LUX Het conflict tusschen mr, Duys en de S D.A.P. TOILET ZEEP 50c LEIDSCH DAGBLAD Derde Blad Woensdag 18 December 1935 BINNENLAND. Een schrijven van ir. Albarda. in tféedverpahhing de 'HcrstdiHfen CRISISBERICHTEN. O RECLAME- 666* ORIGINELE STUKKEN MET JAARKALENDER 1936 SLECHTS De heer Ir. J. W. Albarda. voorzitter van de Tweede Kamer-fraetle der 3.D.A.P. heeft het volgende antwoord aan den heer mr. J E. W. Duys gezonden. Het antwoord van mr. Duys aan de Tweede Kamerfractie der S.D.A.P. nood zaakt mij tot eenlee ODmerklngen. DaarbU zal ik mil evenals de Kamerfractie in haar brief van 3 December, onthouden van be ledigende qualiticaties wy ziin niet na ijverig on de vrijheid, die mr. Duys zich oo dat gebied veroorlooft, ook om gebruik te maken van de termen bonzen" ..kliek" en ..terreur", ontleend aan een woorden boek waaruit hU vroeger niet gaarne zou hebben geput. Zijn beschuldigingen van .haat" en gebrek aan waarheidsliefde' laat ik rustig ter beoordeeling van een ieder, die de stukken van mr. Duys met die der Kamerfractie kan vergelijken. 1. Mr. Duys schrijft, dat hij ..volgens de Kamerfractie eigenlijk reeds sedert 1913 zijn Dllcht als Kamerlid schandelijk zou hebben verwaarloosd" De woorden der Kamerfractie luidden anders. Zll waren dat het werk van mr. Duys reeds sedert 1913 ..veel te wenschen heeft overgelaten", en dat hli „nog wel herhaaldelijk op propagandistisch gebied groote activiteit heeft ontwikkeld maar aan het werk der Kamer en aan dat der fractie slechts zeer onregelmatig en dik wijls bitter weinig of in het geheel niet heeft deelgenomen". Mr. Duys beschuldigt nu de 3 D.A.P. van .'oedrog tegenover de Noord-Hollandsche kiezers" alsof zü ziin onvoldoende plichts vervulling voor die kiezers verborgen zou hebben gehouden Ik stel vast dat de wiize. waarop mr. Duys zijn plichten als Kamerlid opvatte, algemeen bekend ken zijn. De pers van andere dan Sociaal-democratische richtin gen heeft zeer dlkwltls van de onregel matigheid zijner verschijning in het par lement gewag gemaakt Ook in de open bare congressen der S D.A.P is herhaalde lijk over zijn veelvuldige afwezigheid ge klaagd Het tUdperk van 1913 tot 1933 was vol van zulke klachten. Reeds in het congres van 1914 werd hem verweten, dat mede door zijn afwezigheid op 13 Januari 1914 een belangrijk voorstel der fractie was verworpen. Mr. Duys ex cuseerde zich toen met een ziekte van drie weken lang. Uit de „Handelingen" der Kamer bleek echter van die ziekte niets: mr. Duys hield op den volgenden dag. 14 Januari, een rede over -de Artillerie-in richtingen! Eerst van 15 Januari tot 6 Februari verzuimde hij 14 vergaderingen. Ook in het laatste iaar der periode 19131933 gaf mr. Duys' afwezigheid re den tot ernstige klachten, die tn het con gres van 1933 werden vernomen. Mr Duys had oo 6 December ontbroken bii het radiodebat waarvoor hii een belangrijke taak od zich had genomen. Hoewel ieder Kamerlid wist. dat dat debat in de avond vergadering van 6 December zou plaats hebben en mr. Duys daaraan nog persoon lijk met nadruk was herinnerd, was hij zonder eenlg bericht en zonder geldige reden weggebleven en was hij zelfs onbe reikbaar voor de fractieleden die tracht ten hem naar het Kamergebouw te roepen. Ook in de jaren tusschen 1914 en 1933 is in congressen en in andere partijver- gaderingen over de wijze, waarop mr. Duys ziin plichten als Kamerlid waarnam, her haaldelijk geklaagd. In Noord-Holland kende men den toestand. De gecombineer de vergadering der partijfederaties van N. Holland Noord en Zuid heeft zich daar mede oo 28 October 1928 uitvoerig bezig gehouden. Op mr. Duys' verschijning in de Kamer was in vele tijdvakken tusschen 1913 en 1933 van toepassing, wat de burgemeester van Den Haag zeide van mr. Duys toen deze na vier jaren raadslidmaatschap heenging: „De heer Duys. vaak een vroo- lijke noot in ons midden, heb ik geleerd aan 'sRaads uitspansel meer als een meteoor dan als een vast lichaam te be schouwen" Ondanks de telkens terugkeerende klach ten is mr. Duys steeds weer candldaat gesteld. Zich herinnerend, hoe verdienste lijk hij in de eerste laren van ziin Kamer lidmaatschap had gewerkt en zijn beloften van beterschap vernemend, wilde de Par- tii hem telkens opnieuw de kans geven, die beloften te vervullen. Haar geduld wordt haar nu ln verschillende bladen als een fout verweten. Die „fout" is in elk geval het bewijs dat men in de S.D.A.P. mr. Duys niet heeft vervolgd, zooals hij het gaarne doet voorkomen. Tegenover hem is een toegevendheid in acht geno men als tegenover niemand anders. Mr. Duys schrijft nu den vooruitgang der S.D.A.P. in Noord-Holland vrijwel uit sluitend aan zijn werk toe. „Zijn" stem- mencijfer steeg ln 22 jaar van 25000 tot 90.000. .Hij" „sleepte" als no. 2 en no. 3 nog de Kamerleden Cramer en Thljssen de Kamer binnen, enz. Bij alle erkenning van mr. Duys' pro pagandistische verdiensten, zal toch nie mand zulk een egocentrische beschouwing kunnen aanvaarden. De vooruitgang der S.D.A.P. in Noord-Holland is evenals die in andere provinciën een deel van het groote groeiproces der sociaal-democra tie. dat door de ontwikkeling der maat schappelijke verhoudingen en door den dagelijkschen arbeid van vele duizenden carttigenooten in alle kieskringen is be vorderd. De eer daarvan komt aan nie mand persoonlijk toe. maar a'len tezamen! Dat mr. Duys ten onrechte die eer voor zich ln beslag neemt, is wel heel duidelijk, als men weet dat. toen ln 1933 voor het eerst een derde candldaat van de Noord- Hoüandsche lijst naar de Kamer werd .ge sleept" mr. Duys (wegens ongesteldheid! aan den verkiezingsstrijd niet had deel genomen' Uit het i3T*v°r-'?g van Noord- Hol'and Nocri 'oliikt drt de -andidaten Cramer er. TM1'"Ti ln 39 verk'ezingsver- gaderingen sore!"-"' rn mr Duys nul keer. Een vreet--.- c»«- nn van mr. Duys, ontworpen voor 15 vergaderingen, bleef wegens ongesteldheid van den spreker tot 8 vergaderingen beperkt. 2. Ter handhaving van zUn bezwaar tegen de „bejegening", die hem bi) de be handeling van het sanctie-ontwerp in de Kamer Is ten deel gevallen, beroept mr. Duys zich nu oo het liberale Kamerlid mr. Coops, die verklaard heelt, dat mr Duys door onze fractie onbehoorlijk is behan deld. Ik moge er aan herinneren, dat ver scheidene leden der Kamerfractie die bit verschillende gelegenheden mr. Duys zich over den Volkenbond hadden hooren uit laten ernstige redenen meenden te heb ben voor den twilfel of het sanctie-ont werp mr. Duys' volle Instemming had. Het peil der waarheidsliefde" is ln onze fractie niet zoo laag. dat wii aan de op rechtheid dier medeleden mogen twijfelen, alleen omdat mr. Coops een anderen in druk van mr Duys' voornemens had ge kregen 3. Volgens mr. Duys „insinueert de fractie, dat hij ln processen, die twee aan nemers tegen ten staat hebben gevoerd, advocaat zou zUn geweest". Dit is een onjuiste weergave van de woorden der Kamerfractie die schreef: „dat 'n Kamer lid-advocaat zich ln de Kamer zooveel mogeliik dient te onthouden van bemoeiin gen met zaken en personen, waarmee hij als advocaat ln aanraking is geweest, om dat hi) zelfs den schiin van vermenging van ziin hoedanigheden angstvallig dient te vermiiden". Mr. Duys' verzekering dat hii met de processen, in verband waarmee die aan nemers aan de Kamers adresseerden, a's advocaat en als persoon niets te maken h*d gehad Is dus met afdoende. De fractie heeft zich bij haar aandui ding van deze aangeleheld de grootst mo- gelllke zeifbespreklng opgelegd. Ik wil deze nu ook ln acht nemen en ik zal dus geen van de andere zaken bespreken, die o.a. genoemd zijn ln het ingezonden stuk van den heer Hackstroh (N. Rott. Ct„ 20 Juli 1934) en in dat van den heer J. Broersma iHet Volk van 13 Dec. 1935). Echter ben ik nu tot mijn leedwezen wél genoodzaakt, iets meer te zeggen over een paar zaken, die mr, Duys in 1933 1934 in de Tweede Kamer behandeld heeft en die de fractie aanleiding gaven tot haar ver antwoorde conclusie. Mr. Duys was advocaat van den fascist Roelofsen in diens proces betreffende de varkenscentrale en den heer Van Zwa nenberg. De heer Roelofsen was tot een straf van twee maanden veroordeeld. Hem stond de gelegenheid tot hooger beroep nog open, toen mr. Duys op 12 Juli 1934 ln de Kamer een fel requisitoir tegen de varkenscentrale en van Zwanenberg hield, dat veel van een pleidooi voor Roelofsen had. Als deze rede van mr. Duys ln de Kamer steun en van de Regeering tege moetkoming had ontvangen, zou de zaak van Roelofsen ln hooger beroep gunstiger hebben gestaan. Immers dan kon Roelof sen zich met meer recht dan tevoren op het „algemeen belang" beroepen. Wat de zaak-Rljsdijk betreft, heeft de heer H Sanders ln een ingezonden stuk d.d. 23 Juli 1934 In de N. Rott. Ct. het vol gende medegedeeld, wat, voor zoover de fractie bekend Is, niet is tegengesproken. Mr. Duys behandelde de belangen van den heer O. Rljsdljk in een civiele proce dure. die op 2 October 1929 eindigde. De 8trooppot-zaak, waarbij dezelfde heer Rljsdljk betrokken was, werd op 1 Nov. 1928 door een adres bij de Tweede Kamer aanhanging gemaakt en de Kamer besloot op 21 Dec. 1928 omtrent die zaak inlich tingen aan de Regeering te vragen. De heer P. A. M. Hachstroh deelde in de N. Rott. Ct. van 20 Juli 1934 mede, dat hij, toen de Strooppotzaak „bij de Tweede Kamer in behandeling zou komen" bij mr Duys daarvoor belangstelling vond. Mr. Duys behandelde de zaak verschillen de malen in de Kamer, laatstelijk op 12 Juli 1934 De heer 8anders concludeerde, dat „de houding van mr. Duys ook ln de zaak Rljsdljk niet van de noodige kies heid heeft getuigd". De fractie ging niet verder dan te zeggen, „dat zelfs de schijn moet worden vermeden". Ik ga ook niet verder. 4. De persoonlijke aanvallen van mr. Duys op mijn persoon laat lk onbeant woord. De zaak-Duys ls geen persoonlijk geschil tusschen hem en mij. Was zij dat wel, dan zou lk er ln het openbaar geen woord over schrijven of spreken. Zij is een geschil tusschen mr. Duys en de S.D.A.P. en slechts als zoodanig een zaak van openbaar belang. Mr. Duys herhaalt eindeloos de doofpot legende. Het rapport der commlssle-Bon- ger zou in de doofpot zijn gestopt om an deren dan mr. Duys te sparen. De commissie-Bonger was ingesteld door den Partijraad en had alleen opdracht om aan den Partijraad te rapporteeren. Dat deed hij zij op 5 Mei 1934. Bij de samen stelling van haar rapport had de com missie die beperkte bestemming voor oogen gehad. Haar rapport was dus én wegens den omvang èn wegens de detail leering voor publicatie niet geschikt. Daar om kon van het rapport ook niet een af schrift aan mr. Duys worden verstrekt. De ervaring had geleerd, dat ongewenschte publicatie in de pers niet uitgesloten ls, als een verantwoordelijk college gewich tige stukken uit zijn handen geeft. Mr. Duys' aanbod aan de pers (ln de bladen van Zaterdag j.l.) om „stukken en be scheiden" over te leggen, bewijst, dat die ervaring terecht ln acht ls genomen. Bij het. met algemeene stemmen geno men besluit, om over het rapport niet te discussieeren. brachten vele leden van den Partijraad, die op verschillende pun ten het rapport onjuist achtten, een of fer. Waren zij minder toegevend geweest, dan zouden zij een nieuw onderzoek heb ben gevraagd, waarvan de uitkomsten voor mr. Duys alles behalve gunstig kon den zijn geworden. Het besluit om het rapport niet te pu- blicceren, ook niet in verkorten vorm. werd bevestigd in de vergadering van den Partijraad van 10 Dec. 1934. De Partijraad besloot niet te voldoen aan het verzoek van Noord-Holland Noord, om van het HOOGERE OPCENTEN OP BELASTINGEN. WIE HET BETER KAN MOET M'N TAAK OVERNEMEN, ALDUS MINISTER OUD. In de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer Inzake het ontwerp van wet tot heffing van opcenten op enkele be lastingen ter versterking van de middelen tot dekking van de uitgaven des rijks, ver klaart de minister van Financiën, naar aanleiding van een desbetreffende opmer king in het voorlooplg verslag, dat hij vol komen bereid is, bij de openbare behande ling van het ontwerp met de leden der Ka mer, die het algemeen flnanciëel beleid ln het debat wenschen te betrekken, daar over van gedachten te wisselen, al zou ook hij er de voorkeur aan geven, dat het de bat daarover wordt uitgesteld tot de alge meene beschouwingen over de rljksbegroo- tlng voor 1936 aan de orde zullen zijn. Laatstgenoemde handelwijze heeft toch het voordeel, dat dan aan het mondeling debat een schriftelijke voorbereiding zal zijn voorafgegaan. De leden, die het ontwerp bestrijden, omdat dit in strijd zou zijn met het doel der regeerlngspoUtiek. die immers gericht is op de voeging van den economlschen toestand ten onzent naar de gewijzigde economische wereldstructuur en wel door met name de kosten van het levensonder houd te verlagen, geven met deze om schrijving van deze politiek een onvolledige voorstelling. Aanpassing der economische verhoudingen ten onzent aan die der we reldstructuur kan Inderdaad alleen worden bereikt door een daling van het peil van kosten en lasten. De regeering ls echter verplicht het noodige te verrichten, om te voorkomen, dat deze aanpassing zich vol trekt op een zoodanige wijze en in een zoo danig tempo, dat groote onheilen worden aangericht Snelle aanpassing Is noodle, doch zij mag niet verkregen worden tot eiken prijs. Dat belastlngverhooging daling der kosten van levensonderhoud tegengaat, is Juist, doch hetzelfde is het geval met de tallooze maatregelen op het terrein van de land- bouwsteunpolitiek en de contlngenteerln- gen tot steun aan de Industrie. Toch moe ten deze maatregelen genomen worden, teneinde een algeheels ineenstorting van tal van bedrijven te voorkomen. Hetzelfde geldt voor den werkloozensteun. Ongetwij feld zou de aanpassing zich sneller voltrek ken. indien er geen ondersteuning aan de werkloozen werd gegeven. Toch zullen er slechts weinigen worden gevonden, die voor een dergelijke politiek zouden willen pleiten. Thans ls de toestand zóó, dat, on danks het totstandbrengen van bezuinigin gen, belastlngverhooging noodzakelijk ls. Het is ministers vaste overtuiging, dat, indien het mogelijk zou blijken, 's lands financiën ln orde te krijgen zonder belas tlngverhooging, dit verre de voorkeur zou verdienen boven wat thans wordt voorge steld. De minister ziet daartoe geen kans. Wanneer er anderen zijn, die dat wel kun nen, dan is het zonder eenlgen twijfel in 's lands belang, dat zij zijn taak overnemen. Vi De vraag, of een verdere verhooging der Inkomstenbelasting niet de voorkeur ver diende boven sommige der thans voorge stelde heffingen, is door den minister rij pelijk overwogen. Hij is echter tot de slot som gekomen, dat, mede in verband met de sterke stijging der belasting van het In- rapport een samenvatting te publlceeren. Dit besluit werd genomen met op één na algemeene stemmen. Slechts één der 5 of 6 afgevaardigden van Noord-Holland Noord stemde tegen. De anderen stemden voor. Dus ook de voorstelling van mr. Duys. dat 1/11 der Party achter hem staat tegenover 10/11, is niet ln overeenstem ming met de feiten. 5 Ten slotte verdedigt mr. Duys zyn weigering om als lid der Tweede Kamer af te treden, Hy hecht geen waarde aan het „goede gebruik", dat iemand, die met zyn Party breekt, het mandaat ter be schikking stelt, dat hy als candldaat van die Party heeft ontvangen. Zyn houding steekt beschamend af by die van prof. Hugo Visscher en van mr. Westerman. die zich beiden terstond bereid verklaarden af te treden. Hoe zou mr. Duys vroeger over „zetelroof" hebben getoornd, als zich zoo iets voordeed, als hy nu aandurft. Hoezeer mr. Duys' opvattingen omtrent iemands plichten tegenover zyn Party veranderd zyn, springt in het oog als men herleest wat mr. Duys op 21 Februari 1933 In de bladen der „Arbeiderspers" schreef. Prof. Goudriaan, onze toenmalige party- genoot, had in de „Gr. Amsterdammer" een artikel geschreven, waarin hij zyn af keuring had uitgesproken over de houding van „Het Volk" en die van onze Kamer fractie in zake het gebeurde met de „Zeven Provinciën". Het stuk van Gou driaan was scherp, maar het was waardig vergeleken by de publicatie van mr. Duys van 29 November 1935. Bovendien was mr. Duys het op dat oogenblik over de zaak met Goudriaan eens. „Het behoeft geen betoog", schreef mr. Duys op 21 Februari 1933, „dat lk met de strekking, n.l. het afkeuren van de daad der schepelingen, volkomen accoord ga". Maar hy liet volgen: „Maar dat alles neemt niet v/eg, dat de wüze, waarop partygenoot Goudriaan ln de „Groene" over een en ander schrijft en hoonend beleedigend spreekt, aan het adres van Cramer en anderen onzer par- tygenooten. eenvoudig een schandaal ls en ik zou haast zeggen het duldeiyk be- wys is, hoe weinig deze partygenoot In onze rijen thuis behoort. Nog eens het gaat hier niet over het feit, dat lüj de daad der muitelingen al- keurt, maar wel over de grove manier waarop hy zyn mede partygenooten be- leedigt, nog wel in een burgerlük blad". Hiermede heeft mr. Duys in Februari 1933 het vonnis geveld over mr. Duys van 1935, die op 29 November 1.1. in alle dag bladen een stuk heeft gepubliceerd, voor de S.D.A.P. en vele harer leden opzetteiyk met beleedlgingen gevuld, en die noch tans voor de Party, die hy op de grofste wyze aanviel, niet bedankte, zyn stuk over prof. Goudriaan, die niet het dui zendste misdeed van wat mr. Duys zich veroorloofde, is de beste motlveering voor het royement, dat het Partybestuur zich verplicht zag over mr. Duys uit te spreken en dat hy biytbaar heeft willen uitlok ken. komen door allerlei opcentverhooglngen, zoo voor het Rijk als voor andere publlek- rechteiyke lichamen gedurende de laatste Jaren, van een dergelijke verhooging thans moest worden afgezien. Een verhooging der successierechten acht de minister aan minder bezwaren onder hevig dan een verhooging der Vermogens belasting, mede uit overweging, dat de laatste in 1928 niet slechts niet verlaagd, doch sedert 1932 zelfs nog met 30 opcenten verhoogd Is Wat 's ministers houding met betrekking tot de verlaging van de opcenten op het gedistilleerd en het bier betreft, van deze verlaging verwacht de minister op den duur geen vermindering van Inkomsten. Gedurende de eerste Jaren zou echter zonder eenigen twyfel een niet onbelang rijke vermindering v. d. opbrengst van den accyns intreden. Voor 1936 schat hy dlo vermindering op 7 mlllioen. Bij den huldi gen stand van het budget kan dit bedrag niet worden gemist. Daarom zag hy zich verplicht, nu door de terugneming van de opcenten op de omzetbelasting een bedrag van 12 mlllioen, waarop ln het dekkings plan der begrooting voor dat jaar was ge rekend, verloren ging, de verlaging van de accynzen voorlooplg te laten rusten. In- tussehen blijft de minister van de wensche- ïykheld van deze verlaging overtuigd; hy zal dan ook niet aarzelen, zoodra de om standigheden het maar even zullen veroor loven, de Indiening van een daartoe strek kend ontwerp van wet te bevorderen. De Eerste Kamer zal bovengenoemd ont werp morgen voormiddag 11 uur ln open bare vergadering behandelen. o HET VERBOD VAN DE BEUL. De Haagsche burgemeester motiveert zijn standpunt. Aan het antwoord van den Haagschen burgemeester op de vragen van den heer Mobach Inzake het verbod van wederop voering, althans ln het openbaar van het tooneelstuk „De Beul", wordt het volgende ontleend: Uit hetgeen den burgemeester aan gaande de eerste opvoering in den Kon. Schouwburg van bevoegde zyde werd ge rapporteerd, was hem gebleken, dat het stuk gehjk het werd opgevoerd een fel polemische strekking had, «Die door een deel van het publiek met enthousiasst applaus, dat kenneüjk niet de artistieke waarde van tekst of spel gold. werd on derstreept. Lag hierin op zichzelf geen reden om het stuk te verbieden, het stond toen reeds voor den burgemeester vast, dat verder» opvoeringen niet zouden kunnen worden geduld, wanneer als waarschyniyk zou moeten worden aangenomen, dat partyen, tegen welke de strekking van het stuk zich richtte, daartegen tydens de voorstel ling zouden reageeren. Wanordelykheden gehjk dan zouden ontstaan en die ln ver band met de besloten ruimte en de onmo- geiykheid zich daarin vrij te bewegen, nog afgezien van de kans op beschadiging van het meubilair en de stoffeering van het ge-' bouw, waarin de voorstelling plaats heeft, allicht gevaar voor het publiek kunnen op leveren, behooren naar het oordeel van den burgemeester In het algemeen te wor den voorkomen, waartoe byzondere politie maatregelen niet kunnen baten. Toen dan ook de gebeurtenissen bij de opvoering tc Amsterdam het vrijwel zeker maakten, dat ook hier eventueel van bepaalden kant scherp tegen het stuk en wellicht ook tegen den daaraan van andere zyde geschonken, byval zouden worden gereageerd, heeft hij gemeend goed te doen zyn verbod niet langer achter te houden. Het ls duideiyk dat, al moge het gebeur de te Amsterdam de onmtddeliyke aanlei ding zyn geweest tot de uitvaardiging van •het verbod, de elgeniyke reden dieper Ugt en wel ln den aard van het stuk, dat door zyn scherp stelling nemen ln den heden- daagschen partijstrijd de grenzen, aan een kunstwerk te stellen overschrijdt en daar door wel niet vatbaar ls om in het open baar te worden opgevoerd in 'n schouw burg, die voor den politieleen strijd niet bestemd en door zyn inrichting ook niet geschikt is. De burgemeester is dan ook niet bereid zyn verbod in te trekken. o SECRETARIS KAMER VAN KOOPHANDEL VAN ROTTERDAM. Tot secretaris der Rotterdamsclie Kamer van Koophandel als opvolger van mr. Van Lier is benoemd mr. W. F. Lichtenauer. De nieuwe secretaris die in 1900 te Rotter dam werd geboren heeft ln Lelden ge studeerd, waar hy in 1921 werd bevorderd tot meester in de rechten. In 1922 trad hy ln dienst bü de Rotterdamsche K. v. K., waar hy ln September 1924 werd benoemd tot. adjunct-secretaris. In 1932 ls hy te Leiden gepromoveerd tot doctor in de rechtswetenschap met lof op een dissertatie: „De vernietigende verja ring en aanverwante rechtsfiguren, be schouwd naar wezen, begrenzing en onder linge verhouding". o DE POSTVLUCHTEN. Hedenmorgen te 8 uur, is de „Sperwer" met 4 passagiers en post van Schiphol naar Indlë vertrokken. NEDERLANDSCHE VISSCHERIJ- CENTRALE. Naar wy vernemen ls een regeling in voorbereiding, waarby do invoel' van verschc, bevroren en gekoelde snoek en van versebe, gekoelde, bevroren, gezouten of gerookte zalm (met uitzondering van zalm ln blikverpakking) slechts zal zyn toegestaan aan hen, d/ie als georgantseer- den bil de Nederlandsche Vlsscherycen- trale zijn aangesloten. Tevens zal de Invoer van deze producten met een heffing ten bate van het Land- bouiw-Crisls-Fonds worden belast, waar van het bedrag later zal worden bekend gemaakt. Degenen, die voor toelating als impor teur van snoek en/of zalm ln aanmerking wenschen te komen, kunnen zich ter ver- kryiglng van de daartoe vereischte formu lieren schrifteiyk wenden tot de Neder landsche Visscherijcentrale, Juliana van Stolbergiplein 34 te 's-Oravenhage. BEGRAFENIS LUIT.-GENERAAL H. VAN OORDT. Onder zeer groote belangstelling, vooral uit militaire kringen is gisteren op Oud- Elk en Duinen te Den Haag, het stoffelijk overschot van den luitenant-generaal b. d, H. L. van Oordt, teraarde besteld. In de aula speelde de organist de gezan gen 198 en 22, en tenslotte het Wilhelmus. In de rouwkapel voerde het woord kolo nel Jhr. Six, die den thans ontslapens schetste ais iemand met een hoogstaand karakter, dat hem bemind maakte bi) leder, die met hem ln aanraking kwam, Voorts memoreerde spr. de groote werk kracht van generaal van Oordt, die hem tot het laatste toe deed arbeiden. Generaal Jhr, W. Röell, sprak hierna als commandant der vesting Holland. Spr. heeft den heer v, Oordt leeren kennen toen hy studeerde aan de Hoogere Krijgs school, waarvan de toenmalige overste van Oordt de directeur was. Hij 4«ejl zich toen reeds kennen als een soldaat, die zyn vak Hef had, verder als een geleerde en filosoof, die een onultwlschbaar stempel drukte op de karakters van hen, die studieeiden. Voorts memoreerde Jhr, Röell, de werk zaamheid van den thans ontslapene als commandant van de stelling Holl. Diep en Volkerak. Spr. bracht dan ook dank Jegens den ontslapene voor hetgeen deze voor onze weermacht gedaan heeft en memoreerde zeer in 't kort de werkzaamheid van de heer v. Oordt op de eerste Vredesconfe rentie. Generaal Seyn, die vroeger adjudant van Generaal van Oordt was, schetste den overledene als een kloek en voortvarend man met een strenge plichtsbetrachting, die een groot organisatievermogen ont plooide. Daarbij was hy correct Jegens ai zyn ondergeschikten. Mr. A. J. Bothenlus Brouwer sprak na mens de Ind. Vereeniglng Het Legioen van Eer, welker voorzitter de overledene was en die zloh ten doel stelt steun aan slacht offers uit don wereldoorlog. Spreker bracht namens de familie dank aan den Fran- schen minister en den Franschen gezant voor de mooie geste, om op het doodsbed van den generaal nog te doen nederleggen de „cravate de ia legion dhonneur". Ten slotte heeft de. Allard uit Breda nog hulde gebracht aan de nagedachtenis van generaal v. Oordt, die behalve een groot soldaat nog was een groot historicus en een vriend der menschheid. Onder het spelen van het Wilhelmus werd de kist grafwaarts gedragen. o DREIGEND CONFLICT BIJ DE „ETNA". Rijksbemiddelaar bereikt overeenstemming. In een gistermiddag ln het gebouw van de Tweede Kamer gehouden nieuwe be spreking inzake het dreigend conflict bU de N.V. IJzergieteryen en emailleerfabriek „Etna" te Breda heeft de Rijksbemidde laar, prof. mr. Aalberse, overeenstemming bereikt tusschen de diirectle van de „Etna' en de besturen van d® metaalbewerkers bonden. o HANDELSVERDRAG MET DE VER. STATEN. Waarschijnlijk deze week nog onderteekening. Van bevoegde zyde wordt vernomen, dat waarschyniyk nog in den loop van deze week tot de onderteekening van een han delsverdrag met de Vereenlgde Staten van Noord-Amerika zal kunnen worden over gegaan. Zooals bekend, zyn de onderhandelin gen ln Augustus te Washington aangevan gen. o GRIFFIER PROV. STATEN NOORD HOLLAND. De Prov. Staten van Noord-Holland hebben benoemd tot griffier der Staten mr. M. A. Stufkens. referendaris ter pro vinciale griffie van deze provincie, De nieuw benoemde is 44 jaar. 1-3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 10