SINT NICOLAAS 1935 De schoenen van kleine Nine Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 4 December 1935 Vierde Blad No. 23220 DE GESCHIEDENIS DER SINT NICOLAASVIERING. P" jen je daar weer, deugniet? Zwerf je m altijd bij den weg?" Antonine stond plotseling stil; haar mole oogen, welke steeds zoo angstig Jidteken. herkenden den veldwachter, op den hoek van den b -schweg stond In het schemerduister nog eens zoo mot leek. Zou hij haar slaan? Doch L' de man zag er niet boosaardig uit, sas alleen maar wat knorrig on uit ,«n humeur, dat hij door den wind zijn wt püple niet kon aankrijgen. Het mela- dat met een Instinctmatige beweging u handles had uitgestrekt, om de sla- i sl te weren, stak ze maar weer vlug de zakken, want ze rilde van de gou. ■r ongelukklgerwils konden die kleine, Huw en gezwollen handjes niet ln de Ales van het kleedlngstuk. dat oorspron- j'jjk een mooi fluweelen vest van haar rcotvader was gewest, ztin bruidegoms- tst nog wel. maar dat nu geheel verale- u sas. Op haar rug droeg ze een vrij rnten zak met wortels en gras. welke 'ld en veel te zwaar voor haar was. foo bleet ze daar schuchter en beschei- ün staan, terwijl de hond van den veld- ithter haar van alle zijden besnuffelde, liep blootvoets en haar dun rokje ver- urt ternauwernood haar bloote beentjes. Zoodra het pijpje weer wilde trekken, (itrp de oude krijgsman den luoifer weg, npte dien uit en wendde zich daarop ■pr tot Nine. Ie bent weer aan het grastrekken en in het uithalen der vuilnisbakken ge ms!. niet?" t fs voor mijn konijntje, stamelde de tine. Werktuigelijk volgde ze den man. die ilir het dorp ging en wiens stevige, met pijkers beslagen schoenen luid op de Staat weerklonken. Haar hoorde men Jet. Zij was zóó klein, dat ze als een rtim voortgleed. Maar nu nam ze groote Uppen om den veldwachter bij te hou- >3, want ze was eigenlijk blij. dat ze niet seer alleen liep. „Je hebt dus een konijntje? Nou. op een tieren keer moet je vroeger naar huls isn en niet meer bij den weg loopen, als et donker wordt". Hij sprak heel langzaam, was karig met li woorden, stapte deftig verder en riep nu en dan z'n hond. De kleine Nine durfde geen woord te geen en keek maar naar den weg, die .eh al kronkelend ln de verte verloor. Zij ld wat graag haar kleine handles ln zijn note, breede hand gelegd, want ze was k* en koud. maar zp durfde niet. Hoe oud ben Je, Nine?" i£6s jaar Hij nam z'n pijpje uit den mond en »ek haar eens van terzijde met een soort in ruw medelijden aan. Zes jaar? Maar te ze jokte niet, haar heldere, zachte Ogen vertelden, hoe oud zij was: de ar- soede had haar echter vroegtijdig ouder (maakt; haar huid was reeds gebruind haar leden verhard. Haar oogen ston- i vol tranen en die tranen schenen wel de warmte van haar lichaampje te be kten Toch schreide ze maar een en den keer De scherpe wind dreef nu haar rsnen uit haar oogen. 't Is gauw Sinterklaas, nietwaar?", Toeg ze eensklaps. „Binnen acht dagen.... Waarom?" Ze antwoordde niet, daar ze niet wist rat te zrggen. Ze had het maar gevraagd om eens haar eigen stem te hooren. En ian, Sinterklaas gaf haar een gevoel van rannte; ze dacht daarbij aan het groote. leldere vuur en aan het lekkers, dat zij et vorige jaar, bij de vrouw van den miidenier gezien had. en daar ze nu koud vis en honger had, warmde en voedde ze óch met dien naam van Sinterklaas". Do mouw van den kruidenier had haar toe- itstaan zich bij het vuur te warmen en fl had haar een dikken boterham gege ten. Misschien kreeg ze dien dit jaar wel veer Ze was koortsachtig opgewonden k voelde minder het tintelen van haar itaeertoppen. „Hoe Is het?" hernam de veldwachter. Je antwoordt niet, Antonine? Heeft je ode grootvader George eindelijk beloofd, Ie wat kleeren te geven?.Weet je wel, dl je je schoenen onder den schoorsteen toet zetten, dan vindt ie er wat ln1" Ze beurde haar hoofdje eens op. stond kil en wees zwijgend naar haar bloote netjes. •Mijn arme deugniet draagt dus geen khoenen?" Het kind knikte ontkenned. Misschien wide ze nog iets zeggen, maar de veld- Vichter stond stil. Ze waren aan den in- Mg-van het dorp gekomen en zij ver- Jtede alleen haar weg en trok haar man- kltje dichter om zich heen. Ze snelde voort, als een gejaagd wild en *8 links af; spoedig kwam ze aan een 'dwaarloosd stulpje, dat als een padde- koel tegen den muur van een landhuis jwleuncle. Voor de deur ging ze op haar raeën liggen, zocht met haar hand in het Hes. vond den sleutel en opende de deur. enkele straal van de maan viel door «opening naar binnen en bescheen roei- hemennetten en honderd andere dingen, ■(lke niet duidelijk te onderscheiden wa- 'fn- Stroo kwam uit de lage zoldering kij- stroo bedekte ook den grond. Achter Je hut zag men een armoedige slaap- ™j>e, naast een overblijfsel van een boot als koffer dienst deed. Al tastende plukte het haar eindelijk een eindje 5*". dat ln den hals eener flesch stak, a" te steken. Toen eerst vertoonde zich het inwendige •er hut in al zijn ellende en het meisje wT ernaar alsof zij het nooit tevoren u™ gezien. Het huisraad bestond uit een Wzak, een koffer en een krukje. Hier daar hingen er havelooze mannenklee- «i en vlschtuig. In de hoeken raakten de ."'nemen, welke daar overeind stonden, de zoldering. Boven vier steenen ™8 een groote ketel naast een emmer en som. In den tegenovergestelden muur ®8 men een groot gat, waardoor de rook -n uitweg vond. Door deze opening wa if' een stukje van den hemel en twee „ume sterren zichtbaar, fsti ^eek er lang naar en ze voel- nch zóó eenzaam en ongelukkig, dat honger, noch kou voelde. De woor- m van den veldwachter lieten haar geen Éi h Üe ^ht aan het naderend fpest: 'Wacht, dat ze geen schoenen had dat Terwijl ze nu ook niets zou krijgen. haar konijntje onder de legerstede te voorschijn; 't was een groot, wit konijn met mooie, roode oogjes en lange ooren, welke een bruinen rand hadden Dadelijk vergat ze het feest en volgde haar vaste gewoonte weer. Ze haalde het wortel loof, de koolbladeren de wortels en den ernentpefval nlt den zak en wierp die het diertje toe Weldra hoorde men ln het hutje geen ander geluld dan het knab belen van het konlintje. dat met zijn lan ge ooren een reusachtige schaduw wierp on de omringende muren. Nine kreeg weer honger eti was door en door koud. Ze lichtte het deksel van den ketel oo. hodde er eenlge gekookte aard appels uit, ging on 't stroo zitten, dat vol vodden lag en at gulzig. Daarop verviel ze weer ln haar droefheid. Schoenen! O. had ze maar schoenen!.. Eensklaps ging het eindje kaars uit. 't Werd donker, stikdonker, 't was vinnig koud in de hut en de uitgebrande kaars verspreidde een onaangename geur. Het konlintje knabbelde Ijverig voort en het kind keek naar de opening, die licht en lucht gaf Nine verborg haar hoofdje, want ze werd bang. Bij elk gerucht daarbuiten sidderde ze, meende zo den stap van haar grootvader te herkennen. Maar 't was de wind in de naakte takken; een voertuig, dat over de brug rolde, of het gekabbel der rivier tegen de steenen glooiing. In de verte ging een trein voorbij, die plotseling een schril gefluit deed hooren. zon-1-* "'nd een kreet slaakte, en onbewegelijk en klapper tandend bleef zitten. Eindelijk kon ze het niet langer uithou den. Dan maar liever daar bulten bevrie zen. Op den weg hielden haar de sterren nog gezelschap; zij zien altijd zoo vrien delijk neer op de arme verlaten wezen tjes. Het kind verliet de hut en ging de brug over; eerst verborg ze zien achter de borstwering om niet door den tolgaarder gezien te worden; toen vloog ze voorbH het huisje van den brugwachter, terwijl heur kleine hartje geweldig bonsde. Daar lag het station, dat, nu de trein voorbij was, door geen enkele lantaarn verlicht werd. De herberg daarginds gaf nog tee kenen van leven; de vensters waren hel der verlicht. Ze liep erheen, drukte haar gezichtje teven de ruiten en herkende in den walm die er hing. haar grootvader. Hij was weer. oudergewoonte dronken. De spoorwegbeambten stonden om hem heen en onthaalden hem op steCfe*1 t-wt nn- dat hl! maar ziln dwaasheden zou uitkra men. De oude stond al waggelend met z'n armen te zwaaien en vertelde van z'n krijgstochten, z'n vlschvangsten, en de poetsen, die hij den Jachtopzieners ge speeld had. Zou zij binnengaan? Wat graagl Het moest daarbinnen wel lekker warm zijn bij die groote kachelMaar dan zou groot vader haar slaan: hij had niet graag, dat men hem in de herberg kwam storen. Bo vendien was hij bang voor wild- en visch- dleven en wilde, dat de kleine thuisbleef, om op de netten en op zijn schuitje te passen, als hij er niet was. Rillende bleef ze dus bulten staan. Soms als ze stijf werd, liep ze eens heen en weêr, maar keerde toch naar het raam terug, als een Insect, dat door het licht, wordt aangetrokken; dan warmde ze zich in haar verbeelding. Hier was ze tenmin ste niet bang. Maar zij dacht des te meer aan het S'nt.erklaasfef'i -— —s-n» op handen was en aan haar arme bloote voetjes. Schoenenl Och. had ze maar schoenen Toen de spoorwegmannen opstonden, liep ze haastig weg, Nauwelijks had ze de hut bereikt en was weer op het stroo gaan liggen, of ze hoorde haar grootvader bin nen komen, tegen de deur bonzen, omdat hij er niet door kon en eindelijk onder het uitbraken van een stroom van ver- wenschingen op ziin leger neervallen. Toen werd het weer stU In de hut. De arme Nine hield haar voetjes ln de handen om ze te warmen, en ze herinnerde zich daar bij, hoe ze voor anderhalf Jaar nog geen wees was Toen kuste men haar eiken avond goeden nacht, wanneer ze ln haar warm bedje lag. Kleine attenties, uit vriendschap bedacht, Hebben zoo dikwijls een vreugde gebracht. Kleine geschenken, van vriend lijken geest, Zijn vaak tot troost en tot zegen geweest. Sint Nicolaas' mantel is soepel is breed. Géén pakje, waarvoor hij de berging niet weet. Zijn jaren zijn véél, doch zijn schouders zijn licht, Hij kijkt niet op moeite, hij telt geen gewicht. Hij is honderdvoudig: Nu vér dar jabij, Alom tegenwoordig; Bij u en b\_ -jij. Hij wisselt geschenken, bestendigt den band, Met vriend en gezin, over zee over land. Hij vraagt niet naar titels, positie of geld. Slechts hoe 't met het hart het gemoed is gesteld. Hij kiest nóch partij, nóch richting, nóch leus, Doch neemt hoog-en-laag, oud-en-jong bij de neus. Verzuimen-, gebreken, die ieder vergat, Hij brengt ze te voorschijn: scherpzinnig - gevat. Hij hekelt-, vermaant-, bemoedigt-, beleert. Tóch is hij steeds welkom, bemind en geëerd. Wat wegvalt verandert in Staat en in Rijk, Sint Niklaas houdt stand! Hij blijft zich gelijk! Hij is als een rots in het zand van den tijd. Zijn spoor brengt geluk, waar hij gaat waar hij rijdt. E. H.—v. M. Den volgenden morgen liep Antonlno reeds vroeg op den weg en zocht zich te troosten. Ze ging graag naar buiten, in die droge koude en den zonneschijn, hoe weinig warmte die ook gaf. Ze Was gewoon overdag van het eene plaatsje naar het andere te loopen of wel, ze volgde zijpaadjes, korstjes brood zoe kende en gras uittrekkende voor haar ko nijntje. Ze kende iedereen en zei ook iedereen goeden dag, maar koesterde een bepaalde voorliefde voor de vrachtrijders. Daar ze een aardig gezichtje, blond haar en mooie heldere oogen had, en zelfs ln het oude vest en ondanks haar magerheid, nog een zekere bevalligheid bezat, lieten zelfs de ruwsten haar op hun wagen mee rijden. Wanneer zijiver genoeg gekomen was, dan sprong ze er af en kwam met eên andere gelegenheid terug. Maar. wanneer haar grootvader vischte, een enkelen toerist ln zijn bootje roeide, of dienst deed als lijnlooper, om de lich ters de rivier op te trekken, dan had Nine, behalve den grooten weg, die haar aan trok, nog vriendjes en vriendinnetjes, met wie ze kon spelen en met wie ze ging vod- denrapen; een jongen en een meisje van den wzwerker, den zoon van den relzen- den scharenslllper, die met zijn wagentje van de eene plaats naar de andere ging; en de kinderen van den kolenbrander, twee meisjes en één Jongen, die met hun ouders diep ln het bosch woonden. Met hun zevenen vormden ze een troepje on der aanvoering van den zoon van den scharenslijper Overal in den omtrek ken de men de kinderen. De zoon van den scharenslijper was tien Jaar en de jongste der bende, de kleinste van het hulsgezin van den kolenbrander, was vier. Alle zeven waren arm. hadden blozende wangen en waren vuil, maar gezond. Ze schreiden vaak. lachten nog meer, vochten om een appel en hadden altijd honger. Dien dag vond Nine hen bij een heg ver zameld: ze warmden zich in de zon, voor een hoop keisteenen, die de wegwerker REEDS IN DE VEERTIENDE EEUW BEKEND. ze zoo stond te treuren, kwam Het gaat met de geschiedenis van het Sint Nicolaasfeest als met zoovele andere t.radltioneele volksfeesten. Het is er, en niemand weet precies, hoe het ontstaan ls. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen, dat er geen geschiedenis aan verbonden zou zijn. Vaststaat, dat ons Sint-Nicolaasfeest reeds eeuwen oud is. In oude liedjes is er reeds sprake van een Sint Nicolaas, die uit Spanje komt. Merkwaardig is echter, dat men juist ln dat land niet van den goeden Sint afweet. Waarschijnlijk heeft er eeuwen geleden een verwisseling plaats gehad van de ge schiedenis van den werkelljken Sint Nico laas en van den goeden Bisschop en kin dervriend te Spanje. Want de oorspron kelijke Sint Nicolaas ls de Bisschop van Myra, bekend om ziin menschlievendheid en zelfopoffering. Hij werd op het einde der derde eeuw te Patara in Lycië ge boren, studeerde voor geestelijke en schonk de goederen, welke hij Inmiddels van zijn overleden ouders had verkregen, weg aan de armen Hij overleed op 6 December van het jaar 362. Myra was een klein haven plaatsje ln Klein-Azlë. Deze Bisschop was een liefdevol en vrij gevig mensch. Hij was reeds spoedig be kend als beschermer der armen en kin deren. Toen hij eens van de armoede van een gezin hoorde dat vroeger rijk was ge weest. doch de dochters bij haar huwelijk geen bruidschat kon meegeven, wierp hij des nachts ongezien een beurs met goud in de woning naar binnen. De beurs viel ln een van de schoenen die voor den schoorsteen stond. Dit moet waarschijn lijk de oorsprong zijn van het neerzetten der schoenen bij den schoorsteen om ge schenken te ontvangen. Toch schijnt er veel in het Sint Nico laasfeest afkomstig te zijn van of ontleend aan oude heidensche feesten. Deze feesten zijn gekerstend. De voorstelling van Sint Nicolaas, die met zijn paard over de daken rijdt, herinnert ons aan den oud-heiden- schen Wodan, den Dondergod, die op zijn vurige rossinant door hel luchtruim reed en den donder veroorzaakte. De eerste gegevens van de volksviering ln ons land dateeren reeds uit 1360. Toen werd n 1. ln de oude rekeningboeken van het archief te Dordrecht al vermeld, dat de schoolkinderen behalve vrijaf, ook teer penningen kregen op den 6den December. De kin der viering ln de na-middeleeuwen wordt in het algemeen zoo beschreven, dat de kinderen op „St.her Nlclaesdach" vrij af kregen om te spelen met hun geschen ken en versnaperingen, en dat ook toen suikererwten en gebak, boeken als „Floris ende Blancefloers", „De 4 Heemskinde ren". „Fortunatus beursje" e.a. aan de jeugd werden gegeven. In Amsterdam was het hoogtepunt der viering ln de 18e en 17e eeuw de Sinter- klaasmarkt op den Dam. Dagen te voren gingen de Zwarte Klazen onder groot ru moer de buurten rond, terwijl zij met Ijze ren kettingen op de straatkelen rinkelden en op de deuren en ramen bonsden, ter wijl zij riepen: „synder ook quaje kyeren?" De geschiedschrijvers verhalen van de groote belangstelling, welke er bij alle klassen van het volk voor dit feest be stond. en zij deelen mee, dat „een groote menichte van volck uyt alle hoeken der stad" naar den Dam stroomde Heel dikwijls kwam het in de tegen het einde van de zeventiende eeuw gehouden feestvieringen tot uitspattingen. Er wer den verschillende verordeningen uitge vaardigd om het feest uit te roeien, maar dit is nimmer gelukt. De 6-Decembervle- -lng bleef echter bestaan. Ir. den loop der jaren is het feest naar onze huiskamers verplaatst, waar het thans nog gevierd wordt, zij het dan ook, dat velen tegen woordig het Kerst teest uitkiezen, om el kaar geschenken te geven. den vorlgen dag had fijngemaakt en dien zij nu bewonderden. Eerst keek Nine er naar met groote oogen, maar toen schoot het naderend Sinterklaasfeest haar weer in de gedachte; ze praatte erover en klaagde haar nood. „Niet waar, ik zal niets onder den schoorsteen vinden, want ik heb geen schoenen!" De zoon van den scharenslijper schater de het uit, en allen lachten mee. „Nee! Dan zal Sinterklaas niet voor jou rijden!" Nine keek hen eens aan. en zag dat het hun ernst was. Ze hadden allen 't een of ander schoei sel om bij den schoorsteen te zetten, een schoen, een overschoen, of klomp. Maar zij, zij alleen stond daar op bloote voetjes. En ze ging heen, want ze wilde niet, dat de anderen haar zagen schreien en liep snikkende voort en ontmoette juist de kinderen, die uit school kwamen. Hun kiempjes klotsten vroolijk op den hard- bevroren weg. Ja, al die arme kinderen konden iets onder den schoorsteen zetten en zij zou den er met Sinterklaas allen wat in vin den. Zij alleen liep op bloote voetjes ze had zelfs geen kousen aan, en de goede bisschop zou haar niets brengen Nine kwam in de hut, en sloot er zich in op, ze keek niet eens naar haar konijntje. Ze wilde er nooit, nooit weer uitkomen I Het kind hield woord en ging niet meer uit. Maar den avond voor het feest werd grootvader zeer boos. toen hij thuis kwam en zag dat de aardappelen op waren. Hij zond zijn kleindochter dadelijk naar het dorp om er te halen. Het meisje gehoor zaamde gewillig. Toen ze op het plein kwam, herkende zü een harer vrienden. De vrachtrijder hield stil, om een reizend koopman aan te spreken, die z'n waren in de open lucht had uitgestald, „Heb je soms ook messen, ouwe?" De koopman liet er dadelijk eenige zien. Terwijl de vrachtrijder er een uitzocht en probeerde, was Nine naderbij geslopen en ze keek haar oogen uit aan al dat moois: kammen, spiegeltjes, scharen, lint, pop pen, speelgoed en wat al niet. Harmonica's en vrouwenmutsen hingen heen en weer te slingeren. Verrukt bleeft ze staan en vergat de aardapoelen. „Moet je niet nog wat anders hebben?" vroeg de koopman. .Geen schoenen, geen zweep of wat anders?" De man noemde 't allemaal op een deuntje op. De vrachtrijder bekeek met 'n zekere aarzeling de geheele uitstalling. Eindelijk zei hij„Laat me eens een paal schoenen zien!" Nu sloop het meisje nóg dichterbij; z« lag bijna met haar neus óp de schoenen. „Kijk!", zei de man. „deze zouden mi) wel nassen Hoe duur zijn ze?" „Vijf fiank" ..Vijf fraak? Nooit! Véél te duur.. Tien minuten duurde het loven en bie den. Eindeliik gaf de koopman ze voor vier frank viiftie. die de vrachtrijder stui ver voor stuiver uit z'n beurs haalde. Daarna ging hii op z'n wagen zitten, deed langzaam de schoenen uit en trok met een stralend gezicht de nieuwe aan. Toen stond hlf od en stampte eens. „Die passen mei rieo hii tenslotte uit „Vooruit, knol!" De kar reed verder. Maar voordat hij ziin paard volgde, wierp de voerman de oude schoenen in een sloot. „Dié oude hebben 't lang genoeg uitge houden!.. Dag.. Nine.. Huul peerd, huu!" H11 klapte vroolijk met de zweep. Nine hoorde het niet: ze loerde op de oude schoenen en de kar was nog niet ver weg. toen ze zich reeds op haar bult wierp: ze zou tóch wat met Sinterklaas krijgen! Dat zou ze! Zij liep vlug weg, maar nauwelijks was ze uit het gezicht der hulzen, of ze ging aan den weg zitten om de schoenen eens op haar gemak te bekijken. De oude schoenen waren ge scheurd. de zolen vol gaten en zonder hakken. Ze werden met touw bil elkaar geleonden en waren zeker wel tienmaal verzoald. Nine deed ze aan. liep er een paar passen mee en sleepte ze voort, maar viel. Nee! ze waren te groot, ze deden pijn aan haar voetjes en ze waren lood zwaar. Maar dat alles kwam er voor Sin terklaas niet oo aan. Dan werd er niet op gelet, op mooie schoentjes of oude klom pen! Ieder kreeg wat. Ze deed haar vondst onder in de zak, gine de aardappelen halen, en kwam, ge bukt onder haar last, maar met een ver licht hartje, thuis. Wat verlangde ze naar den avond en dan naar den blijden och tend I Telkens zocht haar blik, toen ze op haar schamel .leger lag, reeds ln het duis ter onder den ketel, en beneden het gat, waardoor men de lucht zag, de oude schoenen van den vrachtrijder Zoo sliep ze in en dien nacht droomde zij de heer lijkste droomen.... Nine had vroeg wakker willen zijn: ze sliep lang. Toen ze haar oogjes opendeed, scheen de zon vroolijk in de hut en haar erootvader herstelde reeds z'n netten. Het kind wreef zich de oogen eens uit: plot seling schoot haar alles te binnen: ze liep naar den haard en haalde haar schoenen te voorschijn. ....Er was niets in!.... Ze schreide niet, ze verroerde zich niet, maar zat doodsbleek en als verlamd. In ieder handje hield ze een schoen, ze keek van den een naar den ander ,en haar hartje scheen stil te staan. Eindelijk zag haar grootvader het. „Wat heb Je toch, klein ding?" „O, grootvader, grootvader!,.,. Het is Sinterklaas De oude stond op, nam de schoenen ln z'n hand en barstte eindelijk ln een scha terlach uit. „O, die zottin, die zottin! die heeft me daar haar schoenen gezet. Maar, domme meid, de oude Klaasman zal ze voor de mijne hebben aangezien en daarom heeft hii er niets in gedaan". Nine hoorde niets meer. Haar keel werd als dichtgeknepen en ze zonk op het stroo neer om aan haar tranen den vrijen loop te laten. Maar wat was dat? Waarom sprong ze in eens op. alsof een slang haar had ge beten? Ze voelde iets hards en vond on der het stroo twee laarsjes vol suikergoed en een pak kleeren. De oude veldwachter had z'n vrouw over het arme kind gesproken en belden hadden die verrassing bedacht. De goede man kon in het krot geen schoorsteen vinden en had daarom het pakje naast Nine neergelegd, toen ze sliep. Sinterklaas had de arme Nine niet ver geten (Naar het Fransch). SINTERKLAAS IS GEKOMEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 13