SINT NICOLAAS 1935
De schoenen van kleine Nine
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 4 December 1935
Vierde Blad
No. 23220
DE GESCHIEDENIS DER
SINT NICOLAASVIERING.
P"
jen je daar weer, deugniet? Zwerf je
m altijd bij den weg?"
Antonine stond plotseling stil; haar
mole oogen, welke steeds zoo angstig
Jidteken. herkenden den veldwachter,
op den hoek van den b -schweg stond
In het schemerduister nog eens zoo
mot leek. Zou hij haar slaan? Doch
L' de man zag er niet boosaardig uit,
sas alleen maar wat knorrig on uit
,«n humeur, dat hij door den wind zijn
wt püple niet kon aankrijgen. Het mela-
dat met een Instinctmatige beweging
u handles had uitgestrekt, om de sla-
i sl te weren, stak ze maar weer vlug
de zakken, want ze rilde van de gou.
■r ongelukklgerwils konden die kleine,
Huw en gezwollen handjes niet ln de
Ales van het kleedlngstuk. dat oorspron-
j'jjk een mooi fluweelen vest van haar
rcotvader was gewest, ztin bruidegoms-
tst nog wel. maar dat nu geheel verale-
u sas. Op haar rug droeg ze een vrij
rnten zak met wortels en gras. welke
'ld en veel te zwaar voor haar was.
foo bleet ze daar schuchter en beschei-
ün staan, terwijl de hond van den veld-
ithter haar van alle zijden besnuffelde,
liep blootvoets en haar dun rokje ver-
urt ternauwernood haar bloote beentjes.
Zoodra het pijpje weer wilde trekken,
(itrp de oude krijgsman den luoifer weg,
npte dien uit en wendde zich daarop
■pr tot Nine.
Ie bent weer aan het grastrekken en
in het uithalen der vuilnisbakken ge
ms!. niet?"
t fs voor mijn konijntje, stamelde de
tine.
Werktuigelijk volgde ze den man. die
ilir het dorp ging en wiens stevige, met
pijkers beslagen schoenen luid op de
Staat weerklonken. Haar hoorde men
Jet. Zij was zóó klein, dat ze als een
rtim voortgleed. Maar nu nam ze groote
Uppen om den veldwachter bij te hou-
>3, want ze was eigenlijk blij. dat ze niet
seer alleen liep.
„Je hebt dus een konijntje? Nou. op een
tieren keer moet je vroeger naar huls
isn en niet meer bij den weg loopen, als
et donker wordt".
Hij sprak heel langzaam, was karig met
li woorden, stapte deftig verder en riep
nu en dan z'n hond.
De kleine Nine durfde geen woord te
geen en keek maar naar den weg, die
.eh al kronkelend ln de verte verloor. Zij
ld wat graag haar kleine handles ln zijn
note, breede hand gelegd, want ze was
k* en koud. maar zp durfde niet.
Hoe oud ben Je, Nine?"
i£6s jaar
Hij nam z'n pijpje uit den mond en
»ek haar eens van terzijde met een soort
in ruw medelijden aan. Zes jaar? Maar
te ze jokte niet, haar heldere, zachte
Ogen vertelden, hoe oud zij was: de ar-
soede had haar echter vroegtijdig ouder
(maakt; haar huid was reeds gebruind
haar leden verhard. Haar oogen ston-
i vol tranen en die tranen schenen wel
de warmte van haar lichaampje te be
kten Toch schreide ze maar een en
den keer De scherpe wind dreef nu haar
rsnen uit haar oogen.
't Is gauw Sinterklaas, nietwaar?",
Toeg ze eensklaps.
„Binnen acht dagen.... Waarom?"
Ze antwoordde niet, daar ze niet wist
rat te zrggen. Ze had het maar gevraagd
om eens haar eigen stem te hooren. En
ian, Sinterklaas gaf haar een gevoel van
rannte; ze dacht daarbij aan het groote.
leldere vuur en aan het lekkers, dat zij
et vorige jaar, bij de vrouw van den
miidenier gezien had. en daar ze nu koud
vis en honger had, warmde en voedde ze
óch met dien naam van Sinterklaas". Do
mouw van den kruidenier had haar toe-
itstaan zich bij het vuur te warmen en
fl had haar een dikken boterham gege
ten. Misschien kreeg ze dien dit jaar wel
veer Ze was koortsachtig opgewonden
k voelde minder het tintelen van haar
itaeertoppen.
„Hoe Is het?" hernam de veldwachter.
Je antwoordt niet, Antonine? Heeft je
ode grootvader George eindelijk beloofd,
Ie wat kleeren te geven?.Weet je wel,
dl je je schoenen onder den schoorsteen
toet zetten, dan vindt ie er wat ln1"
Ze beurde haar hoofdje eens op. stond
kil en wees zwijgend naar haar bloote
netjes.
•Mijn arme deugniet draagt dus geen
khoenen?"
Het kind knikte ontkenned. Misschien
wide ze nog iets zeggen, maar de veld-
Vichter stond stil. Ze waren aan den in-
Mg-van het dorp gekomen en zij ver-
Jtede alleen haar weg en trok haar man-
kltje dichter om zich heen.
Ze snelde voort, als een gejaagd wild en
*8 links af; spoedig kwam ze aan een
'dwaarloosd stulpje, dat als een padde-
koel tegen den muur van een landhuis
jwleuncle. Voor de deur ging ze op haar
raeën liggen, zocht met haar hand in het
Hes. vond den sleutel en opende de deur.
enkele straal van de maan viel door
«opening naar binnen en bescheen roei-
hemennetten en honderd andere dingen,
■(lke niet duidelijk te onderscheiden wa-
'fn- Stroo kwam uit de lage zoldering kij-
stroo bedekte ook den grond. Achter
Je hut zag men een armoedige slaap-
™j>e, naast een overblijfsel van een boot
als koffer dienst deed. Al tastende
plukte het haar eindelijk een eindje
5*". dat ln den hals eener flesch stak,
a" te steken.
Toen eerst vertoonde zich het inwendige
•er hut in al zijn ellende en het meisje
wT ernaar alsof zij het nooit tevoren
u™ gezien. Het huisraad bestond uit een
Wzak, een koffer en een krukje. Hier
daar hingen er havelooze mannenklee-
«i en vlschtuig. In de hoeken raakten de
."'nemen, welke daar overeind stonden,
de zoldering. Boven vier steenen
™8 een groote ketel naast een emmer en
som. In den tegenovergestelden muur
®8 men een groot gat, waardoor de rook
-n uitweg vond. Door deze opening wa
if' een stukje van den hemel en twee
„ume sterren zichtbaar,
fsti ^eek er lang naar en ze voel-
nch zóó eenzaam en ongelukkig, dat
honger, noch kou voelde. De woor-
m van den veldwachter lieten haar geen
Éi h Üe ^ht aan het naderend fpest:
'Wacht, dat ze geen schoenen had
dat
Terwijl
ze nu ook niets zou krijgen.
haar konijntje onder de legerstede te
voorschijn; 't was een groot, wit konijn
met mooie, roode oogjes en lange ooren,
welke een bruinen rand hadden Dadelijk
vergat ze het feest en volgde haar vaste
gewoonte weer. Ze haalde het wortel
loof, de koolbladeren de wortels en den
ernentpefval nlt den zak en wierp die het
diertje toe Weldra hoorde men ln het
hutje geen ander geluld dan het knab
belen van het konlintje. dat met zijn lan
ge ooren een reusachtige schaduw wierp
on de omringende muren.
Nine kreeg weer honger eti was door en
door koud. Ze lichtte het deksel van den
ketel oo. hodde er eenlge gekookte aard
appels uit, ging on 't stroo zitten, dat vol
vodden lag en at gulzig. Daarop verviel
ze weer ln haar droefheid.
Schoenen! O. had ze maar schoenen!..
Eensklaps ging het eindje kaars uit. 't
Werd donker, stikdonker, 't was vinnig
koud in de hut en de uitgebrande kaars
verspreidde een onaangename geur. Het
konlintje knabbelde Ijverig voort en het
kind keek naar de opening, die licht en
lucht gaf
Nine verborg haar hoofdje, want ze werd
bang.
Bij elk gerucht daarbuiten sidderde ze,
meende zo den stap van haar grootvader
te herkennen. Maar 't was de wind in de
naakte takken; een voertuig, dat over de
brug rolde, of het gekabbel der rivier
tegen de steenen glooiing. In de verte ging
een trein voorbij, die plotseling een schril
gefluit deed hooren. zon-1-* "'nd een
kreet slaakte, en onbewegelijk en klapper
tandend bleef zitten.
Eindelijk kon ze het niet langer uithou
den. Dan maar liever daar bulten bevrie
zen. Op den weg hielden haar de sterren
nog gezelschap; zij zien altijd zoo vrien
delijk neer op de arme verlaten wezen
tjes.
Het kind verliet de hut en ging de brug
over; eerst verborg ze zien achter de
borstwering om niet door den tolgaarder
gezien te worden; toen vloog ze voorbH
het huisje van den brugwachter, terwijl
heur kleine hartje geweldig bonsde. Daar
lag het station, dat, nu de trein voorbij
was, door geen enkele lantaarn verlicht
werd. De herberg daarginds gaf nog tee
kenen van leven; de vensters waren hel
der verlicht. Ze liep erheen, drukte haar
gezichtje teven de ruiten en herkende in
den walm die er hing. haar grootvader.
Hij was weer. oudergewoonte dronken. De
spoorwegbeambten stonden om hem heen
en onthaalden hem op steCfe*1 t-wt nn-
dat hl! maar ziln dwaasheden zou uitkra
men. De oude stond al waggelend met z'n
armen te zwaaien en vertelde van z'n
krijgstochten, z'n vlschvangsten, en de
poetsen, die hij den Jachtopzieners ge
speeld had.
Zou zij binnengaan? Wat graagl Het
moest daarbinnen wel lekker warm zijn
bij die groote kachelMaar dan zou groot
vader haar slaan: hij had niet graag, dat
men hem in de herberg kwam storen. Bo
vendien was hij bang voor wild- en visch-
dleven en wilde, dat de kleine thuisbleef,
om op de netten en op zijn schuitje te
passen, als hij er niet was.
Rillende bleef ze dus bulten staan. Soms
als ze stijf werd, liep ze eens heen en
weêr, maar keerde toch naar het raam
terug, als een Insect, dat door het licht,
wordt aangetrokken; dan warmde ze zich
in haar verbeelding. Hier was ze tenmin
ste niet bang. Maar zij dacht des te meer
aan het S'nt.erklaasfef'i -— —s-n» op
handen was en aan haar arme bloote
voetjes. Schoenenl Och. had ze maar
schoenen
Toen de spoorwegmannen opstonden,
liep ze haastig weg, Nauwelijks had ze de
hut bereikt en was weer op het stroo gaan
liggen, of ze hoorde haar grootvader bin
nen komen, tegen de deur bonzen, omdat
hij er niet door kon en eindelijk onder
het uitbraken van een stroom van ver-
wenschingen op ziin leger neervallen. Toen
werd het weer stU In de hut. De arme
Nine hield haar voetjes ln de handen om
ze te warmen, en ze herinnerde zich daar
bij, hoe ze voor anderhalf Jaar nog geen
wees was Toen kuste men haar eiken
avond goeden nacht, wanneer ze ln haar
warm bedje lag.
Kleine attenties, uit vriendschap bedacht,
Hebben zoo dikwijls een vreugde gebracht.
Kleine geschenken, van vriend lijken geest,
Zijn vaak tot troost en tot zegen geweest.
Sint Nicolaas' mantel is soepel is breed.
Géén pakje, waarvoor hij de berging niet weet.
Zijn jaren zijn véél, doch zijn schouders zijn licht,
Hij kijkt niet op moeite, hij telt geen gewicht.
Hij is honderdvoudig: Nu vér dar jabij,
Alom tegenwoordig; Bij u en b\_ -jij.
Hij wisselt geschenken, bestendigt den band,
Met vriend en gezin, over zee over land.
Hij vraagt niet naar titels, positie of geld.
Slechts hoe 't met het hart het gemoed is gesteld.
Hij kiest nóch partij, nóch richting, nóch leus,
Doch neemt hoog-en-laag, oud-en-jong bij de neus.
Verzuimen-, gebreken, die ieder vergat,
Hij brengt ze te voorschijn: scherpzinnig - gevat.
Hij hekelt-, vermaant-, bemoedigt-, beleert.
Tóch is hij steeds welkom, bemind en geëerd.
Wat wegvalt verandert in Staat en in Rijk,
Sint Niklaas houdt stand! Hij blijft zich gelijk!
Hij is als een rots in het zand van den tijd.
Zijn spoor brengt geluk, waar hij gaat waar hij rijdt.
E. H.—v. M.
Den volgenden morgen liep Antonlno
reeds vroeg op den weg en zocht zich te
troosten.
Ze ging graag naar buiten, in die droge
koude en den zonneschijn, hoe weinig
warmte die ook gaf.
Ze Was gewoon overdag van het eene
plaatsje naar het andere te loopen of wel,
ze volgde zijpaadjes, korstjes brood zoe
kende en gras uittrekkende voor haar ko
nijntje. Ze kende iedereen en zei ook
iedereen goeden dag, maar koesterde een
bepaalde voorliefde voor de vrachtrijders.
Daar ze een aardig gezichtje, blond haar
en mooie heldere oogen had, en zelfs ln
het oude vest en ondanks haar magerheid,
nog een zekere bevalligheid bezat, lieten
zelfs de ruwsten haar op hun wagen mee
rijden. Wanneer zijiver genoeg gekomen
was, dan sprong ze er af en kwam met
eên andere gelegenheid terug.
Maar. wanneer haar grootvader vischte,
een enkelen toerist ln zijn bootje roeide,
of dienst deed als lijnlooper, om de lich
ters de rivier op te trekken, dan had Nine,
behalve den grooten weg, die haar aan
trok, nog vriendjes en vriendinnetjes, met
wie ze kon spelen en met wie ze ging vod-
denrapen; een jongen en een meisje van
den wzwerker, den zoon van den relzen-
den scharenslllper, die met zijn wagentje
van de eene plaats naar de andere ging;
en de kinderen van den kolenbrander,
twee meisjes en één Jongen, die met hun
ouders diep ln het bosch woonden. Met
hun zevenen vormden ze een troepje on
der aanvoering van den zoon van den
scharenslijper Overal in den omtrek ken
de men de kinderen. De zoon van den
scharenslijper was tien Jaar en de jongste
der bende, de kleinste van het hulsgezin
van den kolenbrander, was vier. Alle zeven
waren arm. hadden blozende wangen en
waren vuil, maar gezond. Ze schreiden
vaak. lachten nog meer, vochten om een
appel en hadden altijd honger.
Dien dag vond Nine hen bij een heg ver
zameld: ze warmden zich in de zon, voor
een hoop keisteenen, die de wegwerker
REEDS IN DE VEERTIENDE
EEUW BEKEND.
ze zoo stond te treuren, kwam
Het gaat met de geschiedenis van het
Sint Nicolaasfeest als met zoovele andere
t.radltioneele volksfeesten. Het is er, en
niemand weet precies, hoe het ontstaan
ls. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen, dat
er geen geschiedenis aan verbonden zou
zijn. Vaststaat, dat ons Sint-Nicolaasfeest
reeds eeuwen oud is. In oude liedjes is er
reeds sprake van een Sint Nicolaas, die
uit Spanje komt. Merkwaardig is echter,
dat men juist ln dat land niet van den
goeden Sint afweet.
Waarschijnlijk heeft er eeuwen geleden
een verwisseling plaats gehad van de ge
schiedenis van den werkelljken Sint Nico
laas en van den goeden Bisschop en kin
dervriend te Spanje. Want de oorspron
kelijke Sint Nicolaas ls de Bisschop van
Myra, bekend om ziin menschlievendheid
en zelfopoffering. Hij werd op het einde
der derde eeuw te Patara in Lycië ge
boren, studeerde voor geestelijke en schonk
de goederen, welke hij Inmiddels van zijn
overleden ouders had verkregen, weg aan
de armen Hij overleed op 6 December van
het jaar 362. Myra was een klein haven
plaatsje ln Klein-Azlë.
Deze Bisschop was een liefdevol en vrij
gevig mensch. Hij was reeds spoedig be
kend als beschermer der armen en kin
deren. Toen hij eens van de armoede van
een gezin hoorde dat vroeger rijk was ge
weest. doch de dochters bij haar huwelijk
geen bruidschat kon meegeven, wierp hij
des nachts ongezien een beurs met goud
in de woning naar binnen. De beurs viel
ln een van de schoenen die voor den
schoorsteen stond. Dit moet waarschijn
lijk de oorsprong zijn van het neerzetten
der schoenen bij den schoorsteen om ge
schenken te ontvangen.
Toch schijnt er veel in het Sint Nico
laasfeest afkomstig te zijn van of ontleend
aan oude heidensche feesten. Deze feesten
zijn gekerstend. De voorstelling van Sint
Nicolaas, die met zijn paard over de daken
rijdt, herinnert ons aan den oud-heiden-
schen Wodan, den Dondergod, die op zijn
vurige rossinant door hel luchtruim reed
en den donder veroorzaakte.
De eerste gegevens van de volksviering
ln ons land dateeren reeds uit 1360. Toen
werd n 1. ln de oude rekeningboeken van
het archief te Dordrecht al vermeld, dat
de schoolkinderen behalve vrijaf, ook teer
penningen kregen op den 6den December.
De kin der viering ln de na-middeleeuwen
wordt in het algemeen zoo beschreven, dat
de kinderen op „St.her Nlclaesdach" vrij
af kregen om te spelen met hun geschen
ken en versnaperingen, en dat ook toen
suikererwten en gebak, boeken als „Floris
ende Blancefloers", „De 4 Heemskinde
ren". „Fortunatus beursje" e.a. aan de
jeugd werden gegeven.
In Amsterdam was het hoogtepunt der
viering ln de 18e en 17e eeuw de Sinter-
klaasmarkt op den Dam. Dagen te voren
gingen de Zwarte Klazen onder groot ru
moer de buurten rond, terwijl zij met Ijze
ren kettingen op de straatkelen rinkelden
en op de deuren en ramen bonsden, ter
wijl zij riepen: „synder ook quaje kyeren?"
De geschiedschrijvers verhalen van de
groote belangstelling, welke er bij alle
klassen van het volk voor dit feest be
stond. en zij deelen mee, dat „een groote
menichte van volck uyt alle hoeken der
stad" naar den Dam stroomde
Heel dikwijls kwam het in de tegen het
einde van de zeventiende eeuw gehouden
feestvieringen tot uitspattingen. Er wer
den verschillende verordeningen uitge
vaardigd om het feest uit te roeien, maar
dit is nimmer gelukt. De 6-Decembervle-
-lng bleef echter bestaan. Ir. den loop der
jaren is het feest naar onze huiskamers
verplaatst, waar het thans nog gevierd
wordt, zij het dan ook, dat velen tegen
woordig het Kerst teest uitkiezen, om el
kaar geschenken te geven.
den vorlgen dag had fijngemaakt en dien
zij nu bewonderden. Eerst keek Nine er
naar met groote oogen, maar toen schoot
het naderend Sinterklaasfeest haar weer
in de gedachte; ze praatte erover en
klaagde haar nood.
„Niet waar, ik zal niets onder den
schoorsteen vinden, want ik heb geen
schoenen!"
De zoon van den scharenslijper schater
de het uit, en allen lachten mee.
„Nee! Dan zal Sinterklaas niet voor jou
rijden!"
Nine keek hen eens aan. en zag dat het
hun ernst was.
Ze hadden allen 't een of ander schoei
sel om bij den schoorsteen te zetten, een
schoen, een overschoen, of klomp. Maar
zij, zij alleen stond daar op bloote voetjes.
En ze ging heen, want ze wilde niet, dat
de anderen haar zagen schreien en liep
snikkende voort en ontmoette juist de
kinderen, die uit school kwamen. Hun
kiempjes klotsten vroolijk op den hard-
bevroren weg.
Ja, al die arme kinderen konden iets
onder den schoorsteen zetten en zij zou
den er met Sinterklaas allen wat in vin
den. Zij alleen liep op bloote voetjes ze
had zelfs geen kousen aan, en de goede
bisschop zou haar niets brengen Nine
kwam in de hut, en sloot er zich in op,
ze keek niet eens naar haar konijntje. Ze
wilde er nooit, nooit weer uitkomen I
Het kind hield woord en ging niet meer
uit. Maar den avond voor het feest werd
grootvader zeer boos. toen hij thuis kwam
en zag dat de aardappelen op waren. Hij
zond zijn kleindochter dadelijk naar het
dorp om er te halen. Het meisje gehoor
zaamde gewillig.
Toen ze op het plein kwam, herkende
zü een harer vrienden. De vrachtrijder
hield stil, om een reizend koopman aan
te spreken, die z'n waren in de open lucht
had uitgestald,
„Heb je soms ook messen, ouwe?"
De koopman liet er dadelijk eenige zien.
Terwijl de vrachtrijder er een uitzocht en
probeerde, was Nine naderbij geslopen en
ze keek haar oogen uit aan al dat moois:
kammen, spiegeltjes, scharen, lint, pop
pen, speelgoed en wat al niet. Harmonica's
en vrouwenmutsen hingen heen en weer
te slingeren. Verrukt bleeft ze staan en
vergat de aardapoelen.
„Moet je niet nog wat anders hebben?"
vroeg de koopman. .Geen schoenen, geen
zweep of wat anders?"
De man noemde 't allemaal op een
deuntje op. De vrachtrijder bekeek met 'n
zekere aarzeling de geheele uitstalling.
Eindelijk zei hij„Laat me eens een paal
schoenen zien!"
Nu sloop het meisje nóg dichterbij; z«
lag bijna met haar neus óp de schoenen.
„Kijk!", zei de man. „deze zouden mi)
wel nassen Hoe duur zijn ze?"
„Vijf fiank"
..Vijf fraak? Nooit! Véél te duur..
Tien minuten duurde het loven en bie
den. Eindeliik gaf de koopman ze voor
vier frank viiftie. die de vrachtrijder stui
ver voor stuiver uit z'n beurs haalde.
Daarna ging hii op z'n wagen zitten, deed
langzaam de schoenen uit en trok met een
stralend gezicht de nieuwe aan. Toen stond
hlf od en stampte eens. „Die passen mei
rieo hii tenslotte uit „Vooruit, knol!" De
kar reed verder. Maar voordat hij ziin
paard volgde, wierp de voerman de oude
schoenen in een sloot.
„Dié oude hebben 't lang genoeg uitge
houden!.. Dag.. Nine.. Huul peerd,
huu!" H11 klapte vroolijk met de zweep.
Nine hoorde het niet: ze loerde op de
oude schoenen en de kar was nog niet ver
weg. toen ze zich reeds op haar bult
wierp: ze zou tóch wat met Sinterklaas
krijgen! Dat zou ze! Zij liep vlug weg,
maar nauwelijks was ze uit het gezicht
der hulzen, of ze ging aan den weg zitten
om de schoenen eens op haar gemak te
bekijken. De oude schoenen waren ge
scheurd. de zolen vol gaten en zonder
hakken. Ze werden met touw bil elkaar
geleonden en waren zeker wel tienmaal
verzoald. Nine deed ze aan. liep er een
paar passen mee en sleepte ze voort, maar
viel. Nee! ze waren te groot, ze deden
pijn aan haar voetjes en ze waren lood
zwaar. Maar dat alles kwam er voor Sin
terklaas niet oo aan. Dan werd er niet op
gelet, op mooie schoentjes of oude klom
pen! Ieder kreeg wat.
Ze deed haar vondst onder in de zak,
gine de aardappelen halen, en kwam, ge
bukt onder haar last, maar met een ver
licht hartje, thuis. Wat verlangde ze naar
den avond en dan naar den blijden och
tend I Telkens zocht haar blik, toen ze op
haar schamel .leger lag, reeds ln het duis
ter onder den ketel, en beneden het gat,
waardoor men de lucht zag, de oude
schoenen van den vrachtrijder Zoo sliep
ze in en dien nacht droomde zij de heer
lijkste droomen....
Nine had vroeg wakker willen zijn: ze
sliep lang. Toen ze haar oogjes opendeed,
scheen de zon vroolijk in de hut en haar
erootvader herstelde reeds z'n netten. Het
kind wreef zich de oogen eens uit: plot
seling schoot haar alles te binnen: ze
liep naar den haard en haalde haar
schoenen te voorschijn.
....Er was niets in!....
Ze schreide niet, ze verroerde zich niet,
maar zat doodsbleek en als verlamd. In
ieder handje hield ze een schoen, ze keek
van den een naar den ander ,en haar
hartje scheen stil te staan.
Eindelijk zag haar grootvader het.
„Wat heb Je toch, klein ding?"
„O, grootvader, grootvader!,.,. Het is
Sinterklaas
De oude stond op, nam de schoenen ln
z'n hand en barstte eindelijk ln een scha
terlach uit.
„O, die zottin, die zottin! die heeft me
daar haar schoenen gezet. Maar, domme
meid, de oude Klaasman zal ze voor de
mijne hebben aangezien en daarom heeft
hii er niets in gedaan".
Nine hoorde niets meer. Haar keel werd
als dichtgeknepen en ze zonk op het stroo
neer om aan haar tranen den vrijen loop
te laten.
Maar wat was dat? Waarom sprong ze
in eens op. alsof een slang haar had ge
beten? Ze voelde iets hards en vond on
der het stroo twee laarsjes vol suikergoed
en een pak kleeren.
De oude veldwachter had z'n vrouw
over het arme kind gesproken en belden
hadden die verrassing bedacht. De goede
man kon in het krot geen schoorsteen
vinden en had daarom het pakje naast
Nine neergelegd, toen ze sliep.
Sinterklaas had de arme Nine niet ver
geten
(Naar het Fransch).
SINTERKLAAS IS GEKOMEN.