REBUS DORA'S TOOVERKROESJE (Nadruk verboden). door HELENA A. H. MARCUS. Dora was o zoo ziek geweest. Maar nu had de dokter gezegd, dat het ergste achter den rug was en het er alleen nog maar om ging, dat ze moest aansterken en.daarom flink eten en veel slapen! Wat waren Vader en Moeder blij, toen ze dat hoorden, want ze hadden zorg en ver driet gehad, toen hun Do daar zoo ziek lag en haar wangetjes zoo mager werden. Nu, wat het slapen betrof, was Do wel gehoorzaam. Dat ging ook eigenlijk van zelf, want als ze een poosje op bed had zitten spelen, dan werd ze moe en wan neer ze dan haar hoofd op het kussen legde, vielen haar oogen zoo maar dicht. Maar flink eten? He! dat was véél moei lijker! Dit lusttte ze niet en dat niet! En Moeder, die lekkere ziekenkostjes voor Do klaar maakte, werd er verdrietig van, dat Do na een paar hapjes al zei: „niet meer", en dan draaide ze haar gezicht weg en kwam er ook niets meer in. Zoo ook van morgen: twee reepjes van een dun boter hammetje; een paar hapjes van het eitje, een slokje melk met thee er door „Maar daar kun je toch niet van aan sterken, kind!" zei Moeder. Do schudde echter het hoofd en zei: „heusch niet meer!" Daarna lag ze wat te soezen en bekeek het nieuwe boek nog eens, entoen speelde ze wat met Rosetje de pop en Peek het konijn. Peek was de lieveling, al miste hij een oog en ook een oor. Do zelf had ze er uit- en afgepeuterd. maar toen was ze ook nog heel klein! Daar kwam Moeder weer binnen met een kroes in de hand Je ruit wel zin in een slokje drinken hebben," zei ze en hield Do een kroes voor, die Do nog nooit gezien had. „Een nieuwe?" vroeg ze dan ook dadelijk. „Ja, en een met een verrassing." „Hhh ..Ja ia. de verrassing zit in den bodem drink eens!" .Wat is het?" vroe» Do en ze trok alvast haar neus op. „Melk waar ik een ei doorheen geklutst heb met een schepje suiker Proef eens". ..Hè nee!" Je hebt aan het ontbijt je melk laten staan en bijna niets van je eitje gegetenProbeer het nu eens zóó Kan lk de verrassing niet eerst zien?" .Neen onmogelijk" lachte Moeder, „eerst moet de kroes leeg zijn". Zuchtend dronk Do den kroes half leeg. Het smaakt niet naar maar ze moest even op adem komen. Do probeerde den kroes scheef te houden misschien verschoof de verrassing dan en kon ze er iets van zien. Maar neen! en nog scheever kon ze 'm ook al niet houden zonder te morsen. Daarom dronk ze de rest ook maar op en toen. zag ze nog niets! Bij het zien van haar teleurgesteld gezicht zei Moeder: Houd het kroesje nu eens tegen het licht". En ja. toen zag Do in het porselein van den bodem gebakken een klein meisje met een grooten hond. die voor zijn hok zat. Toen ze den kroes eewoon hield en er in keek was het plaatje weg: wel voelde ze ribbeltjes en oneffenheden toen ze met haar vinger over den bodem streek. Hield ze den kroes zóó dat het licht door den bodem viel. dan zag ze het weer. .Van middag kom ik gezellig bii je zitten en dan vertel ik ie het verhaal van dit meisje met den hond", en na een hartelijken kus ging Moeder weer naar beneden. Do bleef liggen kijken naar dat grappige kroesje. Buiten-op waren scheepjes met bolle zeilen en een molentje in de verte een kroes, zooals je zoo vaak zag en dan. op eens. als iets heel bizonders zat hier een prentje in den bodemZe lachte er om. en voor ze het wist. sliep ze weer zoo'n versterkend slaapje, zooals alle kinderen noodig heb ben die ziek geweest zijn. Nadat Do met haar twaalfuurtje flink haar best gedaan had en ook het kroesje melkchocolade had leeggedronken kreeg ze Moeders verhaal te hooren. .Er was eens op een boerderij een groote waakhond, die Hek heette" zoo begon Moeder. .De hond was groot en sterk en blafte tegen allen, die het erf opkwamen Hii blafte zóó hard en keek zóó kwaad dat iedereen blij was. dat hij maar stevig met een dikken ket ting aan zijn hok vast zat De knechts en meiden die op de boerderij thuis hoorden, pasten wel op dat ze niet te dicht langs Heks hok liepen; dan schoot hii er in eens uit. zoodat je een doodschrik kreeg. Een echt goede waakhond" zeide boer. En de boerin, die hem altijd zijn eten bracht zei: „Hek is nog zoo'n kwade niet maar laten de menschen het maar denken, dan komen er geen dieven op de boerderij". Het jongste kind van de boerin was meisje: Jannle. Zij ging altijd mee, Moeder eten aan Hek bracht. Jannie ook wel wat bang voor hem en kwam ook nooit té dicht bij hem. Toch ha wel medelijden met het dier: Nooit lie; arme Hek eens vrij rond; altijd zat hij het hok vast, zoodat hij maar in een r.en kring er om heen kon loopen, o boven op springen, om in het zonnet] dutten. Dat was alles! Op een keer speelde Jannie met bal. Op eens rolde die weg, ze kon hem meer inhalenboems daar stuith bal tegen Heks hok en bleef daar lie Meteen kwam Hek er uit en ging er liggen, naast den bal! Ooo! hoe moe dien nu terugkrijgen? Wachten tot M< uit de stad thuiskwam, of de broertje school? Die waren zelf ook bang voor Maar waarom was ze eigenlijk bang hem9 Hek lag daar zoo rustig en toe „Hek" zei, keek hij haar zoo versta aan en kwispelde even met zijn staal Toen vatte Jannie moed en kwam terbij en toen ze haar bal opraapte, Hek haar maar steeds aan, alsof h iets wachtte. Plotseling legde Jannie hand op zijn kop en streelde hem. groote tong likte de hand van het k vrouwtje en van dit oogenblik af weri een groote vriendschap tusschen die Geen dag. of Jannie ging voor gezels bij haar vriend zitten, die zoo alleen ii hok woonde. Iedereen had er plezier 1 een van Jannie's broers nam een k van het tweetal. En dat heb jij nu bekertje," besloot Moeder het verhal „Mooi," zuchtte Door en voortaan ze alles, wat maar kon, uit het kroesje ken: uitgeperste sinaasappels, thee e het middageten bouillon, van alles. En ze 's nachts wakker werd en het kr met melk gevuld naast zich zag s dronk ze dat met kleine slokjes leeg, onderwijl voorstellend, hoe verrast M zou kijken den volgenden morgen. N was ook zoo. „Het lijkt wel een to kroesje," zei Moeder „Het zal nog helpen, dat je gauw dikke wangetjes en weer op mag staan. Heerlijk. kin< Do, die het kroesje weer eens tege licht hield, lachte en zei: „Niet ied heeft dan ook een tooverkroes!" (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 16