Een geschilderd portret van wijlen Prins Hendrik
76s,e Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
V
FEUILLETON.
DE ONBUIGZAMEN
DE ZITTINGEN VAN DE FRANSCHE
KAMER ZIJN WEER BEGONNEN. Op de
regeeringsbanken Laval, luisterende naar een in
terpellatie van den afgevaardigde Leon Blum.
DE MOEILIJKHEDEN WAARMEDE DE ITALIA ANSI IIE SOLDATEN
AAN DE ABESSYNISCHE OORLOGSFRONTEN DIKWIJLS TE KAMPEN
HEBBEN brengt deze foto in beeld. Een auto met Italiaansche officieren
moet in de omgeving van Makallé door
een stroom.
BEN GESCHILDERD PORTRET VAN WIJLEN PRINS HENDRIK. In op
dracht van, het hoofdbestuur van het Ned. Roode Kruis, is door de Haagsche
tchilderes mevr. M. Payne Best-van Rees een schilderij vervaardigd van wijlen
Prins Hendrik. Dit schilderij is gistermiddag op de algemeene vergadering van
het Nederlandsche Roode Krute onthuld.
|HEr SlEL'tVE KOOLHOTEN-IOESTEL de P.H.—A.L.A. werd op het
ïjtegveld Waalhaven door luit. D, L. Asjes,
ingevlogen.
RU DE LANDING OP HET VLIEGVELD WAALHAVEN werd
het onderstel van een mi litair vliegtuig ernstig beschadigd. Het
onderstel brak af, ook de schroef werd vernield.
PRINSES JULIANA BETREEDT HET H00FDGEB01W
VAN HET ROODE KRUIS IN DE RESIDENTIE om de
vergadering bij te wonen, waarin de overdraciht plaats vond
van het geschilderde portret yan wijlen Prins Hendrik.
ONGEVEER 41 DOODE HAAIEN spoelden op het strand van
B uddon- N e w .(S c hot landaan
|«a« het Engelsch van J. S. FLETCHER
door mr. H. J. H.
It
Ijk denk, dat het zoo gegaan is", zei
IS'Hoyland is een kundige mon-
F- Hij leerde zijn vak in Shelfield. voor-
'"ij zich hier als koper- en blikslager
®'?de. Ik heb hem eens hooren zeggen,
"ij eigenlijk altijd iets anders had
worden, maar dat zich die zaak
'indertijd ter overname voordeed, en
ti) die toen gekocht heeft. Maar hij is
3m'kundige genoeg, om een helsche
■mne te maken, waarmede de heele
'®u kunnen worden opgeblazen. Ik
zoo, dat hij en Miriam de hoofden
dkaar hebben gestoken om te over
's®. hoe ze zich op mijnheer Carsdake
wreken en dat zij toen als voor-
«rae gesteld heeft, dat Hoyland haar wil
air lu11' kiij haar geld wilde erven. Zoo
ik er over, mijnheer. En hoogstwaar-
djk heeft zij zelf dien bom daar
'erennacht neergelegd, maar niet
«keurig genoeg. En daarom zullen ze
„rn°e wel eens over doen! Het zijn een
Jienschen, die nergens voor terug-
itken!"
wat ben jij nu van plan te gaan
vroeg Louis.
tiL ll6t restie van zUn bier 'eeg
i.*Son weer te werken aan een draai-
11 eerste Rjagte gg. ik eens een kijkje
op de hel nemen", zei hij. „Als we ergens
den sleutel van dat geheim willen vinden,
dan moeten we dien onder het dak van
Miriam Scarpe zoeken".
„Nou, dan mag je wel goed op jezelf
passen", meende Louis.
„Och., dat komt wel terecht!" zei Bew
gewoontjes.
Hij ging op zijn gewone rustige manier
met zijn werk door tot de klok vier uur
sloeg, legde dan zijn gereedschap neer en
trok zijn jas aan".
„Dan ga ik nu maai'", zei hij. „Als ik
morgen niet verschijn en overmorgen ook
niet, dan weet u de reden".
„Vergeet niet, wat je zelf over die twee
gezegd hebt, dat ze gevaarlijke lui zijn",
vermaande Louis hem nogmaals. „Steek je
hals niet in een strop, waar Je niet meer
uit kunt komen!"
„Daar zal ik wel voor zorgen", ant
woordde Bew met een grijnslachje.
Zonder meer verliet Bew de werkplaats
en ging naar zijn kosthuis in een nabu
rige straat, waar hij zijn kostjuffrouw ver
baasde door haar te vragen op slag een
flink maal voor hem klaar te maken
„Ik ga een paar dagen uit", zei hij, „En
er is veel kans, dat ik weinig te eten zal
krijgen, voordat ik terug ben. Kook maar
een stuk of vier eieren voor me, goed hard
en geef me wat koude ham en een grooten
pot theedaar zal ik het wel mee kun
nen stellen, juffrouw".
Na flink gegeten te hebben, pakte Bew
zich een paar stevige boterhammen in,
deed de eieren in een stuk papier en stak
alles in zijn zak. Bovendien zorgde hij
voor voldoende tabak en lucifers. Ten
slotte haalde hij een veldflesch te voor
schijn, die hij half met rum en half met
melk vulde. Zoo voorbereid, trok hij een
.versleten, maar nog dikken Jekker aap,
stapte op zijn flets en reed de stad uit
naar de vallei.
Het begon te schemeren en toen hij in
de vallei was aangekomen, was het reeds
aardig donker.
Naylor Bew kende de heide en de moe
rassen rondom Ryvedale even goed als de
werkplaats van Louis John. Evenals de
meeste arbeiders uit het Noorden, had ook
hij een groote voorliefde voor de vrije
natuur en bovendien was hij een groote
vogelliefhebber. Zijn kamer stond vol op
gezette dieren, vogels door hemzelf gevan
gen en opgezet. Ook bezat hij een aardige
verzameling eieren, die hijzelf in den om
trek gezocht had. Zijn speurtochten had
den hem met ieder plekje van de helde,
het bosch en de veengronden vertrouwd
gemaakt Hij wist precies de broedplaatsen
der verschillende vogels te vinden en zoo
wel in den winter als in den zomer had hij
over de wijde vlakte gezworven. Het was
voor hem dus een kinderspelletje om een
paar uur de wacht te gaan houden over
de hoeve op de hei. Nachten had hij er
doorgebracht cm een of anderen vogel te
bespieden en vogels waren lastiger te be
spieden naar zijn meening, dan menschen.
Bew's weg voerde hem langs het huis
van Crabtree, de arbeidswoningen bij het
reservoir en den oever van het kunst
matige meertje. Vandaar voerde de weg'
naar het dorp, waar Carsdale den ramp
zaligen koop met den jongsten Scarpe had
afgesloten. Maar Bew was niet van plan
tot aan dat dorp te gaan. Hij wist een
hutje in een dalkom van de heide, op een
halven mijl afstands van de straat naar
Ryvedale en daar stalde hij zijn fiets. Met
groote zelfoverwinning onthield hij zich er
van om zijn pijp aan te steken, opdat het
vlammetje niet gezien zou kunnen worden
ex» ging behoedzaam in de richting der
oude hoeve Als hij eenmaal een goed be
schut plekje tusschen de rotsen gevonden
had, misschien dat hij dan wagen kon een
pijpje te rooken, maar nu durfde hij het
nog niet aan. Het was een vrij heldere
nacht.
Langzaam tusschen het hooge heide
kruid voortsluipend, kon hij de omtrek
ken der dingen nog tamelijk goed onder
scheiden. Heel in de verte zag hij de
lichtjes van enkele afgelegen huisjes aan
de andere zijde der vallei; tusschen twee
heuvels door herkende hij het licht van
een der fabrieken van Halfirth. Dichterbij
kon hij flauw de oppervlakte van het
reservoir onderscheiden en nog dichterbij
zag hij tegen den wat lichteren weste
lijken hemel de kantige heuvelspitsen der
zoogenaamde Reuzenpijlen zwart en hoe
kig afsteken. Toen hij tot op honderd me
ter genaderd was. kon hij ook de omtrek
ken van de Heldehoeve als een donkere
massa somber tegen de lucht zien opdoe
men. Nergens ontdekte hij eenig spoor van
leven. In geen der vensters brandde licht.
Geen hond blafte. Ergens in de verte op
de heide hoorde hij het blaten van een
schaap; eenmaal boven zijn hoofd den
schreeuw van een nachtvogel.
Op en om de hoeve was het echter
vreemd stil. Maar hij was er op voorbereid
om de wacht te moeten houden en op een
vijftig meter van de woning af kroop hij
in een boschje brem en hooge heistrui
ken en maakte het zich daar zoo gemak
kelijk mogelijk.
Langen tijd zat Naylor Bew in zijn
schuilplaats. De nachtwind suisde over de
bremstruiken en het heidekruid en langs
de schoorsteenen van de hoeve. Nu en dan
klonk het klagelijk blaten van schapen.
Soms drong het scherpe fluiten van een
locomotief tot hem door, die mijlen ver
weg langs den zoom der heide reed. Aan
de sterren kon hij zien, hoe laat het was.
Er kwamen hoe langer hoe meer sterren
en de nacht werd steeds helderder. Maar
op de hoeve bleef het donker. Hij begon
zich reeds af te vragen, of Miriam Scarpe
haar huis soms verlaten zou hebben, toen
de klok op den kerktoren van Ryvedale
tien uur sloeg en hij plotseling een takje
hoorde kraken onder een lichten voetstap.
Het volgende oogenblik kwam hem een
donkere gedaante voorbij en liep op het
huis toe en hij wist, dat Miriam van haar
rondzwerving was teruggekeerd.
De vrouw, die het schapenpad volgde,
kwam hem zoo dicht voorbij, dat Bew het
flapperen van haar rok en omslagdoek
kon hooren. Hij hoorde haar ook in zich
zelf mompelen, maar hoe hij zijn ooren
ook inspande, hij kon er geen woord van
verstaan. Hij zag haar het pad naar het
huis opgaan, hoorde, hoe ze de deur
opende en weer sloot. Even later zag hij
de vonken uit den schoorsteen omhoog
vliegen. Miriam had haar haardvuur aan
gestoken.
Even later nog vlamde het vuur fel op
en doordat die gloed door de ramen
scheen, bemerkte Bew, dat ze haar gor
dijnen niet gesloten had! Hij besloot van
meer nabij die vreemde vrouw te beglu
ren. Gewend de schuwe dieren der heide
te besluipen, kon hij gemakkelijk een der
vensters bereiken, zonder gehoord te wor
den. Weggedoken in een hoek van het
vooruitspringend portiek kon hij in de
huiskamer zien. En uit wat hij zag. kreeg
hij steeds meer den indruk, dat hij met
een vrouw te doen had. die krankzinnig
was of op het punt stond het te worden.
(Wordt vervolgd).