LUX
Het conflict tusschen mr, Duys
en de S D.A.P.
TOILET ZEEP
50c
LEIDSCH DAGBLAD Derde Blad
Woensdag 18 December 1935
BINNENLAND.
Een schrijven van ir. Albarda.
in tféedverpahhing
de 'HcrstdiHfen
CRISISBERICHTEN.
O
RECLAME-
666*
ORIGINELE STUKKEN
MET JAARKALENDER
1936
SLECHTS
De heer Ir. J. W. Albarda. voorzitter van
de Tweede Kamer-fraetle der 3.D.A.P.
heeft het volgende antwoord aan den heer
mr. J E. W. Duys gezonden.
Het antwoord van mr. Duys aan de
Tweede Kamerfractie der S.D.A.P. nood
zaakt mij tot eenlee ODmerklngen. DaarbU
zal ik mil evenals de Kamerfractie in haar
brief van 3 December, onthouden van be
ledigende qualiticaties wy ziin niet na
ijverig on de vrijheid, die mr. Duys zich oo
dat gebied veroorlooft, ook om gebruik te
maken van de termen bonzen" ..kliek"
en ..terreur", ontleend aan een woorden
boek waaruit hU vroeger niet gaarne zou
hebben geput. Zijn beschuldigingen van
.haat" en gebrek aan waarheidsliefde'
laat ik rustig ter beoordeeling van een
ieder, die de stukken van mr. Duys met die
der Kamerfractie kan vergelijken.
1. Mr. Duys schrijft, dat hij ..volgens de
Kamerfractie eigenlijk reeds sedert 1913
zijn Dllcht als Kamerlid schandelijk zou
hebben verwaarloosd"
De woorden der Kamerfractie luidden
anders. Zll waren dat het werk van mr.
Duys reeds sedert 1913 ..veel te wenschen
heeft overgelaten", en dat hli „nog wel
herhaaldelijk op propagandistisch gebied
groote activiteit heeft ontwikkeld maar
aan het werk der Kamer en aan dat der
fractie slechts zeer onregelmatig en dik
wijls bitter weinig of in het geheel niet
heeft deelgenomen".
Mr. Duys beschuldigt nu de 3 D.A.P. van
.'oedrog tegenover de Noord-Hollandsche
kiezers" alsof zü ziin onvoldoende plichts
vervulling voor die kiezers verborgen zou
hebben gehouden
Ik stel vast dat de wiize. waarop mr.
Duys zijn plichten als Kamerlid opvatte,
algemeen bekend ken zijn. De pers van
andere dan Sociaal-democratische richtin
gen heeft zeer dlkwltls van de onregel
matigheid zijner verschijning in het par
lement gewag gemaakt Ook in de open
bare congressen der S D.A.P is herhaalde
lijk over zijn veelvuldige afwezigheid ge
klaagd Het tUdperk van 1913 tot 1933
was vol van zulke klachten.
Reeds in het congres van 1914 werd hem
verweten, dat mede door zijn afwezigheid
op 13 Januari 1914 een belangrijk voorstel
der fractie was verworpen. Mr. Duys ex
cuseerde zich toen met een ziekte van drie
weken lang. Uit de „Handelingen" der
Kamer bleek echter van die ziekte niets:
mr. Duys hield op den volgenden dag. 14
Januari, een rede over -de Artillerie-in
richtingen! Eerst van 15 Januari tot 6
Februari verzuimde hij 14 vergaderingen.
Ook in het laatste iaar der periode
19131933 gaf mr. Duys' afwezigheid re
den tot ernstige klachten, die tn het con
gres van 1933 werden vernomen. Mr Duys
had oo 6 December ontbroken bii het
radiodebat waarvoor hii een belangrijke
taak od zich had genomen. Hoewel ieder
Kamerlid wist. dat dat debat in de avond
vergadering van 6 December zou plaats
hebben en mr. Duys daaraan nog persoon
lijk met nadruk was herinnerd, was hij
zonder eenlg bericht en zonder geldige
reden weggebleven en was hij zelfs onbe
reikbaar voor de fractieleden die tracht
ten hem naar het Kamergebouw te
roepen.
Ook in de jaren tusschen 1914 en 1933
is in congressen en in andere partijver-
gaderingen over de wijze, waarop mr. Duys
ziin plichten als Kamerlid waarnam, her
haaldelijk geklaagd. In Noord-Holland
kende men den toestand. De gecombineer
de vergadering der partijfederaties van
N. Holland Noord en Zuid heeft zich daar
mede oo 28 October 1928 uitvoerig bezig
gehouden.
Op mr. Duys' verschijning in de Kamer
was in vele tijdvakken tusschen 1913 en
1933 van toepassing, wat de burgemeester
van Den Haag zeide van mr. Duys toen
deze na vier jaren raadslidmaatschap
heenging: „De heer Duys. vaak een vroo-
lijke noot in ons midden, heb ik geleerd
aan 'sRaads uitspansel meer als een
meteoor dan als een vast lichaam te be
schouwen"
Ondanks de telkens terugkeerende klach
ten is mr. Duys steeds weer candldaat
gesteld. Zich herinnerend, hoe verdienste
lijk hij in de eerste laren van ziin Kamer
lidmaatschap had gewerkt en zijn beloften
van beterschap vernemend, wilde de Par-
tii hem telkens opnieuw de kans geven,
die beloften te vervullen. Haar geduld
wordt haar nu ln verschillende bladen
als een fout verweten. Die „fout" is in elk
geval het bewijs dat men in de S.D.A.P.
mr. Duys niet heeft vervolgd, zooals hij
het gaarne doet voorkomen. Tegenover
hem is een toegevendheid in acht geno
men als tegenover niemand anders.
Mr. Duys schrijft nu den vooruitgang
der S.D.A.P. in Noord-Holland vrijwel uit
sluitend aan zijn werk toe. „Zijn" stem-
mencijfer steeg ln 22 jaar van 25000 tot
90.000. .Hij" „sleepte" als no. 2 en no. 3
nog de Kamerleden Cramer en Thljssen
de Kamer binnen, enz.
Bij alle erkenning van mr. Duys' pro
pagandistische verdiensten, zal toch nie
mand zulk een egocentrische beschouwing
kunnen aanvaarden. De vooruitgang der
S.D.A.P. in Noord-Holland is evenals die
in andere provinciën een deel van het
groote groeiproces der sociaal-democra
tie. dat door de ontwikkeling der maat
schappelijke verhoudingen en door den
dagelijkschen arbeid van vele duizenden
carttigenooten in alle kieskringen is be
vorderd. De eer daarvan komt aan nie
mand persoonlijk toe. maar a'len tezamen!
Dat mr. Duys ten onrechte die eer voor
zich ln beslag neemt, is wel heel duidelijk,
als men weet dat. toen ln 1933 voor het
eerst een derde candldaat van de Noord-
Hoüandsche lijst naar de Kamer werd .ge
sleept" mr. Duys (wegens ongesteldheid!
aan den verkiezingsstrijd niet had deel
genomen' Uit het i3T*v°r-'?g van Noord-
Hol'and Nocri 'oliikt drt de -andidaten
Cramer er. TM1'"Ti ln 39 verk'ezingsver-
gaderingen sore!"-"' rn mr Duys nul keer.
Een vreet--.- c»«- nn van mr. Duys,
ontworpen voor 15 vergaderingen, bleef
wegens ongesteldheid van den spreker tot
8 vergaderingen beperkt.
2. Ter handhaving van zUn bezwaar
tegen de „bejegening", die hem bi) de be
handeling van het sanctie-ontwerp in de
Kamer Is ten deel gevallen, beroept mr.
Duys zich nu oo het liberale Kamerlid mr.
Coops, die verklaard heelt, dat mr Duys
door onze fractie onbehoorlijk is behan
deld. Ik moge er aan herinneren, dat ver
scheidene leden der Kamerfractie die bit
verschillende gelegenheden mr. Duys zich
over den Volkenbond hadden hooren uit
laten ernstige redenen meenden te heb
ben voor den twilfel of het sanctie-ont
werp mr. Duys' volle Instemming had.
Het peil der waarheidsliefde" is ln onze
fractie niet zoo laag. dat wii aan de op
rechtheid dier medeleden mogen twijfelen,
alleen omdat mr. Coops een anderen in
druk van mr Duys' voornemens had ge
kregen
3. Volgens mr. Duys „insinueert de
fractie, dat hij ln processen, die twee aan
nemers tegen ten staat hebben gevoerd,
advocaat zou zUn geweest". Dit is een
onjuiste weergave van de woorden der
Kamerfractie die schreef: „dat 'n Kamer
lid-advocaat zich ln de Kamer zooveel
mogeliik dient te onthouden van bemoeiin
gen met zaken en personen, waarmee hij
als advocaat ln aanraking is geweest, om
dat hi) zelfs den schiin van vermenging
van ziin hoedanigheden angstvallig dient
te vermiiden".
Mr. Duys' verzekering dat hii met de
processen, in verband waarmee die aan
nemers aan de Kamers adresseerden, a's
advocaat en als persoon niets te maken
h*d gehad Is dus met afdoende.
De fractie heeft zich bij haar aandui
ding van deze aangeleheld de grootst mo-
gelllke zeifbespreklng opgelegd. Ik wil
deze nu ook ln acht nemen en ik zal dus
geen van de andere zaken bespreken, die
o.a. genoemd zijn ln het ingezonden stuk
van den heer Hackstroh (N. Rott. Ct„ 20
Juli 1934) en in dat van den heer J.
Broersma iHet Volk van 13 Dec. 1935).
Echter ben ik nu tot mijn leedwezen wél
genoodzaakt, iets meer te zeggen over een
paar zaken, die mr, Duys in 1933 1934 in
de Tweede Kamer behandeld heeft en die
de fractie aanleiding gaven tot haar ver
antwoorde conclusie.
Mr. Duys was advocaat van den fascist
Roelofsen in diens proces betreffende de
varkenscentrale en den heer Van Zwa
nenberg. De heer Roelofsen was tot een
straf van twee maanden veroordeeld. Hem
stond de gelegenheid tot hooger beroep
nog open, toen mr. Duys op 12 Juli 1934
ln de Kamer een fel requisitoir tegen de
varkenscentrale en van Zwanenberg hield,
dat veel van een pleidooi voor Roelofsen
had. Als deze rede van mr. Duys ln de
Kamer steun en van de Regeering tege
moetkoming had ontvangen, zou de zaak
van Roelofsen ln hooger beroep gunstiger
hebben gestaan. Immers dan kon Roelof
sen zich met meer recht dan tevoren op
het „algemeen belang" beroepen.
Wat de zaak-Rljsdijk betreft, heeft de
heer H Sanders ln een ingezonden stuk
d.d. 23 Juli 1934 In de N. Rott. Ct. het vol
gende medegedeeld, wat, voor zoover de
fractie bekend Is, niet is tegengesproken.
Mr. Duys behandelde de belangen van
den heer O. Rljsdljk in een civiele proce
dure. die op 2 October 1929 eindigde. De
8trooppot-zaak, waarbij dezelfde heer
Rljsdljk betrokken was, werd op 1 Nov.
1928 door een adres bij de Tweede Kamer
aanhanging gemaakt en de Kamer besloot
op 21 Dec. 1928 omtrent die zaak inlich
tingen aan de Regeering te vragen. De
heer P. A. M. Hachstroh deelde in de N.
Rott. Ct. van 20 Juli 1934 mede, dat hij,
toen de Strooppotzaak „bij de Tweede
Kamer in behandeling zou komen" bij
mr Duys daarvoor belangstelling vond.
Mr. Duys behandelde de zaak verschillen
de malen in de Kamer, laatstelijk op 12
Juli 1934 De heer 8anders concludeerde,
dat „de houding van mr. Duys ook ln de
zaak Rljsdljk niet van de noodige kies
heid heeft getuigd". De fractie ging niet
verder dan te zeggen, „dat zelfs de schijn
moet worden vermeden". Ik ga ook niet
verder.
4. De persoonlijke aanvallen van mr.
Duys op mijn persoon laat lk onbeant
woord. De zaak-Duys ls geen persoonlijk
geschil tusschen hem en mij. Was zij dat
wel, dan zou lk er ln het openbaar geen
woord over schrijven of spreken. Zij is een
geschil tusschen mr. Duys en de S.D.A.P.
en slechts als zoodanig een zaak van
openbaar belang.
Mr. Duys herhaalt eindeloos de doofpot
legende. Het rapport der commlssle-Bon-
ger zou in de doofpot zijn gestopt om an
deren dan mr. Duys te sparen.
De commissie-Bonger was ingesteld door
den Partijraad en had alleen opdracht om
aan den Partijraad te rapporteeren. Dat
deed hij zij op 5 Mei 1934. Bij de samen
stelling van haar rapport had de com
missie die beperkte bestemming voor
oogen gehad. Haar rapport was dus én
wegens den omvang èn wegens de detail
leering voor publicatie niet geschikt. Daar
om kon van het rapport ook niet een af
schrift aan mr. Duys worden verstrekt. De
ervaring had geleerd, dat ongewenschte
publicatie in de pers niet uitgesloten ls,
als een verantwoordelijk college gewich
tige stukken uit zijn handen geeft. Mr.
Duys' aanbod aan de pers (ln de bladen
van Zaterdag j.l.) om „stukken en be
scheiden" over te leggen, bewijst, dat die
ervaring terecht ln acht ls genomen.
Bij het. met algemeene stemmen geno
men besluit, om over het rapport niet te
discussieeren. brachten vele leden van
den Partijraad, die op verschillende pun
ten het rapport onjuist achtten, een of
fer. Waren zij minder toegevend geweest,
dan zouden zij een nieuw onderzoek heb
ben gevraagd, waarvan de uitkomsten
voor mr. Duys alles behalve gunstig kon
den zijn geworden.
Het besluit om het rapport niet te pu-
blicceren, ook niet in verkorten vorm.
werd bevestigd in de vergadering van den
Partijraad van 10 Dec. 1934. De Partijraad
besloot niet te voldoen aan het verzoek
van Noord-Holland Noord, om van het
HOOGERE OPCENTEN OP
BELASTINGEN.
WIE HET BETER KAN MOET M'N TAAK
OVERNEMEN, ALDUS MINISTER OUD.
In de memorie van antwoord aan de
Eerste Kamer Inzake het ontwerp van wet
tot heffing van opcenten op enkele be
lastingen ter versterking van de middelen
tot dekking van de uitgaven des rijks, ver
klaart de minister van Financiën, naar
aanleiding van een desbetreffende opmer
king in het voorlooplg verslag, dat hij vol
komen bereid is, bij de openbare behande
ling van het ontwerp met de leden der Ka
mer, die het algemeen flnanciëel beleid ln
het debat wenschen te betrekken, daar
over van gedachten te wisselen, al zou ook
hij er de voorkeur aan geven, dat het de
bat daarover wordt uitgesteld tot de alge
meene beschouwingen over de rljksbegroo-
tlng voor 1936 aan de orde zullen zijn.
Laatstgenoemde handelwijze heeft toch
het voordeel, dat dan aan het mondeling
debat een schriftelijke voorbereiding zal
zijn voorafgegaan.
De leden, die het ontwerp bestrijden,
omdat dit in strijd zou zijn met het doel
der regeerlngspoUtiek. die immers gericht
is op de voeging van den economlschen
toestand ten onzent naar de gewijzigde
economische wereldstructuur en wel door
met name de kosten van het levensonder
houd te verlagen, geven met deze om
schrijving van deze politiek een onvolledige
voorstelling. Aanpassing der economische
verhoudingen ten onzent aan die der we
reldstructuur kan Inderdaad alleen worden
bereikt door een daling van het peil van
kosten en lasten. De regeering ls echter
verplicht het noodige te verrichten, om te
voorkomen, dat deze aanpassing zich vol
trekt op een zoodanige wijze en in een zoo
danig tempo, dat groote onheilen worden
aangericht
Snelle aanpassing Is noodle, doch zij mag
niet verkregen worden tot eiken prijs. Dat
belastlngverhooging daling der kosten van
levensonderhoud tegengaat, is Juist, doch
hetzelfde is het geval met de tallooze
maatregelen op het terrein van de land-
bouwsteunpolitiek en de contlngenteerln-
gen tot steun aan de Industrie. Toch moe
ten deze maatregelen genomen worden,
teneinde een algeheels ineenstorting van
tal van bedrijven te voorkomen. Hetzelfde
geldt voor den werkloozensteun. Ongetwij
feld zou de aanpassing zich sneller voltrek
ken. indien er geen ondersteuning aan de
werkloozen werd gegeven. Toch zullen er
slechts weinigen worden gevonden, die
voor een dergelijke politiek zouden willen
pleiten. Thans ls de toestand zóó, dat, on
danks het totstandbrengen van bezuinigin
gen, belastlngverhooging noodzakelijk ls.
Het is ministers vaste overtuiging, dat,
indien het mogelijk zou blijken, 's lands
financiën ln orde te krijgen zonder belas
tlngverhooging, dit verre de voorkeur zou
verdienen boven wat thans wordt voorge
steld. De minister ziet daartoe geen kans.
Wanneer er anderen zijn, die dat wel kun
nen, dan is het zonder eenlgen twijfel in
's lands belang, dat zij zijn taak overnemen.
Vi
De vraag, of een verdere verhooging der
Inkomstenbelasting niet de voorkeur ver
diende boven sommige der thans voorge
stelde heffingen, is door den minister rij
pelijk overwogen. Hij is echter tot de slot
som gekomen, dat, mede in verband met de
sterke stijging der belasting van het In-
rapport een samenvatting te publlceeren.
Dit besluit werd genomen met op één na
algemeene stemmen. Slechts één der 5 of
6 afgevaardigden van Noord-Holland
Noord stemde tegen. De anderen stemden
voor. Dus ook de voorstelling van mr.
Duys. dat 1/11 der Party achter hem staat
tegenover 10/11, is niet ln overeenstem
ming met de feiten.
5 Ten slotte verdedigt mr. Duys zyn
weigering om als lid der Tweede Kamer
af te treden, Hy hecht geen waarde aan
het „goede gebruik", dat iemand, die met
zyn Party breekt, het mandaat ter be
schikking stelt, dat hy als candldaat van
die Party heeft ontvangen. Zyn houding
steekt beschamend af by die van prof.
Hugo Visscher en van mr. Westerman. die
zich beiden terstond bereid verklaarden
af te treden. Hoe zou mr. Duys vroeger
over „zetelroof" hebben getoornd, als zich
zoo iets voordeed, als hy nu aandurft.
Hoezeer mr. Duys' opvattingen omtrent
iemands plichten tegenover zyn Party
veranderd zyn, springt in het oog als men
herleest wat mr. Duys op 21 Februari 1933
In de bladen der „Arbeiderspers" schreef.
Prof. Goudriaan, onze toenmalige party-
genoot, had in de „Gr. Amsterdammer"
een artikel geschreven, waarin hij zyn af
keuring had uitgesproken over de houding
van „Het Volk" en die van onze Kamer
fractie in zake het gebeurde met de
„Zeven Provinciën". Het stuk van Gou
driaan was scherp, maar het was waardig
vergeleken by de publicatie van mr. Duys
van 29 November 1935. Bovendien was mr.
Duys het op dat oogenblik over de zaak
met Goudriaan eens.
„Het behoeft geen betoog", schreef mr.
Duys op 21 Februari 1933, „dat lk met de
strekking, n.l. het afkeuren van de daad
der schepelingen, volkomen accoord ga".
Maar hy liet volgen:
„Maar dat alles neemt niet v/eg, dat de
wüze, waarop partygenoot Goudriaan ln
de „Groene" over een en ander schrijft
en hoonend beleedigend spreekt, aan het
adres van Cramer en anderen onzer par-
tygenooten. eenvoudig een schandaal ls
en ik zou haast zeggen het duldeiyk be-
wys is, hoe weinig deze partygenoot In
onze rijen thuis behoort.
Nog eens het gaat hier niet over het
feit, dat lüj de daad der muitelingen al-
keurt, maar wel over de grove manier
waarop hy zyn mede partygenooten be-
leedigt, nog wel in een burgerlük blad".
Hiermede heeft mr. Duys in Februari
1933 het vonnis geveld over mr. Duys van
1935, die op 29 November 1.1. in alle dag
bladen een stuk heeft gepubliceerd, voor
de S.D.A.P. en vele harer leden opzetteiyk
met beleedlgingen gevuld, en die noch
tans voor de Party, die hy op de grofste
wyze aanviel, niet bedankte, zyn stuk
over prof. Goudriaan, die niet het dui
zendste misdeed van wat mr. Duys zich
veroorloofde, is de beste motlveering voor
het royement, dat het Partybestuur zich
verplicht zag over mr. Duys uit te spreken
en dat hy biytbaar heeft willen uitlok
ken.
komen door allerlei opcentverhooglngen,
zoo voor het Rijk als voor andere publlek-
rechteiyke lichamen gedurende de laatste
Jaren, van een dergelijke verhooging thans
moest worden afgezien.
Een verhooging der successierechten acht
de minister aan minder bezwaren onder
hevig dan een verhooging der Vermogens
belasting, mede uit overweging, dat de
laatste in 1928 niet slechts niet verlaagd,
doch sedert 1932 zelfs nog met 30 opcenten
verhoogd Is
Wat 's ministers houding met betrekking
tot de verlaging van de opcenten op het
gedistilleerd en het bier betreft, van deze
verlaging verwacht de minister op den duur
geen vermindering van Inkomsten.
Gedurende de eerste Jaren zou echter
zonder eenigen twyfel een niet onbelang
rijke vermindering v. d. opbrengst van den
accyns intreden. Voor 1936 schat hy dlo
vermindering op 7 mlllioen. Bij den huldi
gen stand van het budget kan dit bedrag
niet worden gemist. Daarom zag hy zich
verplicht, nu door de terugneming van de
opcenten op de omzetbelasting een bedrag
van 12 mlllioen, waarop ln het dekkings
plan der begrooting voor dat jaar was ge
rekend, verloren ging, de verlaging van de
accynzen voorlooplg te laten rusten. In-
tussehen blijft de minister van de wensche-
ïykheld van deze verlaging overtuigd; hy
zal dan ook niet aarzelen, zoodra de om
standigheden het maar even zullen veroor
loven, de Indiening van een daartoe strek
kend ontwerp van wet te bevorderen.
De Eerste Kamer zal bovengenoemd ont
werp morgen voormiddag 11 uur ln open
bare vergadering behandelen.
o
HET VERBOD VAN DE BEUL.
De Haagsche burgemeester motiveert
zijn standpunt.
Aan het antwoord van den Haagschen
burgemeester op de vragen van den heer
Mobach Inzake het verbod van wederop
voering, althans ln het openbaar van het
tooneelstuk „De Beul", wordt het volgende
ontleend:
Uit hetgeen den burgemeester aan
gaande de eerste opvoering in den Kon.
Schouwburg van bevoegde zyde werd ge
rapporteerd, was hem gebleken, dat het
stuk gehjk het werd opgevoerd een fel
polemische strekking had, «Die door een
deel van het publiek met enthousiasst
applaus, dat kenneüjk niet de artistieke
waarde van tekst of spel gold. werd on
derstreept.
Lag hierin op zichzelf geen reden om
het stuk te verbieden, het stond toen reeds
voor den burgemeester vast, dat verder»
opvoeringen niet zouden kunnen worden
geduld, wanneer als waarschyniyk zou
moeten worden aangenomen, dat partyen,
tegen welke de strekking van het stuk
zich richtte, daartegen tydens de voorstel
ling zouden reageeren. Wanordelykheden
gehjk dan zouden ontstaan en die ln ver
band met de besloten ruimte en de onmo-
geiykheid zich daarin vrij te bewegen, nog
afgezien van de kans op beschadiging van
het meubilair en de stoffeering van het ge-'
bouw, waarin de voorstelling plaats heeft,
allicht gevaar voor het publiek kunnen op
leveren, behooren naar het oordeel van
den burgemeester In het algemeen te wor
den voorkomen, waartoe byzondere politie
maatregelen niet kunnen baten. Toen dan
ook de gebeurtenissen bij de opvoering tc
Amsterdam het vrijwel zeker maakten, dat
ook hier eventueel van bepaalden kant
scherp tegen het stuk en wellicht ook tegen
den daaraan van andere zyde geschonken,
byval zouden worden gereageerd, heeft hij
gemeend goed te doen zyn verbod niet
langer achter te houden.
Het ls duideiyk dat, al moge het gebeur
de te Amsterdam de onmtddeliyke aanlei
ding zyn geweest tot de uitvaardiging van
•het verbod, de elgeniyke reden dieper Ugt
en wel ln den aard van het stuk, dat door
zyn scherp stelling nemen ln den heden-
daagschen partijstrijd de grenzen, aan een
kunstwerk te stellen overschrijdt en daar
door wel niet vatbaar ls om in het open
baar te worden opgevoerd in 'n schouw
burg, die voor den politieleen strijd niet
bestemd en door zyn inrichting ook niet
geschikt is.
De burgemeester is dan ook niet bereid
zyn verbod in te trekken.
o
SECRETARIS KAMER VAN KOOPHANDEL
VAN ROTTERDAM.
Tot secretaris der Rotterdamsclie Kamer
van Koophandel als opvolger van mr. Van
Lier is benoemd mr. W. F. Lichtenauer.
De nieuwe secretaris die in 1900 te Rotter
dam werd geboren heeft ln Lelden ge
studeerd, waar hy in 1921 werd bevorderd
tot meester in de rechten. In 1922 trad hy
ln dienst bü de Rotterdamsche K. v. K.,
waar hy ln September 1924 werd benoemd
tot. adjunct-secretaris.
In 1932 ls hy te Leiden gepromoveerd tot
doctor in de rechtswetenschap met lof op
een dissertatie: „De vernietigende verja
ring en aanverwante rechtsfiguren, be
schouwd naar wezen, begrenzing en onder
linge verhouding".
o
DE POSTVLUCHTEN.
Hedenmorgen te 8 uur, is de „Sperwer"
met 4 passagiers en post van Schiphol naar
Indlë vertrokken.
NEDERLANDSCHE VISSCHERIJ-
CENTRALE.
Naar wy vernemen ls een regeling in
voorbereiding, waarby do invoel' van
verschc, bevroren en gekoelde snoek en
van versebe, gekoelde, bevroren, gezouten
of gerookte zalm (met uitzondering van
zalm ln blikverpakking) slechts zal zyn
toegestaan aan hen, d/ie als georgantseer-
den bil de Nederlandsche Vlsscherycen-
trale zijn aangesloten.
Tevens zal de Invoer van deze producten
met een heffing ten bate van het Land-
bouiw-Crisls-Fonds worden belast, waar
van het bedrag later zal worden bekend
gemaakt.
Degenen, die voor toelating als impor
teur van snoek en/of zalm ln aanmerking
wenschen te komen, kunnen zich ter ver-
kryiglng van de daartoe vereischte formu
lieren schrifteiyk wenden tot de Neder
landsche Visscherijcentrale, Juliana van
Stolbergiplein 34 te 's-Oravenhage.
BEGRAFENIS LUIT.-GENERAAL
H. VAN OORDT.
Onder zeer groote belangstelling, vooral
uit militaire kringen is gisteren op Oud-
Elk en Duinen te Den Haag, het stoffelijk
overschot van den luitenant-generaal b. d,
H. L. van Oordt, teraarde besteld.
In de aula speelde de organist de gezan
gen 198 en 22, en tenslotte het Wilhelmus.
In de rouwkapel voerde het woord kolo
nel Jhr. Six, die den thans ontslapens
schetste ais iemand met een hoogstaand
karakter, dat hem bemind maakte bi)
leder, die met hem ln aanraking kwam,
Voorts memoreerde spr. de groote werk
kracht van generaal van Oordt, die hem
tot het laatste toe deed arbeiden.
Generaal Jhr, W. Röell, sprak hierna als
commandant der vesting Holland. Spr.
heeft den heer v, Oordt leeren kennen
toen hy studeerde aan de Hoogere Krijgs
school, waarvan de toenmalige overste van
Oordt de directeur was. Hij 4«ejl zich toen
reeds kennen als een soldaat, die zyn vak
Hef had, verder als een geleerde en filosoof,
die een onultwlschbaar stempel drukte op
de karakters van hen, die studieeiden.
Voorts memoreerde Jhr, Röell, de werk
zaamheid van den thans ontslapene als
commandant van de stelling Holl. Diep en
Volkerak. Spr. bracht dan ook dank Jegens
den ontslapene voor hetgeen deze voor onze
weermacht gedaan heeft en memoreerde
zeer in 't kort de werkzaamheid van de
heer v. Oordt op de eerste Vredesconfe
rentie.
Generaal Seyn, die vroeger adjudant van
Generaal van Oordt was, schetste den
overledene als een kloek en voortvarend
man met een strenge plichtsbetrachting,
die een groot organisatievermogen ont
plooide. Daarbij was hy correct Jegens ai
zyn ondergeschikten.
Mr. A. J. Bothenlus Brouwer sprak na
mens de Ind. Vereeniglng Het Legioen van
Eer, welker voorzitter de overledene was
en die zloh ten doel stelt steun aan slacht
offers uit don wereldoorlog. Spreker bracht
namens de familie dank aan den Fran-
schen minister en den Franschen gezant
voor de mooie geste, om op het doodsbed
van den generaal nog te doen nederleggen
de „cravate de ia legion dhonneur".
Ten slotte heeft de. Allard uit Breda nog
hulde gebracht aan de nagedachtenis van
generaal v. Oordt, die behalve een groot
soldaat nog was een groot historicus en
een vriend der menschheid.
Onder het spelen van het Wilhelmus
werd de kist grafwaarts gedragen.
o
DREIGEND CONFLICT BIJ DE „ETNA".
Rijksbemiddelaar bereikt overeenstemming.
In een gistermiddag ln het gebouw van
de Tweede Kamer gehouden nieuwe be
spreking inzake het dreigend conflict bU
de N.V. IJzergieteryen en emailleerfabriek
„Etna" te Breda heeft de Rijksbemidde
laar, prof. mr. Aalberse, overeenstemming
bereikt tusschen de diirectle van de „Etna'
en de besturen van d® metaalbewerkers
bonden.
o
HANDELSVERDRAG MET DE VER.
STATEN.
Waarschijnlijk deze week nog
onderteekening.
Van bevoegde zyde wordt vernomen, dat
waarschyniyk nog in den loop van deze
week tot de onderteekening van een han
delsverdrag met de Vereenlgde Staten van
Noord-Amerika zal kunnen worden over
gegaan.
Zooals bekend, zyn de onderhandelin
gen ln Augustus te Washington aangevan
gen.
o
GRIFFIER PROV. STATEN NOORD
HOLLAND.
De Prov. Staten van Noord-Holland
hebben benoemd tot griffier der Staten
mr. M. A. Stufkens. referendaris ter pro
vinciale griffie van deze provincie,
De nieuw benoemde is 44 jaar.
1-3