tl22-Jarig bestaan infanterie regimenten te Bergen op Zoom en Amersfoort TESSA 76ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. GEVANGENIS ALS WERKPLAATS OF OPSLAG RUIMTE VERHUURD. Als zoodanig heeft het Rijk de gevangenis te Heerenveen verihuurd aan particulieren. De meubelmaker in de cel. KONING PETER VAN JOEGO SLAVIË bij de ontvangst van een deputatie van officieren. Naait hem zijn moeder. DEFILE VOOR GENERAAL BARON J. J. G. VAN VOORST TOT VOORSTIN DE BERGSTRAAT TE AMERS FOORT ter gelegenheid van het 122-jarige bestaan van het 16e, 18e en 21e regiment infanterie aldaar. JOHN GILBERT, f - Tengevolge van van een hartverlamming is de bekende Amerikaansche filmacteur overleden. BRUGGENBOUW TE AMSTERDAM Overzicht van de werkzaamheden voor den bouw van de nieuwe brug over het Rokin in Amsterdam. Op den achtergrond de Munttoren. IN CACTUS-FORMATIE staan de soldaten van een infanterie- regiment, dat op Hawaii gelegerd is opgesteld. De cactus is het wapen van het regiment. BIJ DEN KOK IN DE KEUKEN VAN I)E INFANTERIE-KA- ZERNE te Bergen op Zoom. De' kok,snijdt de puddingen aan voor het feestmaal, ter gelegenheid van het 122-jarige bestaan van het 2e, 3e en 14e regiment infanterie. door RICHARD STARR. Vertaald door A. RIEWERD. 22) „Wel, Ik gaf er niets om, gekke meid, en had er ook niets van verwacht. Het liet me ijskoud. Maar wat moet een meisje doen? Zeg me dat eens. Ik moet een man hebben. Ik ben vier en twintig, en mis schien krijg ik nooit weer een kans, als ik dit afsla." „Maar Pet, je houdt niet van hem! Dat kan niet, als jer er zoo over denkt." „Ach, ik zou wel eens willen weten, wat liefde er op aan komt? Meisjes als wij zijn hier niet op haar plaats, en de liefde maakt maar domkoppen van ons. Ik kom uit Poplar. Jij uit West Ham. Mary Frost is uit Hoxton Belle, en Belinda Mulroo- ney's vader verkoopt groenten in een stal letje in New Cut. Wij tearoom-meisjes zijn hier boven onzen stand. In werkelijkheid behooren we tot den fabrieksstand, niet tot den kantoorstand, zooals de meeste meisjes, die hier als klant komen. Als we in West Ham enz. waren gebleven zouden we in onzen eigen stand getrouwd zijn. Maar als we deze uniform aan heb ben en wat gedrild zijn, zien we er net eender uit als de kantoormeisjes. En som migen van ons leeren aardig praten ook. Kijk maar naar jou. Niemand zou jou van een kantoormeisje onderscheiden. Om de waarheid te zeggen, is die An- struther-jongen een strop voor mij. Ik moest dol gelukkig met hem zijn. Maar dat is het nu juist. Telkens komt er hier een man binnenstappen voor een kop koffie, die hoog boven de anderen staat, en na tuurlijk bezwijken wij juist voor zoo'n man En dat doet ons goed. Zij praten met ons cn vroolijken ons op. Soms vragen ze ons een keer of wat mee uit, als we daarop gesteld zijn. Maar dat is dan ook alles. Zij zullen nooit over een huwelijk met óns praten, en waarom ook? Zij zijn heeren, en wij alleen maar alleen maar „De hoi polloi", viel Tessa in. „Lieve deugd, wat is de hoi polloi, kind? Is het iets om te eten?" „Het beteekent: de gewone kudde", zei Tessa. „Het is Latijn". „Je begrijpt, wat ik bedoel, Tess. Hier zit ik nu met deze kans. En ik moest die met beide handen aangrijpen. In plaats daar van kan ik maar niet tot een besluit ko men. en voel er me zoo gelukkig onder als een natte kip". „Het is niet billijk, Pet", zei Tessa bij na heftig. „Je bent mooi, en je bent een schat. Die half-was is niet goed genoeg vcor jou". „Och, hij is toch wel goed genoeg voor mij", zei Pet vermoeid. „Hij is beter dan wie ook, dien ik in Poplar zou hebben ge kregen, in aanmerking genomen, dat mijn vader nu ja. het komt er niet op aan, wat hij was. Hij was niet veel". Het komt er geen steek op aan. wat je vader was", zei Tessa warm. „Wat jij bent, telt alleen mee". „Nu, Anstrut.her is klerk bij een verzeke ring, en dat is heel aardig, zeggen ze". „Lieve help!" riep Tessa. „Ik ga van avond uit met. een klerk bij een verzeke ring." „Prachtig voor je, kind! Is dat die fijne mijnheer met die lange auto?" „O neen, die niet", zei Tessa haastig. „Dit is Mr. Banks, die in hetzelfde huis woont als ik. Wil me vanavond meene men naar een theater. Hij heeft pracht plaatsen." „Je blijft er aan hangen, kind", zei Pet. „Het is niet goed, te hoog te willen rei ken. Het maakt den val maar dieper". „Je denkt aan dien grooten lummel van je, is het niet, Pet?" „Reken maar", zei Pet Bell. „Ik zou wel eens willen weten, of ieder meisje met den eenen man trouwt, terwijl ze haar heele verdere leven aan een anderen denkt? Het leven is me wat voor een werkend meisje! Maar ik ben vier en twintig en niet van plan, mij op mijn leeftijd aan te stellen als een gek. Ik ga mijn schoenen onder An- stru'hers kleerkast stoppen. Ziezoo". Tessa vond het werkelijk jammer. Het deed haar gevoel voor wat wel en wat niet gepast was geweld aan, zich Pet Peil voor te stellen als getrouwd met de vrij onbe duidende persoonlijkheid zonder kin, ge naamd Anstruther. Omdat Pet er in haar zedige zwart- en witte uniform voor lede ren man aantrekkelijk uitzag. Zij meende, dat Pet, als zij behoorlijk gekleed zou zijn, als een echte schoonheid zou uitblinken. Op het drukste uur van den dag ging Tessa weg en begaf zich naar Norrington Square, dat, naar zij bemerkte, in het Bloomsbury deel lag. Het was een donker, oud huis op een donker, oud plein, met groote boomen in het midden. Zij liep het huis drie keer voorbij, voordat zij genoeg moed had verzameld, om aan te bellen. Zij had haar uniform in een stuk bruin papier bij zich, maar er was niets te be speuren van andere meisjes, en zij wist, dat het dus geen werkje was voor den Vlie genden Troep. „Het is een valstrik", dach ze bij zich zelf. „Net als met dien sigarenkoker van Jimmy Turner. Dit huis staat mij niets aan. In zoo'n huis kan van alles gebeuren. Wanneer zouden de ramen 't laatst zijn schoongemaakt?" Maar zij herinnerde zich, dat de brief officieel was geweest, en van het hoofd bureau van de firma was gekomen. Eindelijk belde zij aan en hoorde oogen- blikkelijkeen geklik en de deur ging een paar duim open. Niemand verscheen, en nadat zij een poosje op de stoep ge wacht had, stootte zij de deur open en ging naar binnen. Zij kwam in een nauwe vestibule en zag een trap zonder looper voor zich. Zij bemerkte, dat er een ijzer- draad aan de klink van de deur was be vestigd, waardoor het raadsel van het opengaan was opgelost. Zij volgde dien draad naar boven en kwam bij een deur, waarop stond: Kantoor. Zij klopte op die deur, en een schrille stem verzocht haar, binnen te komen. Zij vond er een jongen van omstreeks veer tien jaar, een echt kind nog. „Goeden middag", zei Tessa beleefd. „Hetzelfde", zei de jongen grinnikend. „Waar is de brand?" Hij keek naar Tessa's rood haar. „Hoor eens, jongen", zei Tessa streng, „maak je niet vroolijk over mij, want ik ben oud genoeg, om je moeder bijna te kunnen zijn. Mijn naam is Tessa Fisher, 2703, en ik moest vragen naar Mr. Arthur Corless". „O, u bent het model", zei de jongen. „Model?" zei Tessa. „Niets ervan. Ik ben een tearoom-meisje". „In orde. Mr. Corless heeft een tearoom meisje noodig als model. Voor een foto begrijpt u". „Lieve help", zei Tessa. „Wat heb ik daarvoor te doen?" „Dat weet ik niet", zei de jongen onver schillig. „Dat daar is een van de laatste dingen, die hij maakte". Hij wees op de foto aan den muur. een aantal meisjes voorstellend, die heel wei nig aan hadden en met bloote beenen en voeten wild door lang gras liepen. „Dat heet: De trots van den morgen", verklaarde hij. HOOFDSTUK XV. „Dat is alles voor vandaag". Tessa wist niets te antwoorden een voudig niets. Zij stond verbluft. Zij kon alleen maar naar de groote foto aan den muur staren. Het was op zichzelf een aardige piaat. Een half dozijn meisjes met bloote armen, bloote beenen en bloote voeten, die elkaar bij de hand hielden en wild huppelden in lang gras. Zij lachten allen en zongen of juichten. Zij schenen zich heel goed te vermaken. Aardige meisjes ook, en geen kinderen meer. Oud genoeg, om beter te weten, zooals Tessa bij zich zelf opmerkte. Daar zij niets zei, herhaalde de loop jongen zijn opmerking. „Dat heet: „De trots van den morgen", zei hij. „Zoo", antwoordde Tessa. „Heet het zooï .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5