Minister Gelissen in Amsterdam - Botsing tusschen auto en vier wielrijders TESSA 76sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. BOTSING TUS.SCEEN 4 WIELRIJDERS EN EEN AUTO op den vreg Hengelo-Delden Tweo, der vier wielrijders werden zwaar gewond. Na de botsing reed de auto tegen een boom. Wat er van de fietsen en de- auto na de gecompliceerde aanrijding overbleef. MINISTERIEEL BEZOEK AAN DE HOOFDSTAD. Prof. dr. ir.'H. C. J. H. Gelissen bracht een bezoek aan Amsterdam. De minister bekijkt een aanvoer versche thee, in het pakhuis van de Mij. Nederland". Tweede van rechts de minister, in het midden wethouder Boekman. DE WEDSTRIJDEN OM HET KAMPIOENSCHAP VAN NE DERLAND BILJARTEN, CADRE 45-2 - zijn in Utrecht be gonnen. De partij tusschen P. de Leeuw (links) en den titelhouder J. H. Sweering. DOOR VERZAKKING VAN DEN DIJK is de betonweg VelsenAmsterdam over een lengte van ongeveer 500 meter overstroomd. Arbeiders bezig ihefc euvel te verhel pen. Op den achtergrond de ondergeloopen weg. DE DAM TUSSCHEN DE MAAS EN HET STUWKANAAL BIJ LITH IS DOORGE STOKEN. Het laatste stuk grond is uitgebaggerd en het Maaswater kan thans door het kanaal zijn nieuwen loop volgen. Het kanaal wordt thans alleen nog op diepte gebracht. BENAUWD OOGENBLIKJE VOOR EEN PAARD - dat onge lukkigerwijs tijdens een handicap-race in Kempton Park in een greppel terecht kwam. ONTELBAAR WAS HET AANTAL KRANSEN EN BLOEMSTUKKEN dat na het overlijden van Koning George gestuurd werd. De bloemenschat op Windsor Castle, welke voor het publiek tentoongesteld is. door RICHARD STARR. Vertaald door A. RIEWERD. 40) „Een goed Idee, kind," zei Tessa. „Je kunt misschien een heel-was krijgen. Je kunt nooit weten". 's Middags bracht Tessa een kop thee aan een meisje een armoedig gekleed meisje, op wier gelaat bitterheid en ver driet te lezen stond. Zij had zich aangewend niet te veel no titie van gezichten te nemen, omdat een tearoom-meisje er zooveel te zien krijgt en een groot deel er van er niet gelukkig uit ziet. In het begin waren sommige van die gezichten een kwelling voor haar geweest, maar na een poosje had haar praclisc'n brein haar verteld, dat zij geen geschie denissen om al die ongelukkige gezichten moest weven, omdat zij anders gauw naar een ander baantje zou moeten uitzien. Maar het gezicht van dit meisje interes seerde haar. Zij keek er zijdelings naar, toen zij de rekening opmaakte, en zag toen tot haar verbazing, dat het me sje naar haar keek. Scherp naar haar keek bijna vijandig. Op hetzelfde oogenblik kwam zij tot het besef, dat zij het meisje kende. Haar in ieder geval in bijzondere omstan digheden gezien had. Het meisje wenkte haar en Tessa ging naar het tafeltje toe met het vage gevoel, niet op haar gemak te zijn. „Ik dacht wel, dat ik je nog eens zou ontmoeten", zei ze, met een blik zóó vol. haat, dat Tessa bijna sidderde. „Erg slim was je, toen we mekaar ontmoetten. Liet iedereen er in loopen, hè, en kwam er zelf tusschen uit." „Ik ik weet niet, wat je bedoelt", zei Tessa zacht. „O neen?" hoonde de ander. „Je zult zeker ook wel beweren, dat je mij niet kent en mij nooit eerder gezien hebt?" „Ik voel, dat ik je al eens eerder gezien heb, maar ik herinner me niet, waar." „Een kort geheugen heb je. Ik zal pro- beeren het weer op te frisschen. Ooit van het Majestic Hotel gehoord?" Tessa stond verbluft. „Je bent zeker vergeten, dat je midden in den nacht door een kamermeisje in de kamer van een heer werd gevonden?" „O, ik ik „Nu, ik ben het kamermeisje, dat jou ontdekte. Het zal je wel plezier doen te liooren, dat ik mijn ontslag kreeg door die geschiedenis. Sindsdien ben ik zonder werk, en zie niet veel kans, ooit weer wat te krijgen. En dat heb ik aan jou te danken!" Tessa was, om haar eigen uitdrukking te gebruiken, verpletterd. Dit was dus het kamermeisje, dat haar op zekeren avon tuurlijken nacht, die haar, nu zij er op te rugkeek, heel lang geleden voorkwam, „gebrutaliseerd" had. Dit was een les voor haar. Een bewijs van een van haar eigen stellingen dat, wat je ook doet in het leven, groot of klein, goed of slecht, het op een of andere wijze en te eeniger tijd altijd gevolgen heeft. Zij had zich gevleid met de hoop, dat het gebeurde in 't Majestic Hotel, waarbij zij en Jimmy Turner en Lueila Turner betrokken waren geweest om van het kamermeisje, den dief en den detective niet te spreken veilig begraven was en de aarde er om heen goed vastgestampt. En zie nu eens! Het was niet begraven. Een deel van het verleden was terugge komen om gezichten tegen haar te trek ken en geen prettige gezichten ook! Gevolgen! In dit geval was het gevolg van haar onbezonnen daad, om naar Jimmy Turners kamer te gaan en zijn si garenkoker te halen, zooals haar verzocht was, dit meisje noodlottig geworden. Zij was uit haar betrekking ontslagen en kon geen andere krijgen. Tessa wist, dat dit voor een werkend meisje een ramp is, zoo groot, als iemand maar kan treffen. En het meisje had geen schuld gehad! Het was haar schuld geweest Tessa's schuld. Het meisje had de waarheid ge sproken, en niets dan de waarheid. Door den manager te waarschuwen had zij goed gehandeld en haar plicht gedaan. Tessa en Lueila hadden het heel handig doen schijnen, alsof het meisje loog, of zich iets verbeeld had. Het was nooit tot hen doorgedrongen, dat hun handigheid ten gevolge zou hebben, dat dit volkomen on schuldige meisje werkloos zou worden. „En als ik kon maken, dat jij je baantje kwijt raakte", zei het ex-kamermeisje, kwaadaardig, zou ik 't met plezier doen". „Goed", zei Tessa kalm. „Ik denk, dat dat je wel lukken zal". „Lukken zal? Wat bedoel je?." „Ik denk, dat het je zal lukken, mij mijn ontslag te bezorgen. Of anders neem ik het zelf. Hoe heet je?" „Wat gaat jou dat aan?" „Ik zou het graag weten, omdat ik je wil helpen". „Ik heb genoeg van jouw hulp, dank je. Hoe minder ik voortaan van je zie, hoe liever het me zal zijn. Als ik je kon ont maskeren, zou ik het doen. Maar wie zou er naar mij luisteren?" „Waar houd je mij wel voor?" vroeg Tessa opstandig. „Je was dien nacht in die kamer, toen ik binnenkwam". „Zeker. En?" „En je was er niet meer, toen ik er met den detective kwam". „Wel, ik had je niet beloofd, er te zullen blijven, terwijl je den manager of den detective ging halen, is het niet? Je pro beerde mij een duw te geven, en ik vind, dat ik het volste recht had voor mijn zelfverdediging te doen, wat ik kon. Om dat het mij beter lukte dan jou, is dat geen reden, mij uit te schelden". Het meisje werd kalmer. „Dat is waar", zei ze. „Ik probeerde je alle mogelijke last op den hals te halen. Dat was mijn plicht, maar ik kon niet verwachten, dat je er op zoudt blijven zit ten wachten, terwijl ik wegging, als je een weg kon vinden, om er uit te komen. Nu, laten we dat alles maar vergeten. Ik heet Sally Bryan, als je het weten wilt. Het is nu afgeloopen, het dient dus nergens toe er nog ruzie over te maken" Tessa had gedurende het gesprek met dit meisje haar gedachten vlug laten wer ken. Zoover zij wist, had zij nog nooit iemand ernstig kwaad berokkend, zooals zij, zonder het te willen, dit meisje had aangedaan. De oorzaak te zijn, dat een ander werkend meisje uit haar betrekking ontslagen wordt, was voor Tessa een van de ergste zonden, en de gedachte, dat zij aan zooiets schuldig was, verschrikte haar hevig. Zij kon het eenvoudig niet ver dragen. Het was niet druk in de zaak, zoodat zij eenige oogenblikken met Sallie Bryan kon blijven praten, zonder door miss Lightfoot tot de orde te worden geroepen. „Kijk eens, Sally", zei ze vlug, „wij ver geten het niet, en het is heelemaal niet afgeloopen. Ik heb jou in deze moeilijk heid gebracht. Dat was mijn bedoeling niet. Ik kan niet verwachten, dat je 't ge looft, maar het was werkelijk mijn bedoe ling niet". Sally keek haar onderzoekend in het ernstige gezichtje. „Ik geloof je", zei ze na een poosje. „Werkelijk niet. Op mijn woord van eer. Ik was al dien tijd in de kamer, maar ik dacht niet, dat jij er zulke moeilijkheden door zou krijgen". „In orde, kind" zei Sally verteederd. „Je hoeft je van mij niets aan te trekken". „Maar dat doe ik wel, Sally. Het is mijn schuld, dat jij geen baantje hebt. En ik zal doen wat ik kan om je je baantje te rug te bezorgen". „Hoe? Wat kun jij doen? Je kunt na tuurlijk niets doen", „Jawel, dat kan ik wel. Ik kan de waar heid verteilen". tWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5