De strijd in Abessynië - Ras Koeksa - N. S. B.-landdag
DE ONBUIGZAMEN
FEUILLETON.
76"' JaargangLEIDSCH DAGBLADTweede Blad
De oorlog in Abessynië.
DE LANDDAG VAN DE N.S.B. IN DEN HAAG. Ir. Mussert wordt toegejuicht bij zijn verschijnen in. de groote
tent in. het landdag-kamp.
ROEIWEDSTRIJDEN VAN DEN WESTELIJKEN ROEIBOND ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van RAS KOEKSA de Abessynische DE STRIJD IN ABESSYNIE. Italiaansche soldaten
de Roeivereeniging Delftsche Sport". Vierriems overnaadsche. 1. Spaarne, legeraanvoerder, die naar de schrijven brieven naar huis.
2. Delftsche Sport. Italianen is overgeloopen.
naar het Engelsch van J. S. FLETCHER
door mr. H. J. H.
S)
..Die dam is zeker wel reusachtig sterk",
Mi Rawlinson peinzend. „Stel je eens voor
dat die doorbrak, als het reservoir vol
was! Wat zou dan wel gebeuren?"
„Wat gebeuren zou?" vroeg Carsdale
®et een grimmig lachje. „U ziet zelf, hoe
smal de vallei isniet veel breeder dan
een halve mijlen bijna overal rots
wandenAls die dam doorbrak, dan
zouden eenige honderdduizenden kubieke
meters water hier als een lawine door de
vallei heen storten en alles, ook de oude
abdy, zou als een strootje worden mee
gesleurd en de stad zou weggemaaid wor
den als gras door een maaier en het zou
vernieling en dood beteekenenDat
zou gebeuren!"
„Bent u er niet bang voor, dat het eens
gebeuren kan?"
..Heelemaal niet", antwoordde Oliver
®et nadruk. „We hebben de beste inge
nieurs van heel Engeland hier gehad,
ren Is 'n sta®' dien dam te doen scheu-
toijgen" °l We moesten een aardbeving
.„r^e hebben vroeger toch wel aard-
waar?"11 111 deze streken Sohad, niet-
haalde lachend zijn horloge te
„Jadat kan wel.... Maar die dam
staat net zoo sterk, als ikzelfdie gaat
niet stuk. Zeg.zouden we niet een
stukje gaan eten? Ik heb altijd trek in
mijn Zondagsche souper...» dat komt,
omdat we dan vroeg eten".
Toen ze eenige minuten later door den
welonderhouden tuin naar het huis liepen
en Rawlinson de keurige kamermeisjes
door de openstaande ramen tafel zag dek
ken, schudde hij het hoofd.
„U leeft hier in weelde, meneer Carsdale
en u hebt hier alle denkbare luxeAls
ik u was, dan zou ik dit ver verkiezen
boven die oude abdy".
„Nietwaar! Dat zou u niet. Misschien
omdat u het bent. Maar als u In mijn
plaats was. dan zoudt u evenmin rusten,
voordat u hadt, wat u hebben wilde. Van
jongsaf is dat mijn streven geweest en
tot nu toe heb ik altijd succes gehad".
HOOFDSTUK II.
De slag.
Den volgenden morgen begaven Oliver
en zijn gast zich naar den keurigen wa
gen, die hen naar Halfirth brengen zou,
toen Rawlinson onwillekeurig zijn bemer
kingen van den vorigen avond herhaalde.
„Ja", zei hij, rondkijkend, alvorens in te
stappen, „ik zou dit.en verreweg
ookverkiezen boven die oude abdy.
als ik het voor het zeggen had, meneer
Carsdale U hebt werkelijk een schitterend
plekje uitgezocht om dit huis te bouwen!"
„Een tijdelijk verblijf, waarde heer....
een tijdelijke woning op mijn levens-
tocht", antwoordde Oliver glimlachend.
„Je moet hier en daar wel eens aanleg
gen, voor dat je in de haven belandt, waar
je zijn wilt. Natuurlijk zijn er menschen
genoeg, die dit huls graag willen hebben,
als ik er uit ben".
„Geef het mij maaren dan een
paar duizend pond om er te kunnen
leven", zei Rawlinson lachend. Man, wat
ben je toch gelukkig hier op die vrije,
onbegrensde hoogte te kunnen leven
en wat wil je dan daar naar beneden in
die vallei gaan wonen, waar je zoo goed
als geen uitzicht hebt? Maar jaieder
z'n smaak!"
„Juist!" zei Oliver, instappend. „En ik
ken mijn eigen smaak. Kom me maar
eens bezoeken, als ik er gevestigd ben!"
Hij bracht zijn gast naar het station in
Halfirth, zette hem op den express naar
Londen en begaf zich dan naar zijn mo
lens aan de buitenzijde der stad. Hij hield
er een vaste dagorde op na, waarvan hij
slechts hoogst zelden afweek. Van tien tot
twaalven was hij met zijn directeuren en
chefs der af deelingen bezig; van twaalf
tot één nam hij een kijkje in de club, keek
de kranten in en praatte wat met zijn
kennissen; om half twee lunchte hij, dan
ging hij weer een paar uur naar zijn
molens; tegen vijf uur reed hij naar huis.
Nu en dan zag men hem in de raadszaal
van het stadhuis. Dan weer presideerde
hij een vergadering van de Kamer van
Koophandel. Maar de meeste ochtenden
en middagen van de zes werkdagen wist
iedereen in Halfirth, die hem noodig had,
dat hij Carsdale treffen kon, óf in zijn
privé-kantoor op de fabriek, óf in een
hoekje van de rooksalon van de club.
Op dezen merkwaardlgen morgen was
Oliver een half uur eerder dan gewoonlijk
van zijn fabriek naar de club gegaan. Hij
was ,a wel zoover, dat zijn persoonlijke
tegenwoordigheid niet meer steeds noodig
was om de zaken te laten loopen.
Over zijn leger van meer dan driedui
zend werklieden had hij een staf van wel
geoefende en betrouwbare medewerkers,
aan wier hoofd weer enkele verantwoor
delijke chefs stonden, die hem van alles
rapport uitbrachten. En de groote fabriek,
die hij sedert den dag, dat hij haar van
Chettleworth gekocht had, volgens de
meest moderne begrippen had opgevoerd
tot een bijna volmaakte hoogte, werkte
zoo geregeld, dat alles toch wel goed zou
zijn gegaan, ook al had hij zich er nooit
meer laten zien. Maar de gewoonte deed
hem blijven; de gewoonte deed hem
scherp toezicht houden; de gewoonte
stuurde hem ook tegen den middag naar
zijn club. Hij liep als zooveel zakenmen-
schen in een soort tredmolen en verlang
de niets beters.
Maar dien morgen zou hij later dan ge
woonlijk op zijn club komen, al was hij
dan ook vroeger dan gewoonlijk er heen
gegaan. Op zijn morgenwandeling nam
hij steeds denzelfden wegvan de mo
lens en de pakhuizen, waar de lucht dik
en vettig was door olie en afgewerkte
stoom, door de geuren van wol en chemi
caliën, over de oude brug de steile Hoog
straat op en zoo naar zijn club- "W op
de Markt. Die morgenwandelii. een
gebeurtenis. Iedere man, vrouw oi rund in
Halfirth kende mijnheer Carsdale
kooplieden, die voor hun winkels stonden,
kregen een knikje van hem in het voor
bijgaan; hij kwam kennissen tegen, die
hij begroette; autoriteiten met wie hij
een woordje wisselde; vrienden, die hij
staande hield voor een praatje. En altijd
was er wel iemand, die hem een nieuwtje
wist te vertelleneen schandaaltje, of
een stedelijke belangrijkheid, die sedert
den vorigen dag gebeurd was.
Midden in de Hoogstraat kwam zoo'n
nieuwtjesbrenger hem tegen en hield hem
staande een kleinere fabrikant in het
zelfde bedrijf. Hij trok Oliver terzijde op
het trottoir en keek hem scherp en aan
dachtig aan.
„Hebt u onderweg het nieuws al ge
hoord, meneer Carsdale?.... Van Zater
dag?"
Er was iets in den toon van den man,
dat Oliver op hem deed neerzien van af
zijn zes-voet-hoogte met een zekere
nieuwsgierigheid.
„Neendat ik weet niet.... Wat ia
er dan voor nieuws?"
„Niets over Joe Bickerdyke gehoord?"
vischte de ander uit, hem nog steeds goed
opnemend. „Geen enkel praatje?"
„Ik heb geen woord over Joe Bickerdyke
gehoord", antwoordde Oliver. „Ik heb hem
in de laatste paar dagen zelfs niet
gezien".
„Neen, dat zal wel", hernam de ander.
„Hij is weg geweestnaar Londen....
Daarom, was hij hier nietMaar Za
terdagavond is hij teruggekomen".
„Nou? En wat zou dat?"
De nieuwsbrenger trok Oliver nog wat
meer uit het straatgewoel weg.
„Ik weet zeker, dat u er belang in stel
len zult", zei hij. „In uw jeugd hebt u
immers nog iets met dat oude huis te
maken gehad, nietwaar? Joe Bickerdyke
heeft Ryvedale Abbey gekocht!"
(Wordt vervolgd).
Links. Italia<insch'e tanks ia Het moeilijke Abessynische gevechtsterrein. Rechts: Geregelde Abessynische troepen in de buurt van Gerlogoebi.
TE ZWOLLE REED EEN AUTO DOOR EEN BRUG-
LEUNING. De wagen bleef halverwege hangen.
Er vonden geen persoonlijke ongelukken plaats.