De inneming van Makallé - Hongersnood in Bessarabië 76ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE ONBUIGZAMEN naar het Engelsch van J. S. FLETCHER door mr. H. J. H. 8) „Hij niet. Hij heeft niets anders gedaan verhuizen naar een ouderwetsch huis *;en buiten Halflrth.een aardig, rus- huis met een mooien tuin. Neen, hij Soet niets van deftigheid hebben. Ik wel. Jat steek ik niet onder stoelen of ban- ik houd wel van een beetje ver- jjw. Als ik in mijn nieuwe huis trek, dan ™«t ik alles weer op z'n mlddeleeuwsch lakeien met zijden kousen en kuit- »oeken en een deftigen butleren van «dat gedoe. Het is een onschuldige ma- j1» om geld stuk te gooien. Maar Louis {keft daar geen zin in. Boeken, instru- ®«iten, wetenschappelijke werken, dat allemaal meer in zijn lijn. En kalmte! •«s zoo rustig mogelijk!" 'Hebt u me niet verteld, dat hij met de «Wer van Bickerdyke getrouwd is?" Jazekermet Margaret Mary 'b la, kort na mijn ruzie met Joe. Tegen ®mand een woord gezegd en er stilletjes «schen uit getrokken en getrouwd. Het ?Wn zeldzaam stelmaar ze passen ï™es bij elkaar. De nieuwe generatie, u? Moderne opvattingen. Ik snap ze Wat hindert dat, zoolang ze het met ~aar kunnen vinden? En dat gaat ik zoo wel 's hoor.best!" ,,Ik zou anders zoo gedacht hebben, dat dit huwelijk wel een verzoening tusschen u en Bickerdyke teweeg zou hebben ge bracht" meende. Rawlinson. ,,'n Soort fusie tusschen beide families!" „Werkelijk?" zei Oliver met een droog lachje. „Dan zou dat toch een volkomen verkeerde veronderstelling zijn geweest! Maar u kent ons menschen uit Yorkshire nog niet. Hebt u nooit het gezegde ge hoord, dat een man uit Yorkshire tien jaar lang met een steen in zijn zak kan loopen.... en na tien jaar hem in zijn andere zak zal steken en er mee door blij ven loopen, totdat hij misschien nog tien jaar later gelegenheid krijgt om met dien steen te gooien? Nou. ik heb mijn steen op Bickerdyke nog niet gegooid! Verzoe ning? Nee, waarde heer.daar is geen denken aan tusschen de Bickerdyke's en de Carsdale's! Tenminste niet, wat mij betreft! Ik wfl nooit meer iets met Bicker dyke te maken hebben!" „Maar dat moet den toestand voor u en uw zoon toch niet al te prettig maken", meende Rawlinson. „Neen.niet bijzonder! Dat is zoo. Maar ik en Louis begrijpen elkaar goed. We zijn allebei een beetje wat ze noemen excentriek. Ik kom nooit bij hem en hij niet bij mij. Nu en dan ontmoeten we elkaar wel op straat en dan zijn we zoo vriendelijk tegen elkaar als Je maar wen- schen kunt. Ik zeg: Zoo jongen, hoe gaat het? En hij vraagt: Wel vader, hoe staat het leven? Ik vraag: Gaan de zaken nog al naar wensch? En hij antwoordt: Uitste kend! En dan knikken we elkaar eens toe en gaan door. Wat wil je meer? Hij weet drommels goed, dat hij naar me toe kan komen, als hjj iets aoodig hgeften ik weet. waar ik hem vinden kan, als ik hem noodig heb. Snapt u?" „Ik snap. dat jullie hier in de buurt een raar soort menschen bent!" lachte Raw linson. „Maar dat jullie excentriek. Hij hield op, toen een der dienstboden binnen kwam en den heer des huizes vra gend aanzag. „Meneer Louis John. meneer", diende ze aan. „In de tuinkamer!" Oliver keek het meisje eenige oogen- blikken stom van verwondering aan HIJ nam zijn sigaar uit zijn mond en wist zoo gauw geen woorden te vinden. Eindelijk zei hij luid en op bevelenden toon„Breng hem maar hier!" En zich tot Rawlinson wendend, vervolgde hij: „Dan is er zeker iets niet in orde! Hij zou hier anders niet gekomen zijn. En we hadden het juist over hemja, dat moet ik toegeven, dat is toch wel een beetje vreemd!" Hij stond op en was halverwege de deur, toen zijn zoon binnen kwam en voordat deze nog een woord kon zeggen, had hij al zijn vraag gesteld. „Wel, jongen, wat Is er aan de hand? Is er iets Louis, die Rawlinson al meer gezien had, gaf dezen een knikje en stak hem de hand toe. Maar terwijl ze elkaar de hand schudden, keek Louis naar zijn vader. „We zullen hopen van niet", gaf hij koeltjes ten antwoord. „Maar.ik vond het toch maar beter even te komen. Gaat u maar weer zitten en maak u niet on gerust!" Hij wachtte, tot Oliver weer in zijn ge- makkelijken stoel was gaan zitten, zette zichzelf half op tafel en keek zijn vader onderzoekend aan. „Ik zie wel, dat u er nog niets van gehoord hebt", be merkte Ipj. „Gehoord?Waarover? Vooruit, kom er mee voor den dag, jongen!" zei Oliver. „Het reservoir!" zei Louis. Rawlinson, die voor zichzelf een studie van Louis maakte en vond. dat hij bijzon der veel op zijn vader geleek in manier van doen en denkelijk ook in karakter, hoorde, hoe Oliver opeens hijgend den adem inhield. Hij keek om en zag, dat de oude heer doodsbleek was geworden en met de han den om zijn stoelleuning geklemd, voor overgebogen zijn zoon aanstaarde. „Toch niet waar?.. ..Onmogelijk!" riep hij uit. „Neen antwoordde Louis beslist. „Onmogelijk is het juist niet. Er is wat! Al weet ik het nog niet preciesNaylor Bew heeft het toch gehoordvan avond. Hij is dadelijk naar me toegeko men. En ik hierheen!" „Van wien heeft hij het?" vroeg Oliver. „Van een der werklieden aan de water werken in het diepste geheim", ant woordde Louis. „En, omdat hij een ver standige kerel is, heeft hij het niet geheim gehouden Wel een minuut lang keek Oliver zijn zoon zwijgend aan. „Je zegt, dat je niet weetwat er ge beurd is?" bracht hij er eindelijk uit. „Maar die kerel, die het tegen jouw knecht verteldeheeft die dan niets verder gezegd?" „Ja. die sprak over een scheur na tuurlijk in den dam", antwoordde Louis. „Een scheur in den dam herhaal de Oliver doodsbleek. „Weten jullie wel, wat dat zou beteekenen?" „Ik herinner me nog wel, wat u twee jaar geleden tegen me gezegd hebt", zei Rawlinson. „Ik heb ey al ajdcg>r ovqr zit ten denken. U zei toen, dat als die dam bezweek, de geheele benedenstad zou weg gespoeld wordenals een kaarten huis!" „Ja.en alles wat er tusschen de stad en dat reservoir gelegen is!" mompelde Oliver. „Ook mijn nieuwe huis! Kom!" zei hij, opstaande, en zijn sigaar weggooiend. „Of we hier al zitten praten geeft ons niets! Ik ga naar den hoofdopzichter toeik ga naar den dam toe! Ik moet het weten!" Louis John ging met zijn vader mee en ook Rawlinson stond op. „Ik ga mee", zei hij. „We moesten maar samen gaan. met ons drieën!" Oliver liep naar de hal en trok een jas aan. Met zijn pet in de handen bleef hij, in zichzelf mopperend, staan wachten, tot de anderen ook klaar waren, deed dan de buitendeur open en staarde naar buiten in de duisternis. „Wat stikdonker!" bromde hij. „Groote goedheid, als zooiets toch eens gebeurde. Kom mee! Blijf maar vlak bij me!" zei hij, den stoep afgaande. „Ik weet hier op de hei den weg in het donker welblijf maar vlak achter me!" Buiten den tuinmuur van Olivers bezit ting, strekte zich de heide somber en zwart voor hen uit. Ook de hemel was zwart, zonder een enkele ster; uit het zuidwesten kwamen nu en dan windvla gen met enkele druppels regen. Voordat ze nog veel verder waren, begon Oliver te praten en Rawlinson hoorde aan zijn stem, dat hij niet slechts bezorgd, maar ook erg zenuwachtig was. .(Wordt vgrvolgty. DE HERTOGIN VAN KENT tijdens een wandeling met haar baby, prins Ed- vard, in de tuinen van Belgrave, Square, vergezeld vaai haar zuster, prinses Paul van Joego-Slavic. HONGERSNOOD IN BESSARABIE. Kinderen uit' Bessarabië op weg naar Boekarest. Door de geweldige droogte wordt Bessarabië thans door hongersnood geteisterd. DE NIEUWSTE FHVNSCHE MODE getoond bij de rennen te Auteuil. Zwarte baret met bont-cape, een stemmig geheel. DE HERDOOPTE OEHOE", THANS „ORIOL" wordt naar West-Indië verscheept met het stoomschip „Alkmaar" van de K.N.S.M. Het vervoer van Schiphol naar Amsterdam per dekschuit. Na den val van Makallé. De belangrijkste stad aan het Abessynische Noordelijke front, in han den der Italianen. In het midden Ras Koeksa (x) die tegenover zijn landgenooten verraad pleegde, omgeven door volgelingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5