Wat Moeder verzekerd had. „Ja vriendje, dat helpt je niets", zei de agent weer. ,,'k Heb gezien, dat jullie voor verschil lende huizen je schotsen hebt neergezet. Dat dacht je niet hè? Als je mij nu niet vrijwillig vertelt hoe je heet en waar je woont, neem ik je mee naar het bureau". De schrik sloeg Otto om het hart. Stel je voor, dat de agent hem zóó bij zijn arm meenam de stad door. Wat zouden zijn ouders daar wel van zeggen als ze het hoorden? En hooren zouden ze het stel lig. Nee, dan maar liever zijn r.aam op geven. „Otto Monsters, mijnheer", kwam het er óus i.eel beneptii uit. ..En waar woon je?" „In de Van der Helmstraat, agent mijnheer". „Nummer?" vroeg de agent kortaf. .Achtentwintig, mijnheer". „Ziezoo, dat hebben we", zei de agent. „En nu de namen van je vriendjes...." Otto aarzelde. Moest hij nu de namen van al de jongens opgeven? Moest hij dan voor verklikker spelen? Dat deed hij niet! Vast r.iet! Dat zeg ik niet, mijnheer," zei hij toen ferm. „Zeg je dat niet?" vroeg de agent ver wonderd. „Nee. mijnheer. Ik wil geen klikspaan wezen". Otto zag het niet, maar even vloog er een glimlach over 't gelaat van den agent. „Nu. goed dan", zei hij, „Jouw adres heb ik toch. Je hoort er nog wel van". Toen keerde de agent zich om en stapte bedaard heen. Otto wachtte nog tot hij hem een hoek van een straat had zien omslaan, en toen pas liep hij de richting in, waar zijn vriendjes verscholen waren. Die hadden vanuit hun schuilhoek alles gezien. Maar ze hadden er zich wel voor gewacht te voorschijn te komen. Nu ze Otto echter alleen zagen aankomen, snelden ze hem tegemoet. „Jó, wat was dat? Ben je bekeurd? Moest je niet mee?" riepen ze door el kander. Otto haalde zijn schouders op. ,,'k Weet het niet," zei hij, ,,'k moest mijn adres opgeven". „En heb je dat gedaan?" riep Karei. „Jó, wat stom van je. Had een ander adres genoemd". Boos keek Otto hem aan. ,,'k Zou je danken", zei hij. „Dat is lie gen en het is laf ook". „Moest je onze adressen niet opgeven?" vroeg Karei weer. „Hij vroeg ze wel". „En wat zei je?" „Dat ik dat niet deed. Ik wil geen ver klikker zijn". „Dat is mooi van je", vond Karei. „Jon gens een hoeratje voor Otto". Luidruchtig stemden de jongens hier mee in. 't Was hun een pak van het hart, dat Otto geen namen genoemd had. Maar voor Otto was de aardigheid er af. „Tc Ga naar huis", zei hij. „Gedag!" Den volgenden dag om twaalf uur liep Otto met looden schoenen naar huis. Zou de agent al thuis geweest zijn en moeder alles reeds weten? Had hij het gisteravond maar zelf verteld! Maar hij had het niet gedurfd. Telkens had hij willen beginnen en telkens ontbrak hem den moed. Hij wist immers maar al te goed hoe vader en moeder over dat soort grappen dachten. En in stilte wilde hij het zichzelf ook wel bekennen, 't Waren ook geen echte grap pen. Als hij er nog aan dacht, hoe zielig die ouwe juffrouw aan de deur had ge staan. Nee, 't was toch eigenlijk niets leuk geweest. Zoo in gedachten verdiept, had Otto toch ongemerkt zijn huis bereikt Vader was al thuis, merkte hij, toen hij in de gang stond. Dan maar gauw naar binnen, want dan zouden ze wel da delijk moeten eten. „Dag vader dag moeder", groette hij, teiwijl hij de kamer binnenkwam. Vader en moeder staakten hun gesprek en groetten hem terug. Verbeeldde hij het zich? Of was het minder vriendelijk dan anders? Toch zeiden zijn ouders verder niets tot hem. „Laten we maar eerst eten vrouw", ver zocht vader. De maaltijd verliep veel minder gezel lig dan anders, vond Otto. Af en toe wierp hij een blik op zijn ouders, maar dat maakte hem niets wijzer. Doch nauwelijks waren ze klaar met eten. of vader schoof zijn bord weg en In de gezellige hulskamer, waar moeder rustig zit te naaien en Jetje in een hoekje bij het raam met haar poppen speelt, wordt plots de deur geopend en tante Loes stapt naar binnen! Tante Loes. verwaaid en nat want ondanks dat de kalender al biina Juni wijst, is het alle dagen nog maar even buiig en triest! „Goedenmiddag!" zegt ze met haar pret tige. vroolijke stem en dan guitig: „kan er soms nog een kopje thee voor me over schieten? Ik ben zoo druk geweest van daag en heb het dus heusch wel verdiend!" Wel twee. hoor!" antwoordt moeder gul. Ze is vlug opgestaan, trekt gauw een gemakkelijken stoel naar voren en gaat dan hartelijk door: „Arme stakker! Zoo hard gewerkt? Kom dan maar eens lekker zitten hier! Je treft het! Ik heb vanmid dag juist den haard weer aangemaakt! 't Was hier toch zoo onbehaaglijk en kil! Een beetje warmte om je heen maakt het dadelijk weer anders, vind ie niet?" En óf!" zucht tante Loes. Ze heeft zich van haar natten mantel en hoed ontdaan, nestelt zich als een lui poesje in den ge- makkelijken stoel en zegt met een waar- deerend knikje tegen moeder: „ie hebt ge lijk. hoor! 't Is echt lekker hier! Dat doet een mensch nog een goed!" „Wat een weertje toch ook de laatste dagen, hè?" gaat ze dan een beetje ver drietig door .steeds maar regen en wind! Je zou er moedeloos onder worden en dat voortdurende heen en weer geloop, dat ik den laatsten tijd doe werkt heusch een beetje op mijn humeur!" Naar 't nieuwe huis geweest?" infor meert moeder. Tante Loes knikt „Ja. dat is tegenwoor dig zoo mijn gewone loopje De werkster is er nu! We schieten gelukkig aardig op maar dat mag ook wel. want einde vol gende week moeten we al over zijn! Lieve hemel als ik daaraan denk en naga. wat er nog allemaal gebeuren moet!" Met een grappig gebaar van wanhoop kiikt tante Loes naar moeder, die hartelijk lacht. ..'t Komt allemaal wel voor elkaar, hoor zegt moeder troostend. „En Je mag heusch we! een beetje moeite voor hebben!" plaagt ze dan, „wat krijgen - een gezellig huis!" .Dat is zeker!" knikt tante Loe daan „Hoe meer ik er kom hoe me< zier lk er in krijg! En 'k vind het zoo'n rust. dat de ji nu niet meer zoo ver van hun s zitten. Je weet daar ging het voor lijk om. Bovendien, nu ze ouder w komt het vaker voor. dat ze 'si a voor het een of ander nog eens e de stad moeten zijn! Wat was dat laatsten winter dikwijls een be Maar", en tante Loes kijkt plotselii beetje bezorgd, „of het voor Oma zo< tig wezen zal" Jetje's Oma. n jullie even vertellen heeft sinds jaren bij tante Loes haar thuis! zoo?" vraagt moeder verbaasd, „die nu toch ook wat dichter bij de sta e dunkt, dat het juist een uitkomst haar zal zijn!" „Ja. maar al die klokken om ons zeg tante Loes een beetje benauwi zaten nu zoo heerlijk rustig achter heb er vanmiddag nog eens specia gelet: we liggen tusschen drie tor en dan nog het klokkenspel van de kerk. dat ook zoo duidelijk te hooi Zou je niet denken dat Oma daar. 's nachts een geweldigen hinder vai ben zal? Oude menschen slapen ti zoo moeilijk in!" ..Kom", meent moeder, „ik geloo ie daar wel rustig op kunt zijn. Nie 1 zóó gauw went! En je moet niet vei moeder heeft vroeger jarenlang ii groote stad gewoond! Ze kent dat di Ja. natuurlijk de eerste paar nacht het wel hinderlijk zijn. maar geloi I dan. hoort ze het niet meer dat w wel vast!" „Ik help het je hopen!" zegt tanU door moeders woorden toch wel een gerustgesteld. 's Avonds, als vader en moeder m< kleine meisje aan tafel zitten vertelt der terloops van het bezoekje, d 's middags heeft gehad. Het gesprek natuurlijk vanzelf op het nieuwe h moeder zegt: „stel je voor. tante Lo bang. dat Oma last van de vele klokken krijgen zou! Er zijn er no vier in de buurt!" „Nou" zegt vader met een bedei gezicht, „dat zou nog wel eens zoo k zijn! Voornamelijk 'snachts!" Jetj< innert zich plotseling, dat tante 's middags dezelfde verzuchting hee slaakt en ook wat moeder haar to overtuiging verzekerd heeft. „Maar dan" flitst het door haar bolletje, „hoeft het toch heelemaal bezwaar voor Omaatje te zijn Ze we prachtige oplossing en begrpüt niet. die groote menschen daaraan nog oogenblik hebben gedacht". „Moeder" zegt ze met een snuitje „zou Oma hier de eerste nachten niet kunnen slapen? We 1 de logeerkamer toch!" „Natuurlijk wel, kindje!" anti moeder „dat is de bedoeling ook! W< hen dat al lang overlegd. Oma kon eerste weekje hier!" „Nou. dan hoort ze immers oc klokken niet!" zegt Jetje met een den gezicht. „Neen hier natuurlijk niet!" lacht „maar vrouwtje nu ben je toch w( beetje dom. Er aan wennen moet Oma toch! uitstel helpt niet veel!" „Dat zou ik ook .zoo zeggen!" moeder in. Verwonderd kiikt Jetje haar moede aan. .Maar begint ze en nu 01 een beetje boos: „is het dan niet Hebt u maar zoo wat gezegd, mams middag tegen tante Loes?" .ik!" Moeders gezicht is één-en-al ,Ja!" knikt Jetje en ijverig ga voort: „U hebt aan tante Loes verte! het maar voor een paar nachtjes zoJ dat Oma last van al die klokken Dan hoorde ze het niet meer dat 1 vast! Nu. en als Oma die nachtjes] hier komt slapen, is alles immers i eindigt ze opgelucht Dat én vad mosder plóts zoo hartelijk beginne lachen, ls Iets. wat Jetje zich niet klaren kan. Ze vertelde toch enkel I wat moeder 's middags aan tante verzekerd had! R. (Nadruk verboden). zei: „En vertel me nu eens Otto wat je gisteren op straat hebt uitgevoerd". Daar had je het nu! Otto had het wel gevoeld, dat vader en moeder het al wisten En vreemd, hij vond dat nu toch niet naar. Integendeel, eenlgszins verlicht haalde hij adem „Schotsen brouwen, vader", antwoordde Otto met neergeslagen oogen „Jawel", zei vader, „schotsen brouwen. Noemen jullie dat spel? Om allerlei men schen overlast aan te doen? En denk je, dat die ouwe zieke juffrouw het ook een lolletje vond, toen jullie daar dien ijsrom- mel in huis gooiden? Je moest je wel schamen, Otto. Dat is geen werk voor flinke jongens maar voor lafaards. En ik dacht nog wel dat iii tot zulke streken niet in staat was". „Vader", kwam moeder nu tusschenbeide. .laat Otto nu ook eens wat zeggen. Heb je er geen spijt van jongen?" Nu sloeg Otto zijn oogen tot zijn ouders op. „Ja moeder" zei hii. „eerst vond ik het wel aardig. Maar toen maar toen ik die ouwe juffrouw gezien had toen.... niet meer. Al had de agent mij niet ge pakt. dan zou ik het toch niet meer gedaan hebben, heusch niet". „Ik geloof je wel Otto". zei moeder. ,En ik ook", voegde vader er aan toe, want beiden wisten ze wel dat Otto niet liegen zou. ook niet om straf te ontgaan. En nu begon moeder te vertellen, dat de agent, die Otto gepakt had. bij hen was geweest. Hij heeft ales verteld, ook van die ouwe juffrouw waar jullie je bal dadig spel hebt gespeeld. Het zei ook dat je de namen van je vriendjes niet wilde noemen. Hij had alles aan den commis saris gerapporteerd, maar omdat het voor den eersten keer was. dat hij jou en je vriendjes op zulke baldadigheden betrapte, hoefde hij er verder geen werk van te maken. Alleen moest hij hier naar toe gaan om ons te waarschuwen". „Ja", zei vader nu ,en ik hoop dat deze waarschuwing voldoende is. Beloof je mij Otto. dat ie nooit meer aan zulke bal dadige streken zult meedoen?" „Ja vader, ik beloof het u". zei Otto, terwijl hii zijn vader recht in de oogen keek. FRANC IN A.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 12