Crematie mr. B. C. J. Loder - Tegen de lintbebouwing
DE ONBUIGZAMEN
/6ste Jaargang
LE1DSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
„VOL VERWACHTING KLOPT ONS HART" 5 December nadert met rasse
schreden en de jeugd toont nu reeds intenze belangstelling voor de etalage
van een speelgoedwinkel.
IN DEN DIERENTUIN TE DEN HAAG had gistermiddag een vergadering plaats ter behandeling van het vraagstuk
der lintbebouwing. Tijdens de openingsrede van den minister van
Waterstaat, jhr. va<n Lidth de Jeude.
DE CREMATIE VAN HET STOFFELIJK OVERSCHOT VAN WIJLEN Mr. B. C. J.
LODER in leven oud-president van het Permanente Hof van Internationale Justitie, op
Westerveld. V.l.n.r. sir Cecil Hurst, president Permanente Hof, jhr. van Karnebeek,
mr. A. Hammarskjöld, griffier Permanente Hof en generaal de Ridder.
■Hg
ÜE SIAHEESCHE GEZANT BRACHT EEN BEZOEK AAN HET KOLONIAAL INSTI-
TUUT TE AMSTERDAM. Tijdens den rondgang, 2e van rechts de
gezant Z.Exc. Phra Riem Virajahpak.
DE OORLOG IN ABESSYNIE. Italiaansche luchtstrijdkrachten, behoorende tot het eskader, La DisperatV, waar
toe ook de schoonzoon van Mussolini, graaf Ciano behoort, verkennen het
gebied in de omgeving van Makallé.
EEDSAFLEGGING OP DE NIEUWE
DUITSCHE RIJKSVLAG door de
recruten van de marine te Kiel.
naar het Engelsch vail J. S. FLETCHER
door mr. H. J. H.
26)
„Ik zal blij zijn, als lk Iets voor u doen
•kn", zei mijnheer Swansdyke. „En wat
oien raad betrefthoe zit het geval in
«kaar, waarde heer?"
Oliver trok minutenlang zwijgend aan
sigaar. Hij had een gevalen een
belang ookmaar zelfs tegenover
wansdyke wilde hij het zoo goed moge-
kik voordragen.
,.,U weet denkelijk wel", begon hij met
kuitengewone bedachtzaamheid, „dat ik
al heel wat voor Halfirth gedaan heb.
*k ben driemaal burgemeester geweest.
«n eiken keer heb ik heel wat tot stand
jtMachtBijvoorbeeld, die waterwer-
die zouden er nooit gekomen zijn,
J» Ik het niet doorgezet haden dan
"et nieuwe station en het goederen-
■JUj'onik heb bij de spoorwegen net
rU'ang aangehouden dat ze er eindelijk
jroamen. En feitelijk heb ik toch het
teuwe hospitaal laten bouwen.... ten-
«uiste, ik heb er het meeste aan bijge-
rfasen. ik heb toch zeker een paar dui-
P°nd meer gegeven dan wie ook. Ik
Van uwel, dat lk als een weldoener
Halfirth gerekend kan worden".
gaf Swansdyke toe, „daar kunt
«ent op doen geiden. En nu....?,"
„Nu ben ik van plan nog meer te doen",
vervolgde Oliver. „Ik zal ronduit met u
praten. Ik ben verreweg de rijkste man
van heel Halfirth verreweg!"
Swansdyke tipte de asch van zijn
sigaar af en keek zijn gastheer oplet
tend aan.
„Onder ons gesproken", zei hij, „op hoe
veel schat u uzelf dan wel?"
„In het ruwe weg zou ik zeggen een
paar millioen pond", antwoordde Oliver.
„Misschien wat meer, misschien wat min
der. Ik kan het op een vijftig of zestig
duizend pond niet zeggen".
„Dus toch wel zoo ongeveer?" opperde
Swansdyke.
„Ja, zoo ongeveer vrij nauwkeurig,
beter gezegd!" zei Oliver.
„En het geld komt nog steeds binnen?
Ieder jaar goede winsten?"
„Altijd maar door. Ieder jaar meer
winst!"
„Zoo?" zei Swansdyke bedaard. „En u
zei zooeven
„Dat ik van plan was nog meer voor de
stad te doen. Heel wat meer. En voor de
heele streek. Ik kan het me veroorlooven.
Zooals u weet heb ik niet veel familie om
voor te zorgen. Eén zoonéén klein
zoondat is alles. En mijn zoon zal wel
evenveel geld gaan maken als ik gedaan
heb.als het niet meer wordt!"
„Hebt u uzelf al eenige voorstelling ge
maakt van wat u doeh wilt?" vroeg
Swansdyke, die wel begreep, waar het
heen moest, maar graag wilde weten,
hoe Oliver er op aan zou sturen. „Al be
paalde plannen?"
„Jazeker... twee of drie", antwoordde
Oliver. „Als ik iets doe, dan doe ik het
liefst zoo, dat er eeaig voordeel uit
voortvloeit. Ik heb er niet zooveel mee
op om voor het tegenwoordige geslacht
iets te doendat kan met de tegen
woordige loonen en zoo meer goed genoeg
voor zichzelf zorgen, Bovendien geloof lk,
dat ik in de paar laatste jaren zooiets van
honderdduizend pond heb weggegeven.
mijn naam staat op iedere inschrijvings-
lijst. Maar ik zou graag een paar dingen
in Halfirth doen voor het komende ge
slacht. Natuurlijk zou mijn naam er blij
vend aan verbonden moeten zijn!"
„Natuurlijk!" stemde Swansdyke ln.
„Bijvoorbeeld?"
„Wel, om te beginen hebben we onze
oude Latijnsche school. Dat is nog een
oude stichting, ik geloof uit den tijd van
Hendrik den Zesden. Ik ben een van het
bestuur en weet er dus alles van. Die
heeft geld noodigvoor alles en nog
wathet oude fonds was voor vroeger
jaren genoeg, maar voor tegenwoordig is
het lang niet meer toereikend. Ik heb er
niets op tegen vijftigduizend pond te
geven om er van te maken, wat die school
hoort te zijn".
Swansdyke toonde geen verrassing bij
het hooren van zulk een geweldige som.
Hij knikte bedaard en bleef aandachtig
luisteren.
„Enwat nog meer? U sprak over
twee of drie plannen."
„Dan is nog een ding heel hard noo
dig", zei Oliver. „We hebben ln Halfirth
een eerste klas, goed ingericht, welvoor
zien werktuigkundig college hard noodig.
Beter dan iemand anders zie ik in, welk
een voordeel dat voor de stad zou zijn.
En ik ben bereid er ten allen tijde hon
derdduizend pond beschikbaar voor te
stellen!"
„'n Prachtidee!" riep Swansdyke uit.
„Trouwens allebei die plannen zijn uit
stekendhet kan niet beter! Maar.
u zei nog zoo iets van een of ander, dat u
voor de streek wiide doen. Hebt u daar een
bepaald voorstel over?"
„Ja", antwoordde Oliver. „Daar heb ik
ook aan gedacht. En ook dat zal den vorm
aannemen, van iets. dat ten bate der al-
gemeene ontwikkeling komt. Zooals u
weet hebben we hier in het graafschap
twee universiteiten. Het is wel vreemd,
maar toch een feit, dat aan geen van
beide gelegenheid bestaat om te studeeren
ln een taal, die, als onze handel zich ln de
richting van heden blijft bewegen, met
tertijd onmisbaar voor ons zal wezen, na
melijk het Russisch. Ik wil aan beide
twaalf en een half duizend pond geven
om een leerstoel te stichtendaaruit
kunnen ze een professor toch minstens
zeshonderd pond tractement betalen".
„Uitstekend!" zei Swansdyke, zich wat
in zijn stoel omdraaiend, zoodat hij zijn
gastheer recht aan kon zien. ,.U bent dus
van plan bij elkaar honderdvijfenzeven
tigduizend pond weg te gevenvoor
volksontwikkelingen u bent bereid
dat te doenten allen tijde?"
Oliver begon te lachen en schoof het
sigarenkistje naar zijn gast toe.
„Bereid om morgen aan den dag de
cheques te overhandigen!" zei hij. „Ja,
natuurlijk, er zullen wel eenige formali
teiten bij te pas komenhet moet be
hoorlijk bekend gemaakt worden. Maar...
lk zal het binnenkort doendenkelijk
zoodra ik thuis kom".
„Best!" antwoordde Swansdyke, een an
dere sigaar opstekende. „En. laten wé
nu eens als menschen, die onze we
reld kennen, vrijuit praten. U hebt toch
zeker wel eens gedacht over zooals we bi]
ons zeggen: „voor wat, hoort wat?" Men
schen, die aan hun land groote schenkin
gen doen, verwachten meestal, dat de
regeering van dat landniet waar?"
„Ochdat is toch niet meer dan bil
lijk", bemerkte Oliver, die zich er niet
voor schaamde aan Swansdyke zijn be
doeling bloot te leggen, omdat hij heel
goed wist, dat Swansdyke net zoo gedaan
zou hebben, als hij geld weg te geven ge
had had. „Niet meer dan billijk!" her
haalde hij glimlachend. „Als iemand op
zoo'n manier geld weg geeft, nou, dan
mag hij ook toch wel rekenen op
,,'n Eerelintje of zoo! Natuurlijk! Waar
om ook niet? En hier te landebij ons
krijgt hij zooiets dan gewoonlijk ook.
Komzegt u eenswat zoudt u wel
verlangen? Eén ding weet ik wel zeker,
dat u niet verlangt!"
„Wat is dat dan?" vroeg Oliver een
beetje wantrouwend.
,,'n Titel van Jonkheer.antwoordde
Swansdyke met een sluw lachje. „Dat is
ook wel wat al te goedkoop. Maar, wat
denkt u vanbaron?"
Hij hield Oliver scherp ln de gaten en
zag op slag, dat hij er nog niet erg hap
pig op was. Oliver trok heel even de
wenkbrauwen samen enSwansdyke
lachte.
„Sir Oliver Carsdale. baron van
Carsdale.... dat klinkt toch nog zoo
slecht niet", zei hij lachend. „Maar....
een beetje eerzucht kan geen kwaad!
U mikt nog wat hooger, niet?"
Oliver richtte zich wat op en er kwam
een uitdrukking van vastberadenheid op
zijn gelaat.
CWordt vervolgd).