HET LOCARNO-CONFLICT. 77ste Jaargang DONDERDAG 12 MAART 1936 No. 23302 STADSNIEUWS. HET ONTSLAG VAN PROF. R. P. VAN CALCAR. Heden wordt te Londen de conferentie der Locarno- mogendheden voortgezet. Frankrijk handhaaft tot dusver onwrikbaar zijn standpunt en schijnt in Engelsche kringen meer steun te vinden. Niettemin schijnt Engeland een bemiddelaarsrol te willen blijven spelen. Dr. COLIJN'S RADIO-REDE. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN PRIJS DER ADVERTENTIES: 3D ets. per regel voor advertenties uit Leiden en plaatsen waar agentschappen van ons BLad gevestigd zijn. Voor alle andere advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertenties belangrijk lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 ets. bij maximum aantal woorden van 30. - Incasso volgens postrecht. Voor opzending van brieven 10 £ts. porto te betalen. - Verplicht bewijsnummer 5 ets. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijn: per 3 maanden f. 2.35 per week —..TTLY!... f.0.18 Franco per post f. 2:35 per 3 maanden -f portokosten. (voor binnenland f. 0.80 per 3 mnd.) Dit nummer bestaat uit VIER bladen EERSTE BLAD. VOORTGEZETTE BEHANDELING VOOR HET AMBTENARENGERECHT. DE UITSPRAAK VOLGT OP 1 APRIL A.S. Na de pauze werd de behandeling van de ontslagkwestie van prof. van Calcar voor het ambtenarengerecht gistermiddag voortgezet met een pleidooi van den raads man van klager, mr. Gerlings uit Utrecht. Klagers raadsman aan het woord. Spr. herinnerde aan de uitspraak, bij kort geding reeds door mr. van Haeringen als president van het Ambtenarengerecht gedaan op 31 December J.I., toen deze als zijn oordeel te kennen gaf, dat het ontslag niet onrechtvaardig was verleend. Geluk kig aldus spr. maakt de onderhavige behandeling van deze zaak een herziening van des voorzitters beslissing mogelijk, nu van alle details kan worden kennis ge nomen. Vervolgens wijst spr. erop, dat prof. van Calcar meer dan 30 jaren hoogleeraar is geweest en dat hij op een termijn van nog geen twee maanden ontslag kreeg, wegens „opheffing van zijn betrekking". In wezen gold het echter een reorganisatie waarbij tusschen twee personen moest worden ge kozen. Men zeide: de tropische hygiëne kan niet worden opgeheven. Maar kon de algemeene hygiëne dan wèl verdwijnen? Spr. herinnert aan de suggesties, welke door den minister van Onderwijs, K. en W„ in het voorloopig verslag over diens begrooting aan de hand waren gedaan. Waarom hebben curatoren geen prijs ge steld op het oordeel van de faculteit? Wèl vroeg men haar of prof. Flu het dubbele ambt kon waarnemen, doch men vermeed die vraag ten aanzien van prof. v. Calcar. Minister Slotemaker de Bruine heeft zich op 25 Juni 1935 zonder meer op het stand punt van curatoren gesteld, dat was ge ïnspireerd door den president-curator en dat de tendenz had, prof. Flu als den aan gewezen hoogleeraar voor den gecombi- neerden stoel voor te stellen. De faculteit heeft aan curatoren verzocht, haar oor deel, dat niet tot splitsing diende te wor den overgegaan, ter kennis te brengen van den minister, doch het curatorium putte uit den brief van de faculteit alleen de zinsnede, dat prof. Flu wel in staat zou zijn het samengevoegde ambt te bekleeden. Een merkwaardige coïncidentie is ook, dat het dagelijksch bestuur van de Veree- niging voor Tropische Hygiëne in een schrijven aan den minister heeft medege deeld, van „betrouwbare zijde" te hebben vernomen dat een samenvoeging zou plaats hebben en dat het daarop den minister adviseerde, den leerstoel voor tropische hygiëne niet op te heffen, merkwaardig wanneeer men weet, dat prof. Flu de secretaris van die vereeniging is. Gebleken is ook. dat prof. Flu zich reeds had bereid verklaard met 1 November 1935 de colleges van prof. van Calcar over te nemen, maar de minister heeft dat een te krassen maatregel gevonden en de Kroon geadviseerd, het ontslag per 1 Januari 1936 te verleenen. Op het allerlaatste moment is het cura torium tot de conclusie gekomen, dat vol gens art. 86 der Hooger Onderwijswet het ontslag niet mocht worden voorgesteld zonder dat de betrokkene was „gehoord". Zoo ontving prof. Van Calcar op 27 Sep tember 's avonds om tien uur een expres brief van curatoren met verzoek, den vol genden ochtend in hun vergadering te verschijnen. Men heeft hem toen gehoord in dien zin, dat hij mocht vertellen, welke bezwaren hij tegen de voorgestelde samen voeging had, doch men heeft nagelaten hem te raadplegen over de hoofdzaak. Wel heeft men zich beroepen op de uitlating van prof. van Calcar. dat hij bezwaar had tegen het bezetten van den leerstoel in de tropische hygiëne. Art. 88 van de Hooger Onderwijswet bepaalt, dat aan een hoog leeraar niet tegen zijn zin andere colleges kunnen worden opgedragen. Maar als men hem nu ontslaat en het argument aan voert, dat hij die andere colleges niet wenschte te geven, is dat dan niet in strijd met de wet? Voorts zet spr. uiteen, dat het Koninkl. Besluit tot verleening van ontslag aan prof. van Calcar is geteekend zonder dat H. M. de Koningin het advies van cura toren had ontvangen. Ook om deze reden dient het ontslag besluit te worden vernietigd. Tenslotte herinnert spr. aan de argu menten welke minister Slotemaker de Bruine over deze zaak in de Tweede Ka mer heeft medegedeeld, n.l. dat prof. van Calcar geen colleges in de tropische hy giëne wenschte te geven en dat de samen voeging noodzakelijk was. De werkelijke redenen voor het ontslag lagen echter in den jarenlangen wrevel tusschen hoogleeraar en curatorium. Men kon echter op normale, legitieme wijze zijn doel niet bereiken en nam daarom zijn toevlucht tot het argument der bezuini ging. In plaats van dengene te handha ven, die den hoofdpost de algemeene hygiëne bekleedde, heeft men den zoo veel kleineren stoel, dien der tropische hygiëne, tot hoofdzaak uitgebreid. Spr. vraagt tenslotte naast vernietiging van het ontslagbesluit, de beslissing van het ambtenarengerecht over de niet-ver- schijning van prof. Slotemaker de Bruine als getuige. De gemachtigde van den Minister spreekt. Hierna is het woord aan mr. Telders als gemachtigde van den minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen. Spr. bestrijdt de opvatting van mr. Ger lings, dat het ontslag niet om redenen van bezuiniging zou zijn verleend. De minister kan z. i. in deze zaak niet als getuige worden gehoord; het zou bo vendien geen nut hebben, omdat de mi nister zijn gegevens reeds aan de Tweede Kamer heeft medegedeeld. Niet van voldoende belang acht spr. de omstandigheid, dat de Koningin geen in zage heeft gehad van het advies van het curatorium. Voor de Kroon was het voor stel van den minister voldoende. Tegenover de opvatting van den mi nister, dat de beide leerstoelen konden worden gecombineerd, heeft prof. v. Calcar als de zijne gesteld, dat dit niet kon en dat hij die bezetting zou weigeren. Spr. erkent gaarne, dat het motief van bezuiniging niet mag worden gezocht om een bepaalden functionaris weg te werken. Strijd met art. 88 acht spr. niet aanwe zig, terwijl aan art. 86 (het „hooren" van prof. van Calcar door het curatorium) is voldaan. Spr. refereert zich aan het oordeel van den voorzitter van het Ambtenarengerecht in kort geding, dat de doelmatigheidsover wegingen hier niet ter zake dienende zijn. Wanneer men objectief oordeelt, dan is er geen aanleiding zelfs een oogenblik te twijfelen aan den ernst van het ontslag besluit en aan de redenen, welke tot dat besluit hebben geleid. Van de zijde der Regeering heeft er nimmer iets bestaan, dat zou wijzen op een dwingen om prof. van Calcar als hoogleeraar buiten werking te stellen. Spr. deelt nog mede. dat, toen destijds een vacature te Groningen was ontstaan, de minister aan het curatorium aldaar heeft voorgesteld, prof. van Calcar voor de bezetting daarvan voor te dragen. Spr. concludeert tot het verzoek om het besluit te handhaven. Mr. Gerlings repliceert, evenals mr. Tel ders, met een kort woord. Prof. van Calcar aan het woord. Prof. van Calcar geeft nog een kleine toelichting op hetgeen hij in de vergade ring van curatoren er waren toen slechts 3 van de 5 curatoren aanwezig heeft gezegd. Spr. citeert nog een schrijven van het curatorium bij gelegenheid van sprekers 25-jarig hoogleeraarschap. Het curatorium heeft toen de moderne opvatting van spre kers methode van onderwijs geprezen en de hoop uitgesproken, dat hij met dezelfde voldoening nog lang zijn ambt mocht waarnemen. Het geschil kwam pas in October 1932, toen spr. openlijk critiek had uitgeoefend op een ambtenaar, die tegen de moderne methode ageerde, doch die door den presi dent-curator in bescherming werd geno men. Wat de declaratie wegens levering van linnen goederen enz. betreft, deze leveran tie is inderdaad rechtstreeks door een Leidsche firma geschied. Toen een geschil ontstond over de koopsom, welke door con- curreerende leveranciers niet te hoog werd geacht, doch door het Rijksinkoopbureau wel. heeft spreker de declaratie tot het door het Rijksinkoopbureau gewenschte bedrag gereduceerd en de rest (pl.m. f. 300) uit eigen zak aan den leverancier bijbe taald. Het Ambtenarengerecht zal uitspraak doen op Woensdag 1 April a s. des voor middags te tien uur. Voorts is behandeld een klacht van den amanuensis J. Kruit van het laboratorium van prof. Van Calcar. welke amanuensis eveneens wegens opheffing van de betrek king met ingang van 1 Januari 1936 ont slag had gekregen en die nu intrekking van dat ontslag bij het Ambtenarenge recht aanhangig had gemaakt. Getuigenverklaringen werden gegeven door de professoren Flu en Van Calcar. Als gemachtigde van klager die zelf aanwezig was en eenige inlichtingen ver strekte trad op mej. mr. Mulié; z_ij pleitte vernietiging van het ontslagbesluit, op grond o.a., dat de afvloeiing hier niet is geschied volgens art, 91 der Ambtena renwet, welke daaromtrent een bepaalde rangorde voorschrijft. Mr. Telders, ook in deze zaak vertegen woordiger van den minister, achtte de vraag, of hier Inderdaad was opgeheven de leerstoel, waaraan Kruit als amanuen sis was verbonden, slechts voor bevesti gende beantwoording vatbaar. Ook in deze zaak werd de uitspraak be paald op Woensdag 1 April, des v.m. 10 uur. Ten slotte is nog behandeld de klacht van den. op de motieven als in de vorige zaak. mede-ontslagen laboratoriumbedien- öe Van der Waals, voor wien de heer H. Schupper., hoofdbestuurslid van den Cen- tralen Ned. Ambtenaarsbond, als gemach tigde optrad. Voorts werden gehoord de professoren Fiu en Van Calcar en de tech nicus le kl. J. J. Zeegerman. Uitspraak eveneens op 1 April. VERANDERINGEN IN DE NEDERLANDSCHE FLORA. Lezing van Mr. F. Florschütz. Voor de Leidsche Geologische Vereeni ging en de Leidsche Biologenclub hield mr. F. Florschütz gisteravond alhier een lezing, welke tot titel had: Veranderingen in de flora van Nederland tijdens Pleisto ceen en Holoceen. De laatste tien tot twintig jaar. aldus spr.. is het mogelijk geworden uit losse gesteenten stuifmeelkorrels en zaden te isoleeren, of althans zoodanig te concen- treeren, dat niet alleen kwalitatief, maar ook kwantitatief onderzoek van vroeger geleefd hebbende flora kon worden ver richt. Als inleiding tot het eigenlijke onder werp noemde spr. eenige soorten uit de jongste tertiaire flora, nJ. die uit de klei van Reuver. Sommige hiervan komen ook thans nog in ons land voor: b.v. de haag- beuk. de esch, egelskop, boschb'oterbloem, fonteinkruid e.a.: andere soorten daaren tegen zijn of uitgestorven, of komen niet meer in Nederland voor. Tengevolge van den eersten ijstijd van het Pleistoceen, het Günz-glaciaal, treedt een merkbare verarming van deze betrek kelijk rijke flora op. Ook in het er op volgende Günz-Mindel-interglaciaal is deze verslechtering van de klimatologische omstandigheden zeer duidelijk. Uit het Mindel-glaciaal zijn helaas geen gegevens bekend. Het optreden van den en els in het daarop volgende Mindel- Risz-interglaciaal. geeft aanleiding te veronderstellen, dat we hier met afzettin gen in een gematigd continentaal klimaat te doen hebben. De flora van deze sedi menten, die in ons land door de klei van Neede goed bekend is geworden, onder gaat eenige typische wijzigingen in ver band met de nadering van het Risz-gla- ciaal. gedurende welken ijstijd ook de noordelijke helft van Nederland door landijs bedekt werd. Vooreerst uit het vochtiger wordende klimaat zich in de toename van de els, en den achteruitgang van de den. Vervolgens treedt bij het wer kelijk kouder worden van het klimaat de den weer sterk op den voorgrond. Uit de Risz-glaciale afzettingen zelf zijn geen fossielen bekend geworden. De afzettingen uit het Risz-Würm-in- terglaciaal vertoonen soortgelijke ver schijnselen. Ook hier ontbreekt de beuk. De verschillende stadia van het Würm- glaciaal, gedurende welke het ijs niet veel verder dan de Elbe is gekomen, die in Duitschland op grond van de eindmoree- nen konden worden vastgesteld, werden in Nederland langs palaeobotanischen weg teruggevonden Tot het laatste intersta- dium van het Würmglaciaal behoort ook de pleistoceene menschenschedel, die het vorig jaar bij Hengelo werd gevonden, en waarvan de juiste ouderdom door middel van de pollenanalyse werd bepaald. Gaat na dit laatste glaciaal het ge mengde eikenbosch overheerschend op treden, dan laat men gewoonlijk het Ho loceen beginnen, d.i. omstreeks 8000 voor Christus. De overal in ons land in de holoceene venen optredende grenslaag van Weber scheidt het oudere van het jongere mos veen. Deze grenshorizon, die dus blijkbaar een voor veenvorming ongunstige periode voorstelt, valt in de ontwikkeling van den boomgroei merkwaardigerwijze nergens waar te nemen. De overstrooming van het Nauw van Calais, waarmee hei Atlanticum wordt in geluid en dat een belangrijk tijdstip in de holoceene geschiedenis van ons land voorstelt, is in de flora duidelijk te her kenning door achteruitgaan van de den, DIENSTPLICHTIGEN DER INFANTERIE EN WIELRIJDERS BLIJVEN ONDER DE WAPENEN. In een gisteravond gehouden radiorede heeft de minister-president, dr. Colijn, medegedeeld dat de regecring, in verband met den internationalen toestand besloten heeft, de winterploeg infanterie en wiel rijders, die Zaterdag met groot verlof zou gaan, tot nader order onder de wapenen te houden. De minister wees er echter met nadruk op dat er op het oogenblik geen reden is tot ongerustheid aangezien blijk baar allerwege de neiging aanwezig is om langs den weg van onderlinge onderhan delingen den vrede in Europa te hand haven. en de sterke toename van den els, als ge volg van het vochtige klimaat. Door de pollenanalytische onderzoe kingsmethoden is het mogelijk geworden de ouderdom van verschillende archaeolo- gische vondsten nauwkeurig vast te stel len. Spr. toonde dit aan de hand van eenige voorbeelden aan. Tenslotte deelde mr. Florschütz iets mede over den ouderdom der Drentsche heidevelden, een onderzoek, waarmee eerst kort geleden een aanvang werd ge maakt. De onderzochte heiden bleken alle tot. ver in het Holoceen bosch te zijn ge weest. Eerst in het Boreaal of Sub-boreaal heeft zich, wellicht door menschelijken invloed, heide gevormd. INSTITUUT VOOR ARBEIDERS ONTWIKKELING. Mr. dr. J. in 't Veld leidt den vierden Plan-avond. Een kleine wijziging was gekomen in de eigenlijke volgorde van deze cursus avonden, daar de inleider voor dezen avond verhinderd was door ongesteldheid, zoodat mr. dr. in 't Veld gisteravond voor de weer geheel gevulde concertzaal een inleiding hield over „Bestrijding der werk loosheid door beheersching van het con junctuurverloop en der rationalisatie". In een kort, bevattelijk vertoog, behan delde spr. allereerst het conjunctuur- vraagstuk en verklaarde de hierbij voor komende benamingen als: lange en korte golfperiode. Met tal van voorbeelden toon de spr., naast de regelmatigheid dezer perioden, welke ongeveer 22 tot 25 jaar duren, de eigenschappen die deze tijd perken hebben, te weten o.a. voor de ebperiode het ontstaan van moeilijkheden binnenslands, weinig groote oorlogen; voor de springvloedperiode een groote spanning in internationale verhoudingen, zich ontladend in oorlogen, terwijl bin nenslands de toestanden dan niet zoo toegespitst zijn. Brengen de jaren 1873-'95, ebperiode, een verscherpte klassenstrijd, b.v. in Duitschland (soc. wetten) doch geen grootere volkerentwisten, in de jaren 18951914, een springvloedperiode, ont staan o.a. de Japansch-Chineesdhe oorlog. Boerenoorlog, Strijd om Tripolis en tegen het einde de groote wereldoorlog. Thans bevinden wij ons in het tijdvak 1914 tot heden, een lange eb-periode, waarin de kleine hausse van 1925'29 geen ingrij pende verandering kon doen ontstaan. Prof. Goudriaan heeft dan ook reeds eenigen tijd geleden betoogd, dat wij met een aan zekerheid grenzende waarschijn lijkheid een opleving tegemoet gaan, met matiger wordende crises, die hun afsluiting vinden in een nieuwen wereldoorlog. Tegen deze op- en neergangen trachten wij, aldus spr. iets te doen. Begrijpelijk is, dat tegen deze geweldige machten slechts af doende op te treden is, wanneer dit inter nationaal geschiedt. Doch het Plan van den Arbeid, dat ziöh niet op een nihilis tisch of defaitistisch standpunt plaatst, geeft enkele nationale middelen aan, die beoogen, het zich vormen van crisishaar den te voorkomen, evenals het maatrege len aangeeft om de crisisgolven van bui ten op te vangen en te verzwakken. Vooi de algemeene maatregelen noemt het Plan o.a. beheersching van het crediet- wezen en belastingheffing, die zich instelt op de conjunctuur, m.a.w. in hausse perioden een belastingverhooging. verla ging in depressie-tijden. Naast deze en andere algemeene maatregelen noemt het Plan nog bijzondere, o.m. bedrijfsorgani satie in den vorm van bedrijfsschappen onder toezicht van een centralen econo- mischen raad. Na de korte pauze besprak mr. in 't Veld de beheersching der rationalisatie. Hoewel rationalisatie in wezen begeerlijk en als historisch proces niet te stuiten is, is leiding er van noodzakelijk, zoodat een „Fehlrationallsierung" (maatschappelijk verkeerde rationalisatie) zooals indertijd Otto Bauer het uitdrukte, niet voorkomt. Maatschappelijk loonende rationalisatie is het doel van het Plan van den Arbeid. Na een bespreking over de vraag wanneer arbeid maatschappelijk loonend geratio naliseerd genoemd kan worden en een toelichting gegeven te hebben over de beheersching van dit proces door instel ling der bedrijfsraden in samenwerking met een technologisch-economisch insti tuut, besluit spr. zijn met aandacht ge volgde rede met het uitspreken van dc wensohelijsheid van het verkrijgen eener BINNENLAND. Dr. Colijn over den intern, toestand; winterploeg infanterie en wielrijders niet met groot verlof (3e Blad). De ontslagkwestie-prof. van Calcar voor het Ambtenarengerecht. (Stadsnieuws, le Blad). Ons parlementair overzicht. (3e Blad). Herdenking van het 40-jarig bestaan van Pro Juventute. (Binnenland, 3e Blad). Bezoek van H.M. de Koningin aan het kamp Waalsdorp. (Binnenland, 3e Blad). De zaak tegen de redacteuren van „Volk en Vaderland" in hooger beroep. (Recht zaken, le Blad). BUITENLAND. Verdere beluiten ter Vlootconferentie. (Buitenland, 2e Blad). Vragen in het Engelsche Lager- en Hoo- gerhuis. (Buitenland, 2e Blad). Arrestaties in Japan wegens landverraad (Buitenland, 2e Blad). ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN, EERSTE BLAD. geordende maatschappij, waarbij het vrije spel der maatschappelijke krachten, aan vankelijk misschien iets sneller in zijn vooruitgang, op den duur zal moeten achterblijven. Met een woord van dank aan den spre ker sloot hierop de afdeelingssecretaris, de heer Wolfslag dezen avond, tevens ver meldend, dat de vijfde avond besteed zal worden aan de bespreking van „Ordening der economie en het Plan van den Arbeid" door den heer J. v. Zwijndregt uit Den Haag. LEIDSCHE AMATEUR FOTOGRAFEN VEREENIGING. De mogelijkheden der klein beeld fotografie. Gisteren hield de heer A. P. W. van Dalsum, voorzitter der Nederlandsche A. F. V. een causerie over het onderwerp: „Biedt de klein beeld fotografie mogelijk heden voor den serieuzen amateur". De heer van Dalsum behoort niet meer tot de jongeren en het actueele onder werp werd dus nog belangrijker, doordat het behandeld werd door iemand, behoo- rende tot die groep van amateurs, die het meest afwijzend stonden of staan tegen over klein beeld fotografie. Min of meer door toeval kreeg spreker de klein beeld camera in handen en ging er mee werken. En langzaam maar zeker werd deze tegenstander tot een groot voorstander. Er is door de tegenstanders teveel gelet op het technisch gedeelte en te weinig op het artistieke. En bij serieuze beoefening blijkt, dat ook het technisch gedeelte wel degelijk tot z'n recht kan en moet komen. Blijft dus over het kunst zinnig gedeelte. En dan is het als met alle camera's, niet door de camera wordt dat bepaald, dus ook niet door het feit of de fotograaf een klein beeld of een groote camera han teert, doch enkel en alleen door den maker zelf. En dat heeft de heer v. Dalsum bewe zen. Aan de hand van een schitterende collectie foto's en lantaarnplaatjes, voor het overgroote deel eigen werk, toonde spreker aan, dat dit werk in geen enkel opzicht achter behoeft te staan bij werk gemaakt met de groote camera, of, zoo als spreker dat karakteristiek noemde, de „schoenendoos". Vooral de verwisselbare objectieven bieden den klein beeld foto grafen mogelijkheden, die door de „schoe nendoos" niet te benaderen zijn. Spreker eindigde met de hoop uit te spreken, dat hij. voor zoover er nog tegen standers onder zijn gehoor waren, déze door het vertoonde bekeerd zou mogen hebben. Met enkele hartelijke woorden, onder streept door een warm applaus, dankte de heer Overeynder den spreker voor zijn zeer interessante causerie. RIJKSPOSTSPAARBANK. In den loop der maand Februari werd aan het kantoor Leiden op spaarbank boekjes ingelegd f. 242.945.15 en terugbe taald f. 200.564.47. Derhalve meer ingelegd dan terugbetaald f. 42.380.68. Het aantal nieuw uitgegeven boekjes bedroeg 208. RIJWIELDIEF AANGEHOUDEN. Op verzoek van den burgemeester van Sassenheim, heeft de politie alhier als verdacht van rijwieldiefstal aangehouden den 23-jarigen boerenarbeider D. S., ge domicilieerd te Leeuwarden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 1