76*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 20 Februari 1936
Vierde Blad
No. 23284
De Leidsche Gemeentebegrooting
voor 1936,
DE ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
DE DERDE DAG.
PARLEMENTAIR OVERZICHT
„Koop Nederlandsche waar,
dan helpen wij elkaar."
ALS EEN BEDOLVEN SCHAT
4
KERK- EN SCH00LNIEUWS.
De heer MANDERS vervolgt:
Als bezuinigingsobject wijst spr. aan
bezuiniging op de straatverlichting en op
de veiligheidspost. Ordening in het bouw
bedrijf heeft zijn sympathie. Uitbreiding
der C. v. F. oordeelt hij onnoodig en de
voorstellen inzake den Nieuw-Malthusiaan
schen Bond zal hij niet steunen.
Hoezeer wij de stof beheerschen, de
grondoorzaken zijn niet in onze macht.
Dit tot den heer v. Weizen inzake gods
dienst en godsdienstloosheid.
Een her-taxatie van het grondbedrijf
als die noodig is, had men z.i. eerder moe
ten nastreven; ziekte van een taxateur
mag geen beperking zijn. Veel waarde
hecht spr. echter ook niet aan zoo'n taxa
tie, die toch een fictie is. Identificatie
kaarten voor raadsleden oordeelt ook spr.
noodig.
De commissie-Manders werkte in den
geest als de nu voorgestelde commissie-
Beekenkamp, doch destijds waren de tij
den niet rijp om verder te gaan. Een her
vatting zal hij gaarne steunen evenals het
voorstel Romijn. De gevraagde saneering
zal z.i. uit zichzelve wel komen, de ge
meente behoeft daarbij niet in te grijpen.
Het ontslag van den heer Pltlo is vol
komen overbodig, dat is reeds duidelijk
genoeg aangetoond door den heer Schül.
Ier. Spr. gaat dan over tot bespreking van
zijn eigen voorstel om te streven naar het
gebruik van meer arbeiders of personeel
door andere inrichting van een dienst of
andere werkwijze. Een onderzoek daar
naar is z.i. alleszins gewenscht, waar
1 1700.000 p.j. wordt besteed aan steun
verlening over de gansche linie. Waar
het aantal arbeiders zou zijn uit te brei
den, zonder meer kosten, verdient dat toch
zeker aanbeveling.
(Reeds geplaatst in een deel onzer
vorige oplaag).
PLEIDOOI VOOR SANEERING.
De heer SCHONEVELD meent, dat deze
tijden zich bij uitstek leenen voor sanee
ring daar materiaal en loonen laag zijn en
de nieuwe onteigeningswet vele moeilijk
heden helpt oplossen. Van daar zijn voor
stel, dat hij vraagt in praeadvles te ne
men. Dit jaar kan van verwezenlijking
immers toch niets meer komen. Het voor
stel Schüller in deze materie zal hij gaarne
steunen.
Spr. vraagt op welke wijze het college
van B. en W. den aanbouw van goedkoope
arbeiderswoningen wil bevorderen, het is
hem niet duidelijk en vraagt ter visie-
leggen van het blijkbaar bestaande bouw-
rapport. Naar woningen van f. 4f. 5 is
nog wel vraag.
Spr. dringt aan op wijziging voor enkele
personen van de salaris-regeling, daar
deze bij vergissing in slechte conditie
zijn. Voor de Keuringsdienst wil hij ook
geen loonsverlaging.
Alleen voor de politie het salaris te
handhaven, lijkt hem ongewenscht, mede
gelet op de noodige versobering en de
drang van boven af. Zelfs schijnt hem dat
gevaarlijk voor de betrokkenen. Het col
lege zal nog voorts genoeg hebben hun
voorstellen er door te krijgen bij Ged. Sta
ten en den minister.
Wat het werk der blinden betreft, de
tijdsomstandigheden waren niet gunstig
en daarom verdient het werk der com
missie. al zijn er wellicht eenige fouten
gemaakt, meer waardeering dan mevr. de
Cler meent en het part. initiatief dient
zeker niet bij voorbaat te worden uitge
schakeld. Ook de heer Snel ging te ver in
zijn afkeuring voor den Dienst van
Sociale Zaken.
De heer de Vries wijst spr. er op, hoe
in 1918 de R.K. en Chr. Vakbeweging een
revolutie hebben helpen voorkomen.
Twee vragen tot den wethouder van So
lo. Worden aan M. H .nog overuren ge
maakt? 2o. zoo ja. worden zij dan betaald
of niet? Dat er ooit overuren zouden zijn
geforceerd, ontkent spr.
DIVERSE OPMERKINGEN.
De heer TOBé zag met genoegen, dat
er f. 2000 is bespaard op dienstrijwielen.
Maar hoeveel waren er dan wel? 240 zeg
gen B. en W. en dat oordeelt spr. veel te
hoog, te meer, waar practisch ieder Neder
lander een rijwiel heeft. Als alle dienst
rijwielen gemerkt waren, zou men z. i. ver
baasd zijn, wie daarop al zoo rijden. Ook
bij de paarden van de reinigingsdienst is
het z. 1. niet geheel in orde. administra
tief gesproken.
Opheffing der Toonzaal bij de Licht
fabrieken verdient alle aandacht. Deze is
z. i. overbodig geworden.
Het idee van een Gem. Brandassurantie
beveelt hij bij B. en W.ter onderzoek aan.
Waarom de heer v. d. Voort ambtena
ren tot f. 200 bijverdienste wil laten, be
grijpt hij niet, alles of niets is zijn parool.
Maar B. en W. gaan ook niet geheel vrij
uit, zet hij aan de hand van een voorbeeld
uiteen, van oordeel, dat B. en W, een han
digheid zelfs prijzen en loven.
Spr. is tegen „opzetjes", doch eenige
vergoeding voor de inschrijving is toch
wel op haar plaats, gelet op al het werk
van een inschrijving bij aanbesteding.
Spr .dringt aan geregeld op te geven,
welke werken in uitvoering zijn en hoe
veel man daaraan werken. Dit in verband
met den aandrang tot werkverruiming,
alsof zoodoende de werkloosheid zou zijn
weg te werken. Dan wordt het publiek be
hoorlijk voorgelicht.
Tenslotte verklaart hij zijn standpunt
tegenover eenige ingediende voorstellen.
Spr. vraagt of bij M. H. wordt overgewerkt
zonder betaling. Als dat waar is protes
teert hij ten sterkste en zou wethouder
v .Stralen hoeveel respect spr .heeft voor
diens werken, hem bitter tegenvallen.
Spr. betwijfelt, dat het Crisis-comité
niet gesteund zou hebben, als dit noodig
was. een uitzonderingsgeval daargelaten.
Het lijstje van den heer v. Eek dat al
veel veranderd is sinds het optreden der
4 soc.-dem. wethouders, oordeelt spr. over
dreven. Zoolang de S.D.A.P. nog niet de
meerderheid heeft, zal zij moeten samen
werken en daarom mag zij niet alleen de
eer voor zich opeischen.
FINANCIEEL BETOOG VAN DEN
HEER DE REEDE.
De heer DE REEDE zou alle redevoe
ringen kunnen overteffen, zoo hij het voor
beeld volgde om op alle voorstellen in te
gaan. Hij ziet daarvoor echter geen reden,
al onderschrijft hij gaarne de rede van
den heer Wilbrink en beluisterde hij veel
in die der heeTen Wtlmer en Beekenkamp,
wat hem sympathiek aandeed. Alles wat
hij zal zeggen, zal berusten op de realiteit.
Alleen wil hij zich wenden tegen den
heer de Vries, die op niet te vergeven wijze
heeft geageerd tegen heeren als wethou
der Splinter en anderen. Dat waren vieze
verdachtmakingen.
De VOORZITTER kan dit niet laten
passeeren.
De heer DE REEDE wil dan zeggen: be
denkelijke uitlatingen. De heer de Vries
moge bedenken, dat hij personen in eer
en goeden naam heeft aangetast en spr.
vraagt bewijzen voor de geuite beschuldi
gingen of terugnemen daarvan. Zulk af
troggelen van kiezers op zulk een wijze
komt niet te pas en hij spreekt daarover
zijn scherpste afkeuring uit. Spr. gelooft
ook niet, dat algemeen geëerde Nederlan
ders als generaal Snijders, afweten van
het toepassen van zulke practijken.
Spr. zegt dat we een sluitende begroo
ting hebben, doch een positief tekort. Het
tekort is getracht zooveel mogelijk weg te
werken doch we gaan op krukken: ie. die
van rijkssteun en 2e. van teren op reser
ves. De heer Romijn verzette zich tegen
dit laatste doch dit is onbillijk, want het
college, waarin hij zitting had, deed het
zelfde. Bovendien, moeten wij dood gaan
als een dier naast egn gevulde haverkist?
Alleen, het gebruik der reserves dient heel
voorzichtig te zjjn.
Op zich zelf is spr. niet tegen aantasten
der reserves, doch het wordt nu toch be
denkelijk. In de begrooting zijn zeer be
denkelijke plekken, b.v. dat alle ontvang
sten tot het toppeil zijn opgevoerd. Aan de
waterleiding is zelfs geen bescheiden
reserve meer te maken en bij tegenvallers
is dat gevaarlijk. Maar spr. is er ook
met mee gegaan.
In de begrooting is weinig lijn en struc
tuur, al is dit college daarvoor niet in de
eerste plaats verantwoordelijk, daar vele
methoden reeds vroeger zijn ingevoerd.
De heer Goslinga en spr. zijn elkaar veel
nader gekomen, nu de eerste is afgetreden
als wethouder. Doch als deze waarschuwt
voor het opbranden van een kaars aan
2 zijden heeft hij zelf de vlam er bij ge
houden: n.l. door het vernieuwingsfonds
der Lichtfabrieken te dhtdoen van bezit
tingen dobr extralafschrijvlhgén èn tevens
de 2 pct.-stortingen te verlagen. Het fonds
zelf is onherroepelijk noodig, maar mag
niet gebruikt worden voor saneering van
het bedrijf. Een gezond bedrijf saneert
zich zelf.
Mien weet niet precies meer, hoezeer de
reserves worden aangetast en dat is z.i.
toch noodzakelijk.
Een sterk voorbeeld van overschatting
van eigen stelling is het Werkplan der
S.D.A.P. Sterk heeft de heer Hessing hem
teleurgesteld. Deze mag blij zijn, dat de
heer de Vries hem stof gaf, want zijn
financieel betoog was van zeer weinig
waarde. Nader gaat spr. daarop in om dit
aan te toonen. Laat de heer Hessing eens
lezen, wat zijn partijgenoot v. d. Tempel
schreef over het Plan van den Arbeid. Op
geen enkele wijze is de financiering van
het Werkplan aangetoond en waarheen het
uiteindelijk zal leiden. En welk een tegen
strijdigheid ligt er in het voorstel van
demping der Langegracht en het voorstel
van B. en W. de afschrijvingstermijnen
voor de Veemarkt te verlengen! Spr, oor
deelt deze verlenging uit den booze. Wel
licht zal hij echter toch meegaan, als de
wethouder aantoont, op geen andere wijze
geld te kunnen krijgen. Doch hoe kan dan
de S.D.A.P. haar plan financieren?
Spr. dringt aan op de scherpste bezui
niging. waarbij hij de leiding gaarne aan
B. en W. wil overlaten. Het besef wat er
kan. is nog pas in het begin-stadium. Dat
er te bezuinigen was op de gemeente-
telefoons, is nu pas ingezien. Hetzelfde
geldt voor de gemeente-fietsen. Zoo is de
begrooting niet te redden, het teekent
alleen hoe weinig ver men nog is op den
weg der bezuiniging. Ook op de bedrijven
is nog heel wat te bezuinigen. Waarheid
en klaarheid zij den wethouder aanbe
volen, die daarvan houdt, dat weet hij.
De financieele bezwaren van den heer
Goslinga deelt hij eenigermate, doch hij
wil het het college niet onnoodig lastig
maken en daarom zal hij met het college
meegaan.
Het saneeringsvoorstel Schoneveld zal
spr. niet steunen.
Den heer v. Weizen zet spr. uiteen, dat
4648 leerlingen per klas een uitzonde
ringsgeval is. Het gemiddelde is 32 33.
De heer v. d. KWAAK zal zich bepalen
tot het terrein van Armenzorg. Na een
half jaar M.H. te hebben meegemaakt,
dacht hij dat daar alles in orde was. Het
spijt hem, dat er toch nog klachten zijn
gekomen, die in den raad niet thuis hoo-
ren, daar deze commissie niet is een raads
commissie.
De werkinrichting daarentegen is slecht
en Leiden onwaardig en dat er voldoende
controle zou zijn, ontkent hij beslist.
Het voorstel van mevr. Braggaar inzake
M.H. zal hij niet steunen, al vraagt hij
den wethouder eens na te zien. in hoe
verre een steunregeling volgens rijks
regeling zou afwijken.
Het voorstel Romijn lijkt hem een
memorie-post en zijn fractie zal daarom
niet meegaan.
Tenslotte bestrijdt hij het adres van
mevr. de Cler om een tehuis voor ouden
van dagen van gemeentewege.
DE AMBTENAREN.
De heer v. d. VOORT waarschuwt, dat
als de salaris-verlaging-voorstellen niet
worden aanvaard, de regeering zal ingrij
pen en dan is men nog slechter af. Voor-
EERSTE KAMER.
BEGROOTING VAN
BUITENLANDSCHE ZAKEN.
Tegen de scherpe critiek, den eersten
dag op Minister en Volkenbond geoefend,
verhieven zich gisteren verschillende stem
men.
Het was al dadelijk de heer Van Lan-
schot, die er tegen protesteerde en de
stelling verdedigde, dat de collectieve vei
ligheid, welke de Bond voorstaat en be
vordert, voor geen land zoo noodig en zoo
nuttig is als voor het onze. Maar daarom
en daarnaast kunnen wij toch onze „zelf
standigheids-politiek" wel blijven hand
haven. Want aldus de heer Van Lan-
schot die beide begrippen (collectieve
veiligheid en zelfstandigheids-politiek i
vormen geen tegenstelling: zij zijn naast
elkander te verwezenlijken. Mr. van Lan-
schot was dan ook van oordeel, dat de
politiek van ons land, afgestemd op den
Volkenbond, geheel juist is, en dat wij
deswege ook goed deden, en trouwens
verplicht waren, deel te nemen aan de
sancties tegen Italië.
Deze opvattingen zijn ook door andere
sprekers vertolkt. De heer Droogleever
Fortuyn voegde er aan toe, dat de Vol
kenbond „wel verbeterd, maar niet ge
mist" kan worden en prof. Anema, wel
sprekend als steeds, heeft ook van zijn
kant de critiek op den Bond en op ons
buitenlandsch beleid in die richting be
streden. En hij heeft den natlonaal-socia-
list mr. Van Vessem, met aandrang uit-
genoodigd te zeggen, wat hij eigenlijk op
buitenlandsch gebied wil en naast de be
strijding van den Volkenbond en van onze
buiteniandsche politiek nu eens concreet
te ontwikkelen, wat zijn eigen program
is op buitenlandsch gebied. Prof. Van
Embden heeft eveneens in. Volkenbonds
richting gesproken en de sancties vooral
verdedigd uit moreel gezichtspunt.
Minister de Graeff kwam vervolgens na
al dat debat, zijn beleid verdedigen.
Hij heeft de buiteniandsche politiek van
ons land en zijn standpunt ter zake
daarvan in den breede toegelicht. In
het centrum van zijn betoog stond de Vol
kenbond. De Minister erkende dat de Bond
nog lang niet aan de verwachtingen heeft
beantwoord en op meer dan een punt is
tekort geschoten, maar, ten eerste, waren
de verwachtingen toch te hoog gespan
nen, en, ten tweede, is ook de Volkenbond
een menschelijke instelling, dus onvolko
men. Te betreuren valt voorts, dat het
conflict ItaliëAbessynië niet voorkomen
is kunnen worden. De Minister gaf dit
alles grif toe, maar het mag meende
hij geen reden zijn, aan den Volken
bond het vertrouwen op te zeggen, en te
minder op dit oogenblik, nu de Bond er
dan toch in geslaagd is 50 landen bijeen
te brengen tegen een overtreding van zijn
reglementen. De moreele beteekenis van
dezen stap mag men niet onderschatten.
Wie den Bond loslaat, wil terugkeeren tot
de internationale anarchie, tot den
machts-chaos.
De Minister heeft ook in deze Kamer
het deelnemen van Nederland aan de
sancties tegen Italië verdedigd en in het
licht gesteld, dat Nederland daartoe ver
plicht was krachtens zijn lidmaatschap
van den Bond!
Welk effect de sancties op Italië heb
ben is aldus de Minister niet be
kend. Het eenige land, dat het precies
weet, is Italië zelf, en dit zegt het natuur
lijk niet, maar de Minister verklaarde wel
eens te hebben gehoord, al weet hij niet
of het juist is, dat de druk der sancties
reeds nu zóó sterk is, dat uitbreiding er
van vermoedelijk niet eens meer noodig
zal zijn. Ten aanzien van de petroleum-
sancties moet met groote behoedzaamheid
worden te werk gegaan. Afgezien van de
werking der sancties echter is herhaal
de de Minister de samenwerking van
zoovele landen van groote moreele be
teekenis.
Met grooten nadruk ontkende de Mi
nister, dat Nederland, of hij persoonlijk,
er in Genève naar zou streven zich op
RECLAME.
8877
„IVOROL" De Nederlandsche tandpasta.
loopig is echter zijn standpunt: aanvaar
den voor de arbeiders, 3°/<i voor de ambte
naren, geen verlaging voor de politie. Spr.
dringt er op aan meer rekening te hou
den met Leidsche ingezetenen bij het ver
vullen van vacatures en op het eerder in
vasten dienst nemen van tijdelijk perso
neel, hetgeen nog veel te wenschen over
laat.
Spr. verdedigt voorts zijn voorstel, dat
ambtenaren zonder machtiging van den
raad geen neven-functies mogen beklee-
den, die f. 200 of meer opleveren. Dat is
geen wantrouwen tegen B. en W„ die hij
volledig vertrouwt. De f. 200 is ook niet
willekeurig genomen, doch aan gemeente
bepalingen ontleend.
NAAR HET EINDE
De heer BERGERS vraagt de volle aan
dacht van het college voor de tarieven
van het Slachthuis, gelet op de concur
rentie elders en dringt aan op grondige
herziening. Scherp hekelt spr. de varkens-
crisiswet, die alleen dient de bacon-
handelaren veilig te stellen tegenover de
slagers.
Spr. bestrijdt daarop eenige voorstellen
waarbij het herhaaldelijk komt tot „lach-
pastilles" en betuigt zijn sympathie met
het voorstel der drie rechtsche fractie
leiders inzake ordening van den midden- 1
stand. Dat de S.D.A.P. nu gedeeltelijk
meegaat met de voorstellen tot salaris
verlaging juicht spr. toe in plaats van het
botte afwijzende standpunt te handhaven,
dat geen succes kan hebben. De politie-
salarissen dienen z.i. echter gehandhaafd,
evenals de drie opzichters bij den Reini
gingsdienst. hoezeer hij overigens den
directeur kan prijzen voor zijn beheer.
De heer CARTON verdedigt zijn voorstel
de zweminrichtingen Zondags te opener,
op grond van hetgeen vroeger daarvoor
reeds is aangevoerd.
Hierna schorsing 5.45 uur tot
hedenmiddag.
RECLAME.
8881
schuilt latente talen-kennis in Uw brein.
Wekt deze slapende vermogens tot nieuw
leven. Raadpleegt
den voorgrond te stellen of te laten
schuiven.
Intusschen aldus de strekking van
's Ministers betoog al maakt Nederland
geen deel uit van „het concert der groote
mogendheden", het is in Genève gelijk
berechtigd met alle andere landen. Het
heeft echter nimmer met groote landen
overleg gepleegd, maar altijd met landen
van ongeveer dezelfde beteekenis als Ne
derland. De Minister noemde het een
legende, wanneer men beweert, dat Ne
derland een eerste viool wil spelen. Dat
onze Regeering (vertrouwelijk) haar in
zichten deed kennen over het plan Laval-
Hoare inzake Abessynië, was haar plicht,
want in dat plan werden de beginselen
van den Volkenbond met voeten getre
den en daarom heeft Nederland zoowel
aan Engeland als aan Frankrijk doen
weten, dat het zich met dat plan niet
zou kunnen vereenigen. Nederland was
trouwens niet de eerste, die een dergelijke
mededeeling deed.
Een andere legende nog veel beden
kelijker noemde de Minister deze, dat
Nederland doende zou wezen zijn zelf
standigheids-politiek te laten varen. Ook
dit is onjuist. De Regeering wenscht aan
die politiek krachtig vast te houden, maar
men mag haar niet verwarren, met afzij
digheids-politiek, en wanneer een groot
land een klein land aanvalt in strijd met
de Bonds-reglementen dan is dit geen
zaak van groote mogendheden alléén. In
het kader van den Volkenbond kan Ne
derland geen afzijdigheids-politiek voeren,
maar wel een zelfstandigheid-politiek.
Wij moeten ons echter niet laten inlijven
in een zekere machts-politiek, en dit doen
wij dan ook niet, riep de Minister uit, en
hij concludeerde dat er geen aanleiding
is te zeggen, dat hij onze buiteniandsche
politiek zou hebben gewijzigd.
De Volkenbond aldus de Minister in
den loop van zijn betoog heeft geen
eigen belangen, maar bevordert de belan
gen der aangesloten landen. Voor onze
nationale veiligheid is het beginsel der
collectieve veiligheid van groot belang.
Nooit heeft de Minister te kennen willen
geven, dat Nederland bereid zou zijn over
territoriale concessies op koloniaal gebied
te spreken. Men heeft ook in dit opzicht
zijn woorden valsch geïnterpreteerd. Doch
nu dit eenmaal is geschied, wenschte hij
nadrukkelijk te verklaren: nooit en te
nimmer zal Nederland vrijwillig ook maar
een vierkante meter van zijn grondgebied
afstaan, ook niet, om tegemoet te komen
aan de expansie-behoeften van andere
staten.
Tot zoover ons overzicht der voornaam
ste gedeelten van 's IjJinisters rede. Wij
herhalen wat wij gisteren schreven,, dat
het ook onze indruk was, of onze buiten
iandsche politiek zich onder zijn beleid
eenigszins wijzigde. Hij heeft met kracht
verklaard dat dit niet zoo is en dat hij
er niet naar streeft. Wij moeten dit dus
aannemen. Misschien is de Indruk bij
velen ontstaan, omdat deze Minister
eenigszins levendiger van temperament en
uitdrukkings-wijze is dan de meesten zij
ner voorgangers.
De enkele replieken hadden niet veel
meer om het lijf; de begrooting werd aan
genomen.
BEGROOTING VAN FINANCIËN.
Met prijzenswaardige vlugheid is ver
volgens de begrooting van Financien be
handeld.
Er was slechts één spreker, de heer Gel
derman, die aandrong op verlaging van
den gedistilleerd-accijns. Nu, Minister Oud
verklaarde dat dit ook een lievelings-
wensch van hem is, maar waar moet hij
de 7 millioen gulden terugvinden, die hij
door verlaging zou verliezen? Als deze
puzzle is opgelost, zal hij verder zien.
Nu:
dat draait wel uit op Sint Juttemis, als
de kalveren op het ijs dansen.
Begrooting goedgekeurd.
De twee fascisten waren er tegen. Waar
om? Dat vertelden ze niet. Het doet er
trouwens niet toe.
TWEEDE KAMER.
BEGROOTING VAN SURINAME.
De Tweede Kamer hield zich bezig met
de begrooting van Suriname.
Suriname en Curasao zijn de koloniale
smarte-kinderen van Nederland, ze kos
ten ons geld, maar we schieten er toch
niet mee op. Elk jaar worden dezelfde
redevoeringen overd dezelfde onderwer
pen gehouden! dezelfde zwaarwichtige
adviezen gegeven voor het economisch
herstel; het helpt nooit. Ook thans waren
er drie redevoeringen.
En Minister Colijn heeft een deel van
die speeches op typische wijze geïllu
streerd door te zeggen, dat een vreemde
ling, die binnen zou komen, zou denken
in een dorps-gemeenteraad verdwaald te
zijn. De Minister heeft op tal van spe
ciale vragen een antwoord gegeven en
daarbij verklaard, dat er geen reden be
staat tot aanleg van een vliegveld bij Pa
ramaribo. Voor de volksgezondheid wordt
al het noodige gedaan; een nader onder
zoek is gaande inzake de bestrijding der
lepra. En verder gaf de Minister nog eerst
een overzicht van alles, wat Nederland
voor Suriname heeft gedaan. Vele tien
tallen millioenen zijn voor de koloniën
uitgegeven en nog is de toestand slecht.
Wat de kolonie mankeert is: afzetmoge
lijkheid. Zoo bleef zijn Excellentie een
poosje vertellen van de lijdens-historie,
die „Suriname" heet. maar wat zullen we
er verder over schrijven?
De Regeering erkent zelf: het was duur.
en het heeft niet geholpen En nie
mand weet raad.
Maar de begrooting is goedgekeurd, en
nu gaan we het volgend jaar weer de
zelfde redevoeringen houden. En ook dan
zal niemand raad weten.
HAGENAAR.
PREDIKBEURTEN.
VOOR HEDENAVOND.
BENTHUIZEN.
Ned. Herv. Kerk: Nam. 7 uur, ds. van
Dorp van Den Haag.
BOSKOOP.
Chr. Geref. Kerk: Nam. 7 uur, ds. P. de
Groot van Gorinchem.
VOOR VRIJDAG 21 FEBRUARI.
HILLEGOM.
Ned. Prot. Bond: Nam. 8 uur, dr. P. D.
Tjalsma, van Rotterdam.
ZOETERMEER.
Geref. Gem.: Nam. 7 uur, ds. P. Hon-
koop van Den Haag.
GEREF. KERKEN.
Tweetal te Oosterzee (Fr.) R. Douma,
cand. en hulppred. te Hardenberg en J.
Waagmeester, cand. te Zaandam.
CHR. GER. KERK.
Tweetal te Noordeloos. W. F. Laman te
Middelharnis en J. Tamminga te Harder
wijk.
Ds. F. W. DRIJVER.
Ds. F. W. Drijver, de bekende Naarden-
sche em.-predikant, herdenkt 7 Maart a.s.
den dag waarop hij voor 50 jaar het pre
dikambt in de Ned, Herv Kerk aanvaardde
Franciseus Wilhelmus Drijver werd 28
Mei 1860 te Utrecht geboren. Hij studeerde
aan de Sted. Universiteit te Amsterdam
theologie en werd in 1885 candidaat in
Noord-Brabant om 7 Maart 1886 te War
der (N.-H.) in het predikambt te worden
bevestigd door zijn leermeester, prof. dr.
Knappert, welk ambt de jubilaris aan
vaardde sprekende over 1 Kon. 3 vrs 9. In
1890 vertrok ds. Drijver naar Groshuizen,
welke standplaats hij 12 Febr. 1899 met
Naarden verwisselde, waar hij intrede
preekte met Matth. 5 vrs 17. Deze gemeen
te heeft ds. Drijver gediend tot 1 Nov. 1925
toen het Prov. Kerkbestuur van Noord-
Holland hem op zijn verzoek eervol eme
ritaat verleende.
Ondanks zijn hoogen leeftijd is de jubi
laris nog voorzitter van tal van plaatse
lijke vereenigingen. Zoo is hij president
van de commissie van toezicht op het M.
O., vice-voorzitter van de Openbare Lees
zaal te Naarden-Bussum, voorzitter van
het comité voor doorbraak van Naarden's
wal ten behoeven van een nieuwen ver
bindingsweg van de vestingstad met de
nieuwe wijken daarbuiten.
Maar het meest heeft ds. Drijver in den
lande toch naam gemaakt als schrijver
van tal van werken waarvan meerderen
op folkloristisch gebied, waarvan sommi
ge een vierden druk beleefden. Van zijn
boeken noemen we: Mozaiek, Historie en
Legende, 'Vdlerlei Beelden, Schetsen en
Beelden, Folklore, In alles vrotfw, Mooi
leven, Langs opgaande wegen. Lentezon,
Oud-Israel's volksleven en godsdienst,
Oorlog en Vredesideaal, De Bijbel, zijn
oorsprong, beteekenis en waarde, Middel-
Nederlandsche Dichtkunst, Klimop-ranken
(een bundel schetsen), Dubbel herstel,
Hun laatste stuk goed, Op ten strijde. Op
komst en bloei van Gooi- en Eemland,
Naarden, historie en momenten, waarvan
nog deze maand een tweede deel het licht
zal zien, dat v.n. historische bijzonderhe
den geven zal. Ds. Drijver, die een voor
aanstaand figuur is in de Vrljz. Herv Be
weging, en meermalen voorgaat in de
godsdienstoefeningen van de Ned. Prot.
Bond, is ook medewerker aan het Alge
meen Handelsblad.
Zijn verdiensten vonden erkenning in
zijn benoeming tot ridder in de orde van
Oranje-Nassau, ter gelegenheid van zijn
40-jarige ambtsbediening; officier in de
orde van de Witte Leeuw van Tsjecho-
Slowakije, wegens zijn aan de Czechen
bewezen diensten terzake van de nage
dachtenis van Comenius. drager van het
Witte Mobilisatiekruis als erkenning voor
zijn bemoeiingen met de talrijke in de
jaren 1914L918 in de vesting Naarden
gemobiliseerden.
Het zal ds. en mevr. Drijver—Munter,
die Dinsdag 25 Febr. a.s. hun gouden hu
welijksfeest vieren in deze dagen aan be
wijzen van belangstelling niet ontbreken!
o
EEN AANGELEGENHEID DER
NEDERLANDSCHE CHRISTENHEID.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest (post
rekening No. 6074) vraagt ons plaats voor
het volgende:
De arbeid der Zending is niet een spe
ciale aangelegenheid van het Zendings
bureau te Oegstgeest, maar een aange
legenheid van de Nederlandsche Christen-
heid. Daarom moet het Zendingsbureau
wel ter algemeene kennis brengen, dat in
de maand Januari een achterstand in de
inkomsten ontstond van f. 55.000 en dat
het in de eerste helft van Februari niet
beter is gegaan. Er kwam slechts in
f. 14.000, zoodat ook Februari den achter
stand zal vermeerderen, tenzij er verbe
tering komt door bijdragen van allen, die
in den zendingsarbeid meeleven.
PROF. Dr. G. A. VAN DEN BERGH
VAN EYSINGA.
Benoemd tot gewoon hoogleeraar aan de
Universiteit van Amsterdam.
De Gemeenteraad van Amsterdam heeft
gistermiddag prof. dr. G. A. van den
Bergh van Eysinga benoemd tot gewoon
hoogleeraar in de uitlegging van het
Nieuwe Testament en de oud-christelijke
letterkunde aan de Universiteit aldaar.
.Gustaaf Adolf van den Bergh van Eysinga
werd op 27 Juni 1874 te 'sGravenhage ge
boren. Hij genoot zijn opleiding aan het
gymnasium te Sneek en werd in 1893 stu
dent in de theologie aan de rijksuniversiteit
te Leiden, waar hij in 1901 promoveerde.
In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot
predikant der Nederduitsch Hervormde
Kerk te Oss. In 1904 aanvaardde hij het
privaat-docentschap aan de rijksuniversi
teit te Utrecht in de wordingsgeschiedenis
van het Christendom. In 1911 werd dr. van
den Bergh van Eysinga benoemd tot pre
dikant te Helmond en in 1915 te Sant
poort. Sinds 1924 is hij bijzonder hoog
leeraar aan de rijksuniversiteit te Utrecht,
vanwege het Haagsch Genootschap voor
de wordingsgeschiedenis van het Christen
dom. Hij is voorts eindredacteur van het
Nieuw Theologisch Tijdschrift. Verschil,
lende werken zijn van zijn hand versche
nen.