,Bouw hef brug bij Waddinxveen - Schip bij Walsoorden gekapseisd
DIE HOUTEN KLAAS
77sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
EEN PRACHTIG KOPPEL TREKPAARDEN dat aanwezig was op de cen
trale hengstenkeuring voor de provincie Noord-Brabant, welke plaats vond op
de veemarkt te Breda.
HET OOG EN BLIK VOORDAT DE
TROS WERD LOSGESMETEN van
de ,,Johan van Oldenbarnevelt", die
met een detachement militairen van de
Kol. reserve naar Indië is vertrokken.
MEJ. VERSCHURE NEEMT EEN DER HINDERNISSEN VAN HET ZWARE
PARCOURS in den cross country om den beker van Zeist, welke in de omgeving
dier gemeente werd gehouden door de Utrechtsche
J achtvereeniging.
TWEE VAN DEZESZ.G. „SHARK'V LEGERVLIEGTUIGEN welke door de Portu-
geesche regeering in Engeland zijn besteld, worden gereed gemaakt voor een proef
vlucht. De foto laat tevens de bevestiging der bommen onder aan de vleugels zien.
HET VAN ANTWERPEN KOMENDE FRARDEN. Men slaagde er in het schip aan
KAPSEISDE TER HOOGTE VAN WALSOONSCHE S.S. „VILLE DE MOSTAGANUM"
den grond te zetten; de bemanning kon, uitgezonderd de stoker,
in veiligheid worden gebracht.
MET DE MONTAGE VAN DE NIEUWE HEFBRUG BIJ WADDINXVEEN
OVER DE GOUWE NABIJ HET RAADHUIS IS EEN AANVANG GE-
MAAKT. Op den achtergrond een der in aanbouw zijnde heftorens,
welke circa 35 meter hoog zullen worden.
MUSSOLINI op het balcon van zijn paleis
in Bome. Lachende neemt hij de ovaties van
de toegestroomde menigte, in verband met de
jongste successen in Abessynië, in ontvangst.
Naar het Engelseh
van CHARLOTTE M. YONGE
door J. I. en E. A. H.
3)
„Geef mij den brief eens!" riep mrs.
Morton en liet zich even in den stoel
vallen.
„Wat is hier aan de hand?" klonk de
stem van een flinken jongen, in leeftijd
tusschen de zusjes in, die onmiddellijk
met verlangenden blik naar de gedekte
tafel, vroeg: „Zijn jullie nog niet verder,
zeg? Mijn maag jeukt!"
„O, Herbert, beste jongen!" viel zijn
moeder hem om den hals. „Je oom is een
lord en zoo zal jij ook nog eens lord
Northmoor worden."
„Toe, als je blieft, laat mijn hoofd er
nog wat opstaan! Wie heeft u dat wijs ge
maakt?"
„Oom Frank is lord Northmoor," zei
Ida verklarend.
„Die is goed!" schaterde Herbert.
„Toch is het waar, Bertie. Kijk, hier is
de brief."
Er werd nijdig gebeld.
„Beware! Daar hoop ik nu binnenkort
ook van af te zijn. Toe, loop eens gauw
naar boven, Coirny, en zeg tegen mrs.
Leeson, dat haar lunch zoo dadelijk klaar
zal zijn, maar dat wij opgehouden werden
door onverwacht nieuws," zei mrs. Morton
en spoedde zich naar de keuken.
„Laat haar maar bellen," raadde Ida
aan. „Zend haai" weg met pak en zak,
moeder! We hebben nu genoeg van pen
siongasten met al den aanhang van dien.
We worden nu allemaal rijke lords en
ladies!"
„Wacht eens even," zei Herbert, die nu
den brief bemachtigd had, „dat zegt hij
niet."
„Is hij zoo gierig?" riep Ida. „Wat zegt
hij dan? Ik heb er niet alles van gelezen."
Herbert las hardop:
„Ik weet nog niet, waar ik toe in staat
zal zijn; over welke middelen ik zal kun
nen beschikken, maar ik hoop het leven
makkelijker voor je te kunnen maken en
mijn neefje en mijn nichtjes een waarlijk
uitstekende opvoeding te kruinen geven.
Toch is het beter, dat je nog geen stap
pen doet dien kant uit, tot je verder van
mij gehoord zult hebben." Zie je, Ida,
dus dat belooft alleen maar hoopen ge
leerdheid voor ons, anders niet!"
„Onzin, Bertie! Hij moet ons wel wat
gevenAls hij nu lord is, wat zijn wij
dan?"
De honger maakte, dat het beantwoor
den van deze belangrijke vraag eenigen
tijd uitgesteld werd. Het middagmaal was
verzet tot de kinderen uit school zouden
komen en de jongelui waren het er over
eens, dat zij nu vér verheven waren boven
het bezoeken van gewone inrichtingen
van onderwijs.
„Onze opvoeding moet nu eerst voltooid
worden," meende Ida. „Oom heeft mij, tot
zijn schande, nooit pianoles laten geven,
maar nu kan hij mij die niet langer wei
geren. We zullen ook op de dansles gaan
en, o, Conny, we zullen nog aan het Hof
gepresenteerd worden! En wat zullen ze
ons dan bewonderen!"
Waarop Herbert in zoo'n luid lachen uit
barstte, dat zijn moeder hem vermaande:
„Jij zult een edelman worden, Bertie, en
je zusjes en zusters van een edelman.
Waarom zouden ze dus niet aan het Hof
kunnen komen?"
„Maai- oom houdt er immers een ver
loofde op na. is het niet?"
„Die leelljke oude onderwijzeres?" riep
Ida. „Maar die zal hij nu toch niet willen
trouwen?"
„Zij zal wel zorgen, dat ze hem vast
houdt, daar kan je van op aan," zei mrs.
Morton. „Maar dan zal ik zorgen, dat ik
hem aan het verstand breng, wat een
schande dit zou zijn voor de familie. En
dan zal hij het niet meer durven!"
„Ze is vreeselijk oud!" zei Ida weer.
„Nog lang niet zoo oud als miss Pottier,
die gisteren pas getrouwd is," zei Con
stance, die bij den dood van haar vader en
bij andere gelegenheden, wanneer de
aanwezigheid in huis van een jong kind
voor lastig werd gehouden, bij haar groot
moeder in Hurminster had gelogeerd en
zoo erg veel was gaan houden van miss
Marshall.
„Je moet niet meepraten over dingen,
waar je geen verstand van hebt, Con
stance," zei haar moeder. „Je oom, lord
Northmoor, mag zich niet vernederen door
een eenvoudig onderwijzeresje tot barones
te maken en daardoor Herbert en zijn fa
milie uit te stooten...' Daar heb je die
nare bel weer! Ik zal naar boven gaan en
mrs. Leeson meedeelen, hoe het met ons
gelegen is en dat ik haar een dezer dagen
zal opzeggen. Neem nu maar af, meisjes.
Je kunt nooit weten, hoe er nog eens
iemand komt."
Toen dit gedaan was, hoofdzakelijk door
Constance, gingen de zusjes met haar ver
bijsterend nieuws naar de kermissen, die
zo bereiken konden, en tegen dat ze haar
tocht volbracht hadden, waren ze over
tuigd van haar eigen adeldom en er op
voorbereid, om zich lady Ida en lady Con
stance Northmoor te hooren noemen.
Toen ze terugkwamen, vonden ze de
huiskamer geheel voor bezoek ingericht en
werden ze er nog even op uitgezonden, om
saucijsjes en theegebak te halen.
Bij nader overleg had mrs. Morton be
sloten, dat het niet raadzaam zou wezen
haar zwager te antwoorden, eer ze zich
zekerheid had verschaft, wat haar rechten
waren en dus had ze op de thee gevraagd
mr. en mrs. Rollstone en tot Constance's
niet geringe vreugde ook hun dochtertje
Rose; die waren hun buren van een paar
huizen ver.
Mr. Rollstone was een groote autoriteit,
want hij had het beste deel van zijn leven
doorgebracht in wat hij noemde de eerste
families van de hoogste kringen. Hij was
hall-knecht geweest bij een hertog; lakei
bij de weduwe van een viscount (dit is een
adellijke titel tusschen graaf en baron in),
lijfknecht bij een graaf, butler bij een ba
rones, tevens lid van het Parlement en
toen hij zich teruggetrokken had uit de
dienstbaarheid bij den dood van den ba
ronet en zijn huwelijk met de huishoud
ster, had hij een rood boek meegenomen
Burke's Peerage" (een boek met bijzon
derheden van den adel), waardoor hij,
zoowel als door zijn vroegere bekendheid
met de hoog-adellijke personages, in staat
was, om als een soort orakel te dienen,
wat betreft alle mogelijke eigenaars van
een jacht, die de aandacht waard waren.
Als hun namen niet vermeld stonden in
dit boek, dan maakte hij ze uit voor „par
venu's", hoe volmaakt hun vaartuigen
overigens ook mochten wezen in de oogen
van zeevarenden. De uitgave van het boek
was wel een kwart eeuw oud, maar hij
had het bijgehouden, door met zorg aan
te teekenen alle berichten van geboorten,
sterfgevallen en huwelijken uit „Tire Ga-
zette", die hij dagelijks bestudeerde. Zijn
dochtertje, een aardig, bescheiden meisje
van een jaar of veertien en Constance's
beste vriendinnetje, was ook meegekomen.
Zijn vrouw was opgehouden door haar
pensiongasten, maar toen hij binnen
kwam, viel er een soort gelijkenis waar te
nemen tusschen hem en het boek, want
beiden waren ze dik en eenigszins verval
len; de eene door jicht, de ander door
veelvuldig gebruik, waardoor het oor
spronkelijk roode kaft nu grijzig-bruin of
bruinig-grijs was geworden, zoo eenigs
zins als de tint van een glad-geschoren
gezicht. Hij was met zorg gekleed, in
avondcostuum, en was zeer deftig in de
keuze van zijn woorden, want hij voelde
zich inderdaad voornamer dan al zijn
aristocratische heeren bij elkaar, zoo, dat,
ofschoon mrs. Morton haar best deed, in
het oog te houden, dat zij een groote
dame was, en hij een bediende was ge
weest, ze uit kracht der gewoonte zijn
minzaamheid voelde, toen hij haar zijn
mollige, blanke hand toestak en met een
bevallige buiging van zijn grijs-blond
hoofd begon:
(Wordt vervolgd).