Het te bouwen schip „Prinsendam" - Bouw onderzeeër DE ONBUIGZAMEN 76*le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De bouw üan de „Prinsendam Maquette van het te bouwen schip. FEUILLETON. j~\ DE VEREENIGING VOOR VOLKENBOND EN VREDE organiseerde in het Concertgebouw te Amsterdam Ue gCWCtetl CLCLTÏ TOtlCTleen openbare vergadering, waar sprekers van alle richtingen het onderwerp: De Volkenbond en het conflict A i .7 j.r i AbessyniëItalië behandelden. Een der Abessynische troepen ctcin het zuideltj jront op open terrein, sprekers aan het woord. HET ECHTPAAR RAMAEKERS te Maastricht vierde zijn 65-jarig huwe lijksfeest. Bruidegom laat zich een extra ,,pint" bier inschenken. VOOR HET KONINKLIJK PALEIS OP DEN DAM en dan op de fiets, dat is de foto, die de Amerikaansche matrozen van den te Amsterdam vertoeven den torpedojager laten maken, om naar huis te sturen. De bouw van de nieuwe onderzeeboot O. 16 voor de Ned. Marine op de werf te Vtissingen. »v naar het Engelsch van J. S. FLETCHER door mr. H. J. H. 6) „Ja, 'n dwaas, dat ik ooit mijn voeten onder dezelfde tafel met jou heb gesto ken!" snauwde Oliver. „Dat ik ooit heb gemeend, dat jij een eerlijke kerel was! Jij bent een leugenaar en een dief, Bicker dykejij hebt me belogen en mij mijn rechten ontstolenen ik zeg nog eens jij bent een schurkI" „Kom nou toch, Oliver! Kom nou!" riep de man, die reeds eerder zich verstaanbaar had trachten te maken. „Laat dat nou, beste kerelBlijf beleefd in je woor denfatsoenlijke taal onder fatsoen lijke lui!" Oliver wees met bevenden wijsvinger op Bickerdyke. „Fatsoenlijke lui!" smaalde hij. „Noem ie dat nog een fatsoenlijk mensch? 'n fatsoenlijke kerel gaat niet achter iemands i„ „0m aan rooven en stelen! Ik zeg dief is'"06 Bickerdyke een schurk en een „.Pb cans werd Bickerdyke vuurrood en J 'arp de krant nijdig neer, om zich w, Zljn .tegenstander om te wenden en mLÏ001', ^et eerst in het gezicht te zien. „met meer dief, dan jij bent!" schreeuw- "z«g nog een woord en dan zal ik eens laten zien, dat er in ons land nog wetten bestaan! Pas op, wat je zegt!" „Wet? Wet?" snauwde Oliver vol ver achting, „Als het op een proces aan komt, nou dan kan ik je maken en bre ken! Ik kan een pond uitgeven tegen jij een shilling! Loop maar naar de recht bank! Ik zal tegen iedereen in Halfirth openlijk verklaren, dat je een dief en een leugenaar bent, zoo dikwijls en zooveel als ik zin hebik zal jou leeren over den rechter te praten! Begin jij maar met eap proces, zoo gauw je maar wilttoe schiet op en laat me dagvaardenof dien een aanklacht tegen me inmij hetzelfde! De wet? Man, er loopt geen grooter boef vrij rond dan jij bentjij, Joe Bickerdyke!" Iemand, die naast Bickerdyke stond, stiet hem tegen zijn elleboog en mom pelde „Kom.... ga wegLaat hem maar aan zijn lot over! Zie je dan niet, dat hij buiten zichzelf isje prikkelt hem maar!" Oliver hoorde hem fluisteren, verstond het en lachte. „Hij mij prikkelen?" herhaalde hij sma lend. „Ja, zooals een horzel een paard prikkelt! Maar ik zal hem een heel wat dieperen steek geven, voordat ik met hem heb afgedaan! En ik zal eens een boekje van hem opendoen. nu meteen! Jullie denkt natuurlijk, dat ik dol van woede ben", vervolgde hij, zich tot de omstan ders keerend. „Wie zou dat niet zijn?.... Zien jullie dien kerel hier? Kijk hem eens goed aan!Ik dacht, dat hij een vriend van me was.een vriend. Wij menschen in Yorkshire hebben een hoog idee van vriendschap.als we iemand een vriend noemen, dan achten we hem te vertrou wen! Ik heb dien kerel vertrouwd, nog niet zoo lang geleden heb ik hem een geheim toevertrouwdhet diepste ge heim, dat ik ooit heb gekoesterd. Ik heb hemin vertrouwenverteld, dat het altijd een groot verlangen van me geweest isom Ryvedale Abbey te koo- pen en daar de rest van mijn leven door te brengen. Waarom? Omdat ik daar ge boren ben en er als een arme jongen heb gewerkt en er mijn eerste shilling heb verdiend, 'n Gevoelskwestie? Natuurlijk... waarom niet? Ik ben trotsch op zoo'n ge voel. Ik heb hem vertelden zooals ik zei, als aan een vrienddat het mijn levenswensch wasen hij deed, alsof hij meevoelde en zei, dat het een heel nobele wensch van me was. Enwat is hij toen gaan doen? Als een rat is hij naar Londen geslopen, heeft daar lord Ryvedale opgezocht en zijn vriend bedro gen! Geen woord tegen me gezegd geen enkele waarschuwing! Kan 'n fat soenlijk man zeggen, dat hij geen leuge naar en geen schurk is? Hij is het allebeiHij heeft me bedrogendoen de, alsof hij een vriend van me was! Maar laat hem oppassen! Vriendschap kan in vijandschap ontaarden. Als liefde komt tot haat, dan is het duivels kwaad! Laat hem maar eens goed aan dat oude spreekwoord denken". Hij schudde zijn gebalde vuist tegen Bickerdyke, en de oudste der aanwezigen stak zijn hand uit en duwde die vuist omlaag. „Bedaard, kerel!" zei hij rustig, maar ernstig. „We hebben nu gehoord, wat je te zeggen had.Je bent diep gekrenkt. dat lijdt geen twijfel.... Maar.... ;wat heeft hijde anderer tegen te zeggen?" Bickerdyke had onder dien uitval van Oliver zijn bedaardheid teruggewonnen en hij nam de krant weer op en deed, alsof hij die las. Onverschillig keek hij naar den spreker op. „Ik zal jullie gauw genoeg vertellen, wat ik er op te zeggen heb", antwoordde hij. „Dit! ieder heeft recht, om voor zichzelf te zorgen. Ik had evenveel recht om Ryve dale te koopen, als Carsdale of wie dan ook. Toevallig heb ik er nooit over gespro ken, dat ik plannen in die richting had, maar waarom zou ik dat ook gedaan heb ben? Carsdale heeft twintig jaar geleden zich een groot nieuw huis gebouwd ik ben tevreden geweest met een oud krot, waar ik al dertig jaar in gezeten heb. Waarom zou ik Ryvedale niet mogen heb ben, als ik er de kans toe kreeg? Ik kreeg die kansverleden weekonge zochtlord Ryvedale bood me het huis zelf aan. Ik accepteerde dat aanbod. Dat is alles, wat er over te zeggen valt." „Hooren jullie dat!" riep Oliver uit. „Het werd hem aangeboden! En hij wist, dat ik, zijn vriend, het graag wilde hebben! Dat is me ook 'n vriend! Hij heeft zijn eigen veroordeeling uitgesproken!" Bickerdyke sloeg bedaard een blad van zijn krant om en keek even de gezichten der aanwezigen langs. „Ieder voor zich!" zei hij kalmweg. Ook Oliver keek ronden wist dat Bickerdyke het juiste woord gesproken had. Het was de overtuiging van de man nen, tot wie hij het gezegd had. Ze waren allen afstammelingen van een ras, dat voor zijn bestaan gevochten had.... ge slachten achtereen had ieder zichzelf al leen op den voorgrond geplaatst, en zelf behoud was de voornaamste zoo niet eenige drijfveer van dat huidige ge slacht. Bickerdyke had niets anders ge daan, dan wat ieder der aanwezigen gedaan zou hebben. Je buurman den loef afstekenaan het langste eind trek ken bij een handelstransactieeerst aan jezelf denken en je niet bekommeren over een andergeen van de aanwezi gen zou ooit iets anders gedaan hebben en ooit gewetenswroeging hebben glhad over zijn daad. Met een plotselinge bewe ging wendde hij zich om en liep naar de deur. „Ik mag verroesten, als ik nog ooit een voet zet, waar jij bent", snauwde hij in het voorbijgaan tegen Bickerdyke. „Jij er uitof ze zien me hier nooit meer terug!" Er heergchte doodelijke stilte, toen hij de zaal verliet. Een der oudste aanwezigen volgde hem de straat op. Hij stak zijn hand onder Olivers arm en deze keek hem aan, zonder iets te zeggen. „Enbeste kerelwat nou?" vroeg de oudere man^. „Ik ga naar de Griffin", antwoordde Oliver, ,,'n Mensch moet toch wat te eten krijgen, of er 'n Bickerdyke is of niet!" „Dat is verstandiger praat!" viel de ander hem bij. „Ik ga met je meeals je het tenminste goed vindt. En zet Joe Bickerdyke nu maar- uit je hoofd!" „Nooit!" verklaarde Oliver met een woesten lach. „Nooit, zoolang ik leef! Hij heeft het dit keer van me gewonnen.... maar ik zal het op een heel wat betere manier van hem winnen, voordat ik met hem klaar bendat zul Je 's zien!" .(JVordt vervolgd)..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5