Belgisch verkeersvliegtuig verongelukt - Gejus van der Meulen gepromoveerd
76,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
DE ONBUIGZAMEN
UITREIKING VAN' ONDERSCHEIDINGEN AAN NOBELPRIJSWINNAARS
TE STOCKHOLM in tegenwoordighèid van. Koning Gustaa-f. De Koning felici
teert het Fransche echtpaar Joliot-Curie, dat den prijs voor scheikunde won.
GEJU8 VAK DER MEULEN TOT DOCTOR GEPROMOVEERD aan de universiteit in Amsterdam.
Tijdens de toespraake van professor Ariéns Kapper. V.l.n.r. dr. van den Sorne (paranymfdr. v. d. Meulen,
dr. Melchior (paranymf), prof. Zeeman, prof. Arièns Kapper, prof. Cornelia de Lange en prof. B. Brouwer.
De vliegramp in Zuid-Engeland.
De romp van het verongelukte Belgische verkeersvliegtuig, dat bij Tatsfield in Kent, Zuid-Engeland, te
pletter geslagen is. Bij dit ongeluk kwamen behalve de vier leden van de bemanning, zeven
passagiers om het leven.
MINISTER DECKERS IN ROERMOND waar
tij een bezoek bracht aan eenige instellingen op het
gebied van landbouw. De aankomst bij het land-
bouwhuis.
DE VANVOERDER VAN HET NEDERLANDSCH
ELFTAL VAN HEEL bij aankomst van het elftal
in Rotterdam, door een jeugdig voetbalenthousiast
gehuldigd.
DE DOORBRAAK VAN DEN DIJK LANGS HET DINKELKANAAL BIJ DENEKAMP. Over de oor
zaak loopen de meeningen uiteen. Sommigen schrijven het toe a an kwaadwilligheid, anderen aan
ondergraving door een mol.
■Jar het Engelsch van J. S. FLETCHER
door mr. H. J. H.
50
Rawlinson had ln gespannen verwach-
staan toekijken hoe zijn gastheer het
■verwachte nieuws zou opnemen. Hij was,
Glials Margaret, een oogenblik bang ge
jast, dat de vreugde te groot zou zijn voor
«n ouden heer. En met groote verwonde-
zag hij hoe Oliver zich rustig om-
-'erde naar Bew en Ravidge, die zoodra ze
"fvrouw Carsdale hadden zien aankomen,
llren opgestaan en nu naderbij kwamen.
■Jongens!" zei hij. „Het kind is terug!
hoor, die gelukwenschen komen later
J" gaan jullie nu maar dadelijk naar
stad en vertel tegen den burgemeester,
«t hij geen kosten moet sparen om te
''Men, wat te redden valt.... ik betaal
■es. Zeg, dat hij al het mogelijke
doen voor de menschen, die uit hun
•"is verdreven zijn ot schade geleden
'men ik kom zoo gauw mogelijk zelf
aar Halfirth.... Vooruit nu!Ja,
jaste meid. ik ga mee hoor! Kom, Raw-
°son dan gaan we samen naar huis"
dnderweg zei hij geen woord meer, maar
toen ze dicht bij huis kwamen, begon hij
zich te haasten. Margaret en haar man
bleven achter, maar Rawlinson liep met
hem mee. Ze gingen dwars door den tuin
en toen ze in de oprijlaan voor het huis
kwamen, zagen ze een auto voor de voor
deur staan. Oliver schrok, toen hij den
chauffeur, die eerbiedig aan zijn pet tikte,
herkende.
„Wat moet dat?" mompelde hij. „Dat is
de wagen van Bickerdyke
Rawlinson verstond niet, wat hij ver
der zei, want hij was vlug de stoep opge-
loopen. de hal doorgesneld en de eetka
mer binnengegaan. Rawlinson volgde hem
op den voet. Het ontvoerde kind zat op
oen schoot zijner moeder. Benia en zijn
gouvernante stonden naast haar en op
eenigen afstand met hun hoed nog in de
hand, stonden Bickerdyke en Hoyland.
„Ziezoonu is de zaak weer in orde
En nu moest u den jongeheer maar gauw
naar bed brengen!" hoorde Rawlinson nog
juist door Bickerdyke zeggen.
Oliver was in de deuropening blijven stil
staan. Op eens was het doodstil in de ka
mer. De beide vijanden keken elkander
een oogwenk strak en zwijgend aan
Toen begon Bickerdyke een beetje verle
gen te lachen.
„Hij is weer veilig en wel thuis!" zei hij,
met een hoofdknikje naar den kleinen
jongen. ..Niets met hem gebeurd.. al
leen een beetje geschrokken maar dat
ir hij, als hij maar flink geslapen heeft,
wel.
.„Oliver! Joseph Bickerdyke heeft hem ge
vonden!" viel Benia plotseling uit.
„Niet waar!" zei Bickerdyke. „Geen
woord van aan Hoyland heeft het gedaan
ik niet Het is zoo gegaan
En terwijl Oliver nog als verdwaasd
stond te kijken, vervolgde hij haastig:
„Hoyland was voor zaken bij me en we
wandelden samen wat langs de rivier. En
toen hoorden we opeens aan den anderen
kant een kind huilen.en we waren er
zoo zeker van, dat het geluid uit jouw
nieuwe huis kwam, dat Hoyland de rivier
is doorgewaad en is gaan zoekenen
toen kwam hij met dien jongen terug. En
we zouden hem hier allang geleden terug
gebracht hebben, alsnou ja, we weten
wel, wat er gebeurd isen toen moes
ten we heelemaal omrijden. Maar nu
Oliver deed plotseling een stap naar het
kind toe. pakte het op, bekeek het van
alle kanten en zette het dan weer op zijn
moeders schoot. Toen stad hij zijn vijand
de hand toe.
„Joe Bickerdyke. wil je me een hand
geven?" vroeg hij.
Bickerdyke keek den ander glimlachend
aan en stak zijn hand uit.
„Wel waarom niet?" antwoordde hij
gemoedelijk. „Daar!"
Dan wendde Oliver zich van Bickerdyke
naar Hoyland.
..En hoe denk jij er over?" vroeg hij,
en Rawlinson vond, dat zijn stem bijna
smeekend klonk. Maar Hoyland trok zich
terug.
„Neen, mijnheer!" zei hij, hoofdschud
dend. „Neen, mijnheer Carsdale! Tusschen
pps is er iets, dat me nooit zal toelaten,
dat te doen.... nooit! Maar ik ben blij,
dat ik u van dienst heb kunnen zijn en
dankbaar, dat het kind er goed aan toe is"
Hij keerde zich om en wilde het vertrek
verlaten, maar Oliver legde hem de hand
op zijn schouder.
„Ik heb vannacht meer dan genoeg ge
leden, Abe Hoyland, en dat heeft wel uit-
gewischt, wat ik tegen jou en anderen
misdaan heb!" zei hij. „Wil je het nu nog
erger maken, dan het al geweest is? Ben
je van plan altijd zoo tegenover me ge
stemd te blijven? Man. je hebt me zoo
tegenover je verplicht, dat ik het nooit
geheel goed zal kunnen maken,"
„Kom nu, Hoyland. toe nu!" drong
Bickerdyke nu ook bij hem aan.
Hoyland keerde zich om en keek Cars
dale strak in het gelaat.
„Als het u eenigszins verlichten kan",
zei hij eindelijk, „dan wil ik wel verklaren,
dat ik niets meer tegen u hebnu ten
minste niet meer. U wist niet wat u toen
deed. U dacht er niet bij na.Maar.
u een hand geven.neen, dat gaat niet!"
Hij verliet het vertrek en Oliver wendde
zich triestig het hoofd schuddend naai zijn
dochter met haar kind toe. Bickerdyke
tikte hem op zijn arm.
,,'n Woordje!" zei hij. „Ik moet weg.
mijn wagen staat buiten te wachten. Maar
er is heel wat werk te doen voor jou en
voor mijdaar beneden, Carsdale! Wan
neer kunnen we elkaar in het raadhuis
treffen?"
Oliver keek op de groote pendule op
den schoorsteen.
„Ik zal precies om zes uur in de burge
meesterskamer zijn", antwoordde hij.
Een uur later stond Olivers auto voor
en Rawlinson, die zich intusschen wat op
geknapt had, begeleidde zijn gastheer naar
de zwaar getroffen stad. Toen zij bij het
verlaten van het huis de werkkjamer van
Oliver voorbijkwamen vroeg deze hem even
binnen te komen. Hij nam twee brieven
van tafel en legde ze Rawlinson voor.
„Zie je die adressen?" vroeg hij. „Dan
begrijp je misschien wel, waar de brieven
over gaan, die ik zoo juist geschre
ven heb!"
„Denkelijk neemt u het aanbod aan van
die eeretitels", meende Rawlinson verwon
derd, dat Oliver in deze omstandigheden
nog aan zulke dingen denken kon „Ik.,
'k had dat telegram.dat u me gisteren
avond liet zien.glad vergeten. Ik moet
u nog gelukwenschen!"
Oliver stak de brieven in zijn jaszak en
zette zijn hoed op.
„Je kunt me gelukwenschen met het
feit, dat ik tot bezinning ben gekomen",
zei hij grimmig. „Het zijn twee weigerin
gen. Dat is niets voor me.ik heb nu
leergeld genoeg betaald! Kom, laten we nu
maar gaan. Man. ik ril er van, als ik er
over denk, wat we te zien zullen krijgen!"
.(SLOTJ.