De oorlog in Abessynië - Athene jubelt - Opleidingsschip op binnenplaats DE ONBUIGZAMEN 76<te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. naar het Engelsch van J. S. FLETCHER door mr. H. J. H. 6) ■Ja, Ik doorzie het zaakje wel", bromde Oliver, „Bickerdyke heeft natuurlijk ge- jegdhier heb je contant gelden toen Is Zijn hoogheid door de mand ge vallen Maar waar heelt Bickerdyke de abdy voor noodigwat beteekent die voor hém? Ik ben daar geboren! Bicker dyke, die vervloekte kerel, is niet eens in Halfirth geboren. Hij kwam hier uit het Noordenik weet nog heel goed, dat hij kwam. Als klerk bij den ouden Pol- iardtoen ik al chef bij Chettleworth was. we hebben samen nog les op de Zondagsschool gegevenZoo'n genie pige rat!" Zwijgend bleef de zaakwaarnemer wach ten, tot Carsdale wat uitgeraasd zou zijn. Eindelijk keek hij eens op, in de hoop, dat zin cliënt wat gekalmeerd zou zijn. "Ja", zei hij eindelijk, „het is voor u een verschrikkelijke teleurstelling, maar het ls hu eenmaal een geval, waar niets meer aan te doen valt. Tochja, daar valt hie iets in "Wat dan?" „Wel", antwoordde Hargreaves, een beetje oeaeesd. „u zei daareven, dat u meen- ne dat uw zooneen oogje had op miss Bickerdyke. Veronderstel nu eens, dat het wt een huwelijk komt.in dat geval v ls immers eenig kindkomt het goed toch in uw familie! Dat is toch wel de moeite waard om eens over na te denken, meneer Carsdaleu zoudt het Bicker dyke misschien kunnen vergeventer- wille van de jongelui Maar Hargreaves had het laatste woord nog niet gezegd, of hij wist, dat hij voor doovemans ooren gesproken had. Oliver wierp hem een woedenden blik toe en ging naar de deur. „Ik vergeef Joe Bickerdyke nooit!" riep hij nijdig uit. „En wat betreft een huwe lijk tusschen mijn eigen vleesch en bloed en het zijne.... geen denken aan, beste jongen! Niet zoolang ik leef! Ik heb ja renlang geleefd in het vooruitzicht om dat oude goed te verkrijgen.. ik wil mijn leven nu besteden, om wraak te nemen op zijn nieuwen eigenaar! Enwreken zal ik me!" Met zware schreden ging hij de trap af en de straat op, in zichzelf mompelend, zonder zich te bekommeren over de men- schen, die hem tegen kwamen. Dat het nu juist Bickerdyke moest zijn. Het zou al een zware slag voor hem geweest zijn, als een vreemde hem was voor geweest, maar dat een buurman hem bestolen had, een in woner van zijn eigen stad, een vriend, dien hij meende te mogen vertrouwendat was meer dan bitter. En tengevolge van zijn bittere stemming kwam een gedachte bij hem boven, die niet ophield zijn stemming nog meer te versomberen, 'n Vriend! was Bickerdyke wel ooit 'n vriend geweest? Ja, ze hadden eikaar wel heel wat jaren en van nabij gekendze hoorden tot dezelfde par tijwaren leden geweest van denzelf den gemeenteraad, hadden samengewerkt in heel wat stedelijke aangelegenheden.. maar dat was nog geen vriendschap. Maar er was meer geweest. Hun heele leven lang waren ze buren geweest; ze waren het nog. Het huis van Bickerdyke lag nog geen mijl van dat van Carsdale af. Ze waren elkaar minstens eens per week komen be zoeken om een sigaar te rooken en sa men een glas port te drinken; beiden had den ze plezier in eikaars gezelschap ge had. Dat had toch wel veel van vriend schap weg! En er was nog meer geweest. Toen Carsdale zijn vrouw verloren had, -,vas Bickerdyke hem komen troosten en had hem gezelschap gehoudendat was toch wel vriendschap geweest. En in den laatsten tijd had Louis John Carsdale, de tenige zoon, die hem overgebleven was, het hof gemaakt aan Margaret Mary, de eenige dochter, die Bickerdyke ooit had gehaden de beide vaders wisten er van af en schenen beiden een stilzwijgende toestemming te geven. Jazekertot een half uur geleden zou hij Bickerdyke be slist een vriend genoemd hebben. Maar nu „Zoo'n valsche, gluiperige hond!" brom de Oliver. „Een, die stiekum belaagt! Maarik zal hem er onder krijgen! Ik zal hem Hij was op de Markt aangeland en voor de deur van de Halfirth Club, zonder het zelf nog bemerkt te hebben. En nu stapte hij naar binnen, de trap op naar den rooksalon, werktuigelijk gaande in de rich ting van zijn geliefkoosde hoekje, waar hij en enkele welgestelde vrienden gewend waren bijeen te zitten. Dat hoekje was door een scherm van de rest der zaal af gezet en toen hij dichter bij kwam, hoor de hij Hollis vertellen, hoe hij Oliver op de Hoogstraat ontmoet had en hem had verrast met 't groote nieuws van den dag. „En wat ik jullie zeg", vervolgde Hollis, „de oude Carsdale werd zoo bleek als een doek. Het scheen een vreeselijke slag voor hem te zijn en...." „het sloeg hem toch niet ter neer", vulde Carsdale aan, terwijl hij om het scherm heenstapte. „Én hier staat hij nu voor je, mijnheer Kletsmeier! Nou Maar Hollis keek langs Carsdale heen en er kwam een vreemde glimlach op zijn ge laat. En toen hij dien glimlach zag, draai de Oliver zich om en stond recht tegen over Bickerdyke. HOOFDSTUK m. Als krachtige mannen woedend zijn. In dat voor Carsdale en zijn clubje hei lige hoekje van den rooksalon waren alle bezoekers aanwezig. Enkelen zaten om een tafeltje een glas sherry of port te drin ken; anderen stonden met de handen in den zak wat rond te hangen. Allen had den met belangstelling naar het verhaal van Hollis geluisterd. En nu keerden allen zich, in een veelzeggend stilzwijgen, om in afwachting hoe de ontmoeting tusschen Carsdale en Bickerdyke, den nieuwen eige naar van Ryvedale Abbey, die langzaam en vol zelfvertrouwen toetrad op den man, aan wien hij zooveel ontnomen had, zou afloopen. Ze vormden een scherp contrast Carsdale, toch al groot, gezet, leek met zijn zwaren baard nog grooter en dreigender dan ooit. Bickerdyke daarentegen was een kleine, dikke man, gladgeschoren, met een siuwen trek ln zijn oogen, en hij liep heel rechtop om zoo groot mogelijk te schijnen en met gemaakte deftigheid. Er hing een dreigende atmosfeer, als voor een veldslag Oliver stak een zijner groote, behaarde handen uit en greep Hollis bij den schou der, draaide hem om naar Bickerdyke en duwde hem vooruit. „Weet je er van, wat deze klapekster de heele stad rondvertelt?" vroeg hij, zijn baard vinnig vooruitgestoken. „Dat jij Ry vedale Abbey gekocht hebt! Wat zeg je daarop, Bickerdyke?" Bickerdyke keek met zijn kleine oogen de vergadering rond. Zijn mondhoeken vertrokken in een zwak lachje. „Hij kan dat vertellen, tegen wien hij rnaar wil!" antwoordde hij achteloos en uitdagend. „Dat is heelemaal geen geheim. Ik heb het gekocht!" Oliver schoof Hollis op zij en kwam recht tegenover zijn tegenstander staan. „Dan ben jij een schurk!" zei hij. „Een gemeene, leugenachtige schooier! En ik zal het hier voor jou zoo ellendig en onver- dragelijk maken, dat je den dag zult ver- wenschen, dat je hier in palfirth gekomen bent! Je bent een schoft, Bickerdyke je bent en leugenaarje bent een dief!" Er ontstond een zacht gemompel onder de omstanders bij elk scheldwoord, door Carsdale geuiteen gemompel van af keuring en verwijt. Een der ouderen be gon in duidelijke woorden te protesteeren. Maar Bickerdyke haalde de schouders op en nam een krant van de tafel. „Je bent een dwaas, kerel!" zei hij be daard. .(Wordt vervolgd), J ITAL1AANSCHE TROEPEN Al'DEELING MET ZWAAR BEPAKTE DE LEERLINGEN VAN DE KWEEKSCHOOL VOOR DE ZEEVAART TIJGERIN MET JONG een aardige snapshot uit dep MUILEZELS die proviand naar de voorste TE AMSTERDAM leggen de laatste hand aan het nieuwe betonnen linies van het leger brengen. oefenschip op de binnenplaats. dierentuin te Bedfordshire, TE LONDEN is een protestmeeting gehouden tegen het Italiaansche hotelpersoneel in Londen. Een kok aan het woord. ITALIAANSCHE INHEEMSCHE TROEPEN onder leiding van Italiaan sche officieren. Deze troepen vormen het middengedeelte van het optrek kende leger aan het Noorderfront. ATHENE JUBELT. Atheensche royalisten met foto's van Koning George trekken door de straten, in verband met den a.s. terugkeer van Koning George.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5