HET LOCARNO-CONFLICT Dr. Col ij n over den internationalen toestand. 77ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 12 Maart 1936 Derde Blad No. 23302 FRANKRIJK NOG STEEDS ONWRIKBAAR. PARLEMENTAIR OVERZICHT Winterploeg infanterie en wielrijders niet met groot verlof. Er is voorshands geen reden voor ongerustheid. M0T0RSCH0KKER OP HET KATWIJKSCHE STRAND. REDE VAN VAN ZEELAND Gistermiddag half zes zijn Eden en Lord Halifax per trein te Londen teruggekeerd en te zes uur werd een speciale Engelsche kabinetsraad gehouden, in welke Eden allereerst rapport heeft uitgebracht over zijn Indrukken van Parijs. De ministerraad heeft gisteravond geen enkel besluit genomen. Naar het schijnt kunnen de ministers nog geen weg aangeven om de zaak ver der te brengen tegenover het standpunt, dat de Fransche regeering met betrekking tot de bezetting van het Rijnland inneemt. Men gelooft te weten, dat Eden ep. Hali fax het noodzakelijk achten met nadruk het Fransche standpunt in den minister raad ter sprake te brengen en dat het ka binet vandaag al het mogelijke zal doen om de Duitsche en de Fransche zienswij zen wat dichter tot elkaar te brengen. Frankrijk heeft Engeland gevraagd naar zijn houding met betrekking tot oeconomi- sche sancties tegen Duitschland. Ook heeft Frankrijk verzocht om besprekingen tusschen de Fransche en de Britsche ge nerale staven over steunverleening in ver hand met de schending van Locarno. Men geeft, volgens den diplomatieken correspondent van Reuter algemeen toe, dat de opvatting van Frankrijk juridisch onaanvechtbaar is en de opvattingen van Engeland zouden zich sterk wijzigen in voor Duitschland ongunstige richting. Hoewel een definitieve beslissing nog niet genomen is, houdt men er in diplomatieke kringen rekening mee, dat Engeland een oplossing zal voorstellen, gebaseerd op een symbolische ontruiming van het weder- bezette Rijnland. In officieele Fransche kringen spreekt men ten stelligste in de pers verschenen berichten tegen, dat de regeering als op lossing van het geschil, dat in leven geroe pen is door de opzegging door Duitsch land van het verdrag van Locarno en de herbezetting van de gedemilitariseerde zóne, ermede accoord zou gaan, dat het aantal Duitsche soldaten, dat aan de oevers van den Rijn in garnizoen ligt, werd beperkt, en dat geen enkele versterking in de zóne werd aangelegd. Integendeel, de Fransche regeering blijft voornemens gebruik te maken van alle mogelijkheden, die geboden worden door het verdrag van Locamo en het Volken bondspact, teneinde het herstel te ver krijgen van den vroegeren status quo in de gedemilitairiseerde Rijnzóne, die door Duitschland weer bezet is na eenzijdige opzegging van een vrijwillig door dit land onderteekende overeenkomst. Zelfs kwam uit Parijs volgend bericht: Frankrijk en België hebben doen weten, dat zij niet aarzelen zouden den Volken bond te verlaten, indien het niet mogelijk bleek de verdragen toe te passen. Doch dit lijkt ons te zwaar aangezet! Dit Frankrijk. Naar verluidt zal de voorzitter van de Kamer heden voorstellen de zitting tot 19 Maart te verdagen. Tegen dien datum hoopt men met Londen tot een oplossing te zijn gekomen over de vraag welke hou ding tegenover Duitschland zal moeten worden aangenomen. De voor morgen voorgenomen behandeling der interpella ties over het binnenrukken der Duitsche troepen in het Rijngebied zullen dan waar schijnlijk vervallen, aangezien de regee ring naar verluidt, zich daartegen verzet, zoolang de onderhandelingen in Londen nog aan den gang zijn. Het wordt moge lijk genoemd, dat de Kamer op 19 Maart definitief uiteengaat, opdat de afgevaar digden zich zullen kunnen wijden aan de voorbereidingen der verkiezingen. De universiteitsraad heeft een oproep gericht tot alle studenten. In dezen oproep, wordt gezegd: Gezien de situatie, waar tegenover Frankrijk zich geplaatst ziet, is het noodzakelijk, dat zij, die zich voorbe reiden om deel te gaan uitmaken van de elite der natie, vrede sluiten. Vergeet uw twisten en legt het stilzwijgen op aan uw hartstochten, welke reeds een te groot aan tal onder u verdeeld hebben gehouden. Het voorbeeld, dat gij zult geven uit eerbied voor uw land, dat reeds zooveel lijden heeft gekend, zal begrepen en gevolgd worden. Te allen tijde is de universiteit van Parijs het aan haar verleden en eeuwenoude tra ditie verplicht nooit haar roemrijke zen ding te verzaken. Het heden eischt, dat de studenten hun eensgezindheid en discipline toonen, welke het vaderland verlangt." Redevoering van Van Zeeland. De Belgische eerste minister, Van Zee land, heeft in de Kamer een belangrijke redevoering uitgesproken over de opzeg ging van het Verdrag van Locarno. Hij verklaarde, dat de oplossing, waarnaar thans gezooht wordt, in geen enkel opzicht een premie mag vormen op de schending van verdragen en dat een middel gevon den moet worden om de internationale orde te herstellen, terwijl alle denkbare voorzorgsmaatregelen moeten worden ge nomen om de gebeurtenissen niet aan de controle der machthebbers te laten ont snappen. Van Zeeland bewaarde het stilzwijgen over de onderhandelingen, ,,die ongetwij feld moeilijk en wellicht langdurig zullen zijn" en wees er op, dat het streven er in Wezen op gericht moet zijn het gevaar van een oorlog voor het heden en voor de toe komst op te heffen. Hij legde er krachtig den nadruk op, dat het absoluut nood zakelijk is, dat de mogendheden eens gezind blijven en vastbesloten om ln vol ledige, onderlinge overeenstemming te handelen. In den aanvang zijner redevoering had Van Zeeland verklaard het volkomen eens te zijn met de Fransche regeering over de handhaving van het gedeelte van het Fransch-Belgisohe militaire verdrag, dat niet verjaard is, d.w.z. het onderhouden van contact tusschen de generale staven der beide landen. Het Belgisch-Fransche militaire accoord. De Fransche ambassadeur te Brussel, Larodhe, heeft minister-president Van Zeeland een schrijven overhandigd, dat de Belgische premier ln de Kamer heeft voor gelezen. Deze brief komt in de plaats van de militaire overeenkomst van 16 September 1920. Het verdrag verzekerde de technische voorwaarden voor een militaire samen werking tusschen Frankrijk en België vooi het geval van een niet-uitgelokten aanval van Duitschland I In 1925 kwam het verdrag van Locarno, dat op uitvoeriger en meer gepreciseerde j wijze de garanties, welke in 1920 onder oogen waren gezien, verwezenlijkte. Dit verdrag vormt een van de essen- tieele elementen voor den internationalen status van België. De verplichtingen, welke er in worden gedefinieerd zijn met het Volkenbonds pact de eenige, die op het stuk van de garantie en den bijstand Frankrijk en België verbinden. Het spreekt vanzelf, dat de béide re geeringen meer dan ooit vastbesloten zijn er getrouw aan te blijven. Uit een militair oogpunt bezien bevat het accoord van 1920 terzelfdertijd alge- meene schikkingen betreffende een con tact tusschen de staven en bijzondere schikkingen nopens een gemeenschappe lijke bezetting van den llnker-Rijnoever. De beide regeeringen, constateerende dat er in deze overeenkomst enkele punten zijn verjaard, erkennen, dat het van be lang is een enkel element thans te laten gelden, te weten, dat het accoord tusschen beide bestaat en dat zij er thans prijs op stellen het te bevestigen, voor wat betreft de handhaving van een contact tusschen de staven, ten doel hebbende de uitvoering der verplichtingen, bepaald bij het Rijn pact van Locarno, zoomede de bestudee ring van de technische voorwaarden voor een eventueele toepassing van genoemde verplichtingen. Het blijft overeengekomen, dat een der gelijk contact geen enkele politieke ver plichting kan medebrengen, noch eenige verplichting voor wat betreft de organi satie van de landsverdediging van de be langhebbende partijen. De burgemeester van Brussel heeft in verband met den internationalen toestand de betoogingen, die op 22 Maart en 5 April te Brussel zouden plaats vinden voor en tegen het Fransch-Belgische militaire ver drag uitgesteld tot een nader te bepalen datum. Austen Chamberlain over den toestand. Austen Chamberlain heeft te Cambrid ge een rede gehouden, waarin hij o.a. het volgende zeide: ,,Toen Duitschland het Verdrag van Lo carno onderteekende, verklaarde het daar mede een bijdrage te leveren tot de be vrediging in Europa. Deze bijdrage heeft het thans zonder onderhandeling, zonder overleg met de anderen teruggenomen, door een handeling van brutale kracht de verdragen verscheurend. Op dit oogenblik vragen wij ons opnieuw af, bestaat er wel èënig met Duitschland gesloten verdrag, dat Iets meër is dan een vodje papier? Vervolgens sprekend over de Britsche houding met betrekking tot de sancties zeide Chamberlain, dat het voor de En gelsche regeering geen aangename taak was. Een ernstige twist hebben wij nooit met Italië gehad, en menschen van ons bloed rusten op Italiaanschen bodem, ge dood voor een gemeenschappelijke zaak. Onze betrekkingen tot deze oude vrien den zijn gespannen, omdat, hoe pijnlijk het ook voor ons was, en hoezeer het ook groote risico's oplegde, wij het Handvest van den Volkenbond moesten handhaven en de eerbiediging der verdragen en in ternationale verplichtingen moesten ver krijgen. Voortgaande verklaarde Chamberlain, dat Duitschland beweert of als een ver ontschuldiging aanvoert, dat het Fransch- Sovjetrussische verdrag een inbreuk op het Verdrag van Locarno zou zijn, doch het Verdrag van Locarno werd eveneens geteekend met Groot-Brittannië, Italië en België, en de zone aan de Belgische grens werd eveneens bezet, ofschoon deze net zoo goed een gedemilitariseerde zone is, als die aan de Fransche grens. Ik ben zeer getroffen door de overeen komst tusschen de Duitsche politiek van heden en die, welke den wereldoorlog on vermijdelijk maakte. Chamberlain zeide verder: Indien gij spreekt van collectieve veiligheid, indien uw doel is het recht van den sterkste te vervangen, kunt gij niet kiezen, moet gij vastbesloten handelen, dezelfde houding aannemen, denzelfden weg bewandelen. Doet gij anders, zoo moet gij de Vol kenbondsidee opgeven en den regel van den oorlog in de plaats stellen van dien van den vrede op deze wereld. De geheele wereld en het meerendeel der kleine staten ter wereld houden de oogen gericht op Groot Brittannië. De houding van Italië. Grandi zal Italië te Londen vertegen woordigen. Er is reden om te gclooven, zegt de diplomatieke correspondent van Reuter, dat Italië door zijn gezant te Parijs, Cer- rutti, aan Flandin heeft beloofd, met Frankrijk samen te werken in den huidi- gen kritieken toestand, in ruil voor een verbintenis van Frankrijk, om al zijn in vloed aan te wenden, teneinde in den Italiaansch-Abessynischen oorlog een re geling tot stand te helpen brengen, welke aannemelijk is voor Italië. Dit beteekent niet. dat Italië noodza kelijkerwijze sancties zal steunen tegen Duitschland, maar wel, dat Frankrijk een vredesplan, dat niet veel afwijkt van dat van Hoare en Laval, zou steunen en dat het Engeland zou doen begrijpen, dat een krachtige poging moet gedaan worden, om een einde te maken aan de anti-Italiaan- sche sancties. Grandi zal denkelijk verklaren, dat Ita lië alleen kan meewerken in den geest van het Stresafront, als de sancties, die tegen den Italiaanschen staat zijn ge troffen, worden prijsgegeven. Stefani verneemt, dat in politieke krin gen wordt verklaard, dat de regeering nog geen beslissing heeft genomen ten op zichte van de houding, die Italië zal aan nemen betreffende de opzegging door Duitschland van het verdrag van Lo carno. Het agentschap teekent hierbij aan: Het is waar, dat Europa de samenwerking opeischt van Italië voor de oplossing van de verschillende problemen, die voort vloeien uit het besluit van Duitschland, maar Italië kan zijn huidige positie van gesanctioneerd land niet vergeten. Bijge volg is dit land in een positie, welke in tegenstelling staat met ieder optreden van den Volkenbond van sanctionnistischen aard. Aan den anderen kant beweert Italië, op grond van de lankmoedigheid van Groot-Brittannië tegenover Duitschland, dat het niet het principe van „meten met twee maten" kan aanvaarden. Het Italiaansche volk wil sancties tegen geen enkel ander land, het wil ze dus ook niet tegen zichzelf. Italië heeft 24 Februari geweigerd te treden in een Duitsch voorstel een geza menlijke actie tegen het pact van Locarno te beginnen. Uit Duitschland. Goeö-ingelichte kringen te Berlijn ver klaren dat Duitschland nog geen beslis sing heeft genomen, of het zich zal doen vertegenwoordigen op de zitting van den Volkenbondsraad te Londen. Met het nemen van een dergelijk be sluit wordt gewacht tot het resultaat der bijeenkomst van de vertegenwoordigers der staten-onderteekenaars van het Ver drag van Locarno zal bekend zijn. In politieke kringen loopt echter het gerucht dat Von Ribbentrop binnenkort „om particuliere redenen" naar Londen zal komen. Op 16 Maart a.s. zou voor de kanselarij te Berlijn een taptoe worden gehouden ter herdenking van den verjaardag van de uitvaardiging van de wet van 16 Maart 1935, waarbij de militaire dienstplicht opnieuw werd ingesteld. In een officieuse nota, welke gister middag in de geheele pers is verschenen, wordt meegedeeld, dat deze plechtigheid is afgelast. In officieuse kringen heeft men geen enkele opheldering omtrent de motieven van deze tegen-order ontvangen. EERSTE KAMER. BEGROOTING VAN HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAART. Minister Gelissen heeft de sprekers bij zijn begrooting van antwoord gediend. Wij deelden gisteren mede, dat de heer de Marchant de politieke noot in het de bat had gebracht. De Minister antwoord de hem nu, dat hij indertijd het Verbond van Nationaal Herstel had verlaten, toen dit Verbond een politieke partij was ge worden. En ae devaluatie? Daarvan al dus de Minister ben ik geen principieel tegenstander, maar ook geen bepaald voorstander, en in ieder geval acht ik haar thans niet noodig, omdat men niet weet waar men met haar terechtkomt. Zoodat de Minister geen gevolg gaf aan het vriendelijke advies van den nationaal- socialist, om, evenals zijn voorganger, de beenen te nemen.... De Minister bleek ook niet het dogma aan te hangen, dat economische ordening allerwege van bovén af moet geschieden, maar als dit noodig fis, ziet hij er niet tegen op. In het algemeen echter zal de ordening uit het bedrijfsleven zelf moeten opkomen, en dan kan de wetgever de verbindend-verklaring van overeenkom sten tot stand brengen. Zooveel als moge lijk is, zal het bedrijfsleven vrij moeten blijven. Opnieuw levenals in de andere Kamer) verklaarde de Minister, dat de Regeering de belangen der havens zal be vorderen: hij gaf Rotterdam het dringen de advies om, evenals Dordrecht gedaan heeft, de tarieven te verlagen, en dan zal de Regeering van haar kant het verlies, dat de gemeente aldus lijdt, in het alge- meene kader der begrooting bezien en be handelen. Voor de zooveelste maal heeft de Minister ook de contingenteerings-po- litiek verdedigd, wijzend op de groote voordeelen, welke zij voor de Nederland- sche markt heeft gebracht, Intusschen is voor enkele artikelen tariefsverhooging in overweging. En eveneens voor de zooveel ste maal heeft de Minister zijn beleid met betrekking tot de industrialisatie verde digd en het belang hiervan voor ons land uiteengezet. Maar alvorens er in dit op zicht resultaten worden bereikt, is er heel wat voorbereiding noodig. Verscheidene industrieën hebben intusschen credieten ontvangen. De Minister bleek niet geneigd, over te gaan tot intrekking der evenredige vracht verdeeling. De nadeelen er van scheen hij wel te zien, maar niet het betere stelsel, dat er voor in de plaats zou kunnen ko men. Overigens herinnerde hij er aan, dat een deskundige commissie de regeling aan het onderzoeken is, en zoodra haar rapport hem heeft bereikt, zal hij deze zaak verder overwegen. Van belang was 's Ministers betoog dat, wat de groote scheepvaart betreft, er sinds 1932 een ze kere opleving te bespeuren valt. In ge noemd jaar viel het diepste punt. Rotter dam b.v. had in 1935 in totaal aan in- cn uitgevoerde goederen een bedrag van 28.2 millioen gulden, tegen 21.3 millioen in 1932. Nederland aldus de Minister neemt weer deel in het opgaande scheep vaartverkeer. Maar hij ontveinsde zich hierbij niet, dat het feit, dat Antwerpen steeds meer van de Rijnvaart tot zich trekt, een donker punt vormt. Daarom overweegt hij ernstig, wat er gedaan kan worden, om Rotterdam het verlorene te doen terugwinnen. Moge het hem geluk ken. hier resultaat te bereiken. Middelen in dit opzicht zijn verlaging der haven gelden (waartoe, naar hierboven reeds werd aangestipt, Rotterdam zelf zal moe ten besluiten) en gelijkstelling der Rijn vaart-premies met de Belgische. De Mi nister wees er in dit verband op, dat de scheepvaart-situatie der landen, die gede valueerd hebben, volstrekt niet gunstiger is dan die in ons land. Nederlands aan deel in het internationale scheepvaartver keer is niet onbevredigend. Trouwens, in het algemeen sloeg de Mi nister een gematigd-optimistischen en iet- wat-hoopvollen toon aan wat de ontwik keling van het economische leven voor 1936 betreft; hij noemde als teekenen van kleinen vooruitgang den stand der groot handels-prijzen, den scheepsbouw, de da ling van het aantal faillissementen, en de effecten-koersen. Het ontwerp inzake de vaste lasten zal, wet geworden, naar zijn meening deze goede teekenen versterken en uitbreiden. Wel vermindert de werk loosheid nog niet, maar ook hier zag de Minister partieele verbeteringen en overi gens wees hij er op, dat in landen met Voor de beide Nederlandsche zenders heeft de minister-president dr. H. Colijn, gisteravond de volgende toespraak gehou den, in verband met den internationalen toestand: Uit de uitvoerige berichten en beschou wingen der laatste dagen in onze dag bladen verschenen, heeft ook het Neder- landsche voLk kunnen vernemen, dat de politieke spanningen in Europa weer groo te r geworden zijn. Het ligt niet in mijn voornemen, tot u te spreken over het geschil zelf, dat daar toe aanleiding gegeven heeft. Nederland is daarbij niet rechtstreeks betrokken, om dat wij geen partij zijn bij het Verdrag van Locarno. Met de internationale rechtsvragen, die met het ontstane geschil verbonden zijn, hebben wij dus geen di recte bemoeienis. Dientengevolge gaat dus ook de afwikkeling van de strijdvraag, zooals ik de zaak thans zie, buiten ons om. Daarentegen moet door ons wèl reke ning worden gehouden met de mogelijke gevolgen, die het voorgevallene zon kun nen hebben voor het behoud van den vrede in Europa. En dan prijs ik mij ge lukkig, er reeds dadelijk op te kunnen wijzen, dat blijkbaar allerwegen de nei ging aanwezig is, om het gevaar voor oor log te keeren, om langs den weg van on derlinge besprekingen den vrede in Europa te handhaven. Frankrijk heeft zich gewend tot den Raad van den Volkenbond, Engeland's minister van buitenlandsche zaken heeft een bezadigde houding aangenomen en tot overijlde daden is het nergens gekomen. Er is dus, zooals de zaken nu staan, reden om te vertrouwen dat men er in zal slagen langs vredelievend en weg tot oplossing van het gerezen geschil te geraken. Dit neemt intusschen niet weg, dat het geraden moet worden geacht de ontwikkeling van den gang van zaken met nauwkeurige oplet- tendhead te blijven volgen. Men kan niet zeggen, dat alle gevaren reeds verdwenen zijn, omdat in de eerste phase van het conflict koele beradenheid den toon aangaf. De mogelijkheid van toe nemende spanning mag niet geheel uitge sloten worden geacht en met die mogelijk heid moet dus rekening worden gehouden. Dit geldt met name voor een land met zoo blootgestelde ligging als Nederland, een land, welks legerstelsel bovendien zoo is ingericht, dat niet het geheele jaar door beschikt kan worden over een vol doend aantal geoefende militairen om de noodige voorzorgsmaatregelen te treffen tot verzekering eener mobilisatie, wanneer die noodig mocht blijken. In zulk een periode bevinden wij ons thans, nu a.s. Zaterdag voor de dienst plichtigen van de z.g. winterploeg het tijdstip zou zijn aangebroken om met groot verlof huiswaarts te keeren. Ging dit door. dan zou een zoodanige vermin dering van de sterkte aan geoefende mili tairen intreden, dat daardoor gemist zou worden wat juist in dagen van interna tionale spanning niet kan worden ont beerd. Het is in verband hiermede dat de re geering besloten heeft de dienstplichtigen van de regimenten infanterie en van het regiment wielrijders, die thans voor eerste oefening onder de wapenen zijn en eerst daags huiswaarts zouden keeren, tot nader order in werkelijken dienst te houden.- Ik spreek het vertrouwen uit, dat men in dezen maatregel niet meer zal zien en er vooral niet meer in zoeken zal, dan er werkelijk in gelegen is. De regeering ver trouwt, dat het geschil op vredelievende wijze zal worden opgelost, maar zij acht het niettemin noodzakelijk aan de nu een maal in ons legerstelsel bestaande lacune tegemoet te komen op een wijze, die de geringste bezwaren voor de betrokkenen meebrengt en internationaal het minste stof opjaagt. Indien toch de winterploeg aan het einde der week met groot verlofc ging en de omstandigheden zouden er onverhoopt eens toe leiden, dat oproeping van groot verlofgangers noodig werd. dan zou dit èn in het eigen land èn naar buiten een veel ernstiger indruk maken dan de maat regel, diie thans genomen zal worden. Ik hoop en ik vertrouw zelfs, dit de aanhou ding van de dienstplichtigen, die anders binnen enkele dagen naar hunne haard steden zouden terugkeeren, van zeer kor ten duur zal zijn. Binnenkort zal de toe stand zich wel duidelijker gaan af tee kenen. En verloopt de strijdvraag, zooals de regeering denkt, dat zij vermoedelijk verloopen zal, dan zal de bijzondere maat regel, die nu genomen wordt, weer spoedig tot het verleden behooren. Daarom maan ik nog eens aa.n om zich niet te laten ver ontrusten. Het is beter dat men later ge tuigen moet, dat de regeering wel heel erg voorzichtig is geweest, dan dat haar, met hoe geringe kans ook, later verweten zou kunnen worden, dat zij gedut had op een tijd dat waakzaamheid plicht was. Ik verzoek den luisteraars dan ook om wanneer zij straks hunne legersteden op zoeken, even rustig te gaan slapen als zij dat ook andere nachten doen. Er is voors hands geen enkele reden om ongerust te zijn. Het besluit betreft vierduizend man. De „Tel." verneemt dat het besluit om de zoogenaamde winterploeg nog eenigen tijd onder de wapenen te houden, genomen is in de Dinsdagochtend j.l. gehouden zit ting van den ministerraad, waarin de na de rede van Hitier en de bezetting van het Rijnland ontstane internationale politieke situatie een punt van bespreking heeft uitgemaakt. De eerste ploeg van de lichting 1936 zal einde Maart voor eerste oefening onder de wapenen komen. Er zou dus in de eerste maanden een gemis aan voldoend geoefende infanteristen en wielrijders in werkelijken dienst zijn. Voor de andere wapens: cavalerie, artillerie en genie, is dit niet het geval, omdat daarbij de eerste oefentijd der dienstplichtigen langer is. Voor hen was het tijdstip van groot verlof trouwens nog niet aangebroken. Wat de sterkte van de winterploeg be treft, dus de gewone vredessterkte volgens de indeelingsbeschikkingen kan het blad het volgende mededeelen. De ploeg bestaat uit ongeveer vier duizend gewoon dienstplichtigen, name lijk een derde gedeelte van de gewone jaar lichting. welke voor de infanterie uit 12.000 man bestaat. De huidige sterkte van het regiment wielrijders (winterploeg 1935), welke ploeg niet met groot verlof gaat, bedraagt on geveer tweehonderd manschappen, bene vens zestien man kader. Het besluit van den ministerraad blijkt ook voor de legerautoriteiten een verras sing te zijn geweest en ook zij hebben er pas door de radiorede kennis van genomen. duidelijke opleving, als b.v. Amerika, nog meer werkloozen zijn als bij ons. En inte ressant was zijn mededeeling, dat, als wij onze werkloozen op dezelfde wijze telden als België, wij niet 475.000, maar 190.000 werkloozen zouden hebben. Waarmee hij dus wilde zeggen, dat een vergelijking met België onzuiver is. De Kamer heeft de begrooting zonder hoofdelijke stemming aangenomen. BEGROOTING VAN JUSTITIE. Daarna is de Kamer begonnen met de behandeling der Begrooting van Justitie. Wij komen op deze discussie morgen, als de Minister gesproken heeft, terug. Vol staan thans met de aanteekening, dat de heer Van Vessem geprotesteerd heeft te gen de wijze, waarop tegen de nationaal- socialistLsche colportage en tegen het or- faan „Volk en Vaderland" wordt opge reden. TWEEDE KAMER. BEGROOTING VAN HET LANDBOUWCRISIS-FONDS. De Kamer heeft bovengenoemde begroo ting gisteren verder behandeld. De Minister deelde nog mede, dat ver laging van den richtprijs voor de peul vruchten niet in de bedoeling ligt, en dat met de uitbreiding van de graanteelt zal worden voortgegaan, maar „met behoed zaamheid". Er zijn groote hoeveelheden aardappel-meel beschikbaar. Wat er mee te doen? In brood verwerken? Dit denk beeld zal de Minister aan zijn ambtgenoot van Sociale Zaken overbrengen. En hij sprak de hoop uit, dat een nieuw bacon- tractaat tot stand zal kunnen komen. Maar de uitvoer van vee naar Rusland, tegen zeer lage prijzen, is afgewezen: overigens zal de vee-export worden bevor derd. Een uitvoerig debat, waarin verscheide ne sprekers het woord voerden, heeft plaats gehad bij de afdeeling „Melk en Zuivel". Ten aanzien van tal van punten heeft de Minister overweging toegezegd. De con- sumptie-melkregeling en het verstrekker. ,ran natuurboter aan het leger zullen ern stig worden nagegaan. De Regeering stelt zich niet bij voorbaat op het standpunt, dat geen verdere afslachting van vee moet plaats hebben, maar zij zal dit pas als uiterste middel toepassen. De Minister ver Nog ligt versch in het geheugen de stranding van de Poolsche logger op het Katwijksche strand. Nu was er wederom iets bijzonders te zien, zij het dan dat dit maal een klein scheepje het water voor het „vasteland'1 verwisselde Door den dikken mist misleid, liet n.l. de bemanning van den Scheveningschen motorschokker SCH. 188 3 paal bezuiden het Zeehospitium het vaartuigje hoog op het strand loopen. Men heeft reeds een geul naar zee gegraven, teneinde te trach ten bij hoog water het schip weer vlot te brengen. klaarde alles te zullen doen. om de pc-itie van onze boter op de wereldmarkt zoo gunstig mogelijk te maken. Het verstrek ken van vleesch en van goedkoope eieren aan -werkloozen endoseerde de Minister aan zijn ambtgenoot van Sociale Zaken. Ten aanzien van de vraag of de behan deling van margarine thuis s+rsfh?— ;s, verklaarde de Minister - ;i den kantonrechte'- ir? k te zullen afwachten, doch hij ver rouwde, dat het in de practijk wel zou meevallen. Heden voortzetting. HAGENAAR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 9