ze tooh hun na
werking.
HOOFDSTUK X.
Inwijding in de verplichtingen
van den adel.
In de grootste spanning zag Mary Mar
shall haar bezoek op Coles Kenton
tegemoet. Ze was vastbesloten en haar
besluiten konden soms vaststaan dat
daarvan zou afhangen het doorgaan van
haar zoo langdurige verloving.
Geheel onervaren als zij was, in den
gang van het huiselijk leven, om niet te
zeggen het leven in de hooge kringen, had
zij misschien een overdreven voorstelling
van de vereischten en van haar eigen te
kortkomingen daarvoor; maar dit stond
immers bij haar vast: ze zou op haar eigen
oordeel afgaan, of ze een belemmering of
een hulp zou zijn voor dengene. dien ze te
innig en te onzelfzuchtig lief had, om hem
op eenigerlei wijze in den weg te willen
staan.
(Wordt vervolgd).