BIJ DEN AANVANG VAN HET JAAR GOED ONTHOUDEN! RAADSELS. OPLOSSINGEN. door C. B. DE LILLE HOGERWAARD. Alle maanden, op een rij, Komen aangehuppeld, blij. Maar door 't poortje van den Tijd Wordt er eentje maar geleid. Januari, Wintermaand, Is het meest naar voren staand, Met zijn schaatsen en zijn slee. Hij brengt ijs en sneeuw toch mee! D'and'ren denken mocht 'k ook maar! Ik ben immers ook al klaar! Maar hier is het: niet gezeurd! 't Gaat geregeld op de beurt. 't Elftal moet dus weer naar bed. 'n Wekker wordt al klaar gezet. Vader Tijd roept nooit te laat, Zoodat ieder slapen gaat. (Nadruk verboden). Alle twaalf zijn trouwe makkers, Sommige wel echte rakkers! Maar een missen? Liever niet! 't Deed me stellig veel verdriet! Nu, tot later dus, hoor Elf! Ik ga gauw naar school weer zelf En verheug me je te zien, Nu nog e 1 f en straks maar tien Want steeds kleiner wordt de rij En ik ben altijd heel blij, Als de twaalfde er weer is, Wantik heb het heusch niet mis! D'allerlaatste brengt veel feest, Dat 'snog elk jaar zoo geweest! Wel te rusten, maar.... kom weer! Allen, tot een volgend keer! Maar hoe moest het dan met 't uit zingen? Vader had toch gezegd, dat het Nieuwe Jaar goed zou worden, als ze het Oude maar konden uitzingen?? „Ik kom bij jou in bed," zei Guus dap per, „dan zingen wij tot twaalf uur en als we slaap krijgen, knijpen we elkaar...." „Hoe weten we. of het twaalf uur is?" aarzelde Truus. „Dan wordt immers de groote bel in het torentje op 't Huis geluid," zei Guus. „Dat heeft de freule zelf verteld!" Zoo zaten Truus en Guusje naast elkaar in bed. en zongen zachtjes 't ééne lied na het andere: „In naam van Oranje; Piet Hein; Al in een groen, groen knollenland..." Bij 't versje van den ijsman, die aan de bel trekt, gilde Truus: „Au!" want Guus trok zoo hard aan haar vlecht! Vader en moeder zaten te schemeren bij 't maanlicht met een keteltje warmen wijn, dat de vreindelijke freule had gebracht. Ze merkten, al pratende niet, dat de kachel al uit was. En 't zingen? Dat drong niet door de dikke zoldering heen, daar hoorden vader en moeder niets van! Toen „bim, bam!" de klok van Eiken rode luidde, sliep Guus, maar Truus zong nog flauwtjes: „Neerlands vlag, je bent mijn glo-o-o-rie.En Truus hóórde de klok! Toen moeder even later boven kwam (zij stopte altijd de kinderen nog in, vóór zij zelf ging slapen!) en Guus uit Truusje's bedje tilde, zei Truus half slapend: „Nou wordt in 't Nieuwe Jaar alles goed!" „Gelukkig Nieuwjaar, mijn schatten," fluisterde moes met een kus! .(Nadruk verboden). Moeder zei eens tegen Vader: O, wat ben 'k vandaag toch blij! Uitverkoop is 't bij de Winter. 'k Was er als de kippen bij! En ik deed toch zulke koopjes: Goede waar voor weinig geld. Wat een bof, dat Tante Greta Mij. er juist van had verteld! Jantje hoorde Moeder praten, Snapte er niet heel veel van. Maar., dat hij Moes wel verstaan had, Toonde toch de kleine man. Kort daarna op Oma's jaardag! Gingen allen op bezoek En ze mochten blijven eten; Vader, Moeder, Jantj' en Loek. Mina zette kip op tafel. Jantje riep: 'k Ben toch zoo blij! Is 't nu uitverkoop bij Oma? Als er kip is, ben 'k er bij! CARLA HOOG. (Nadruk verboden RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT 1 KIEZEN. DE GROOTEREN MOETEN DE KLEINEREN 3 GOEDE OPLOSSINGI INZENDEN. I. Ingebonden door het vijftal van Vliet. Verborgen dierennamen. We zaten zoo nauw, dat we geen vi konden verroeren (vogel). Ik kwam u gisteren tegen (insekt). We speelden dien middag korft (insekt) Mijn zus kreeg een zilveren gesp in ee mooi doosje (insekt). n. Ingezonden door Jenny van Houten, Welk spreekwoord staat hier: Dpp 1 a .t n evr a d n b o m. Ingezonden door Hennie de l'Eluse. Mijn le is een weg, mijn 2e is een weg mijn geheel is ook een weg. Wat voor soor weg? IV. Ingezonden door Koos Nieboer. Een plaats In Limburg van 3 lettergre pen, 10 letters. 8, 6, 1 is een verkorte meisjesnaam, zei er een p voor dan word ik een warm< bontjas; 7, 5. 9 heelt een ieder mensch en dier; 4, 2, 3 is een verkorte jongensnaam; 10, 2, 5 is een aanwijzend voornaamwoord. V. Ingezonden door Bep van Kooperen. Een zeer groote stad in Duitschland van 2 lettergrepen, 6 letters. 1, 2, 4 zit aan de voordeur; 3, 5, 6 een groote rivier in «ons land. VI. Ingezonden door Leendert Sybrands. Mijn geheel van 7 lettergrepen zijn groote gebouwen vooral in Groningen waar iets nuttigs wordt gemaakt. 5, 6. 7, 8, 9 is een vrucht met pitjes; 1, 15, 7 is een vlug handig dier; van 10, 8, 21, 13 bakt men brood; 17, 18, 19, 20 is een verkorte meisjesnaam; 10, 11, 12, 17 Ls een waterpias; 14 is een medeklinker. vn. Ingezonden door Kees de Geus, Welk beroep oefent deze juffrouw uit? T. Aniresa. VIII. Ingezonden door Lientje Lefeber. Onze aarde was mijn moeder. Het vuur heeft mij levend gemaakt. In het water heb ik het leven verloren. Door de lucht ben ik verdroogd. Ik ben iets dat de metselaar niet kan missen. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIG NUMMER. 1. Vaal s Vaals. 2. De dag van gisteren. 3. Kant krant. 4. Kraam. 5. Pepermunt. 6. Leeuw eeuw. 7. 2 jonge varkentjes. 8. De wijzer van een klok.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 16