Philips 529
Prof. Gelissen over ordening.
BÜITEWL. WEEKOVERZICHT
H. G. v, Luyken
7Gete Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 12 October 1935
Derde Blad
No. 23175
Een andere wereldschaakmatch
FAILLISSEMENTEN.
Installatie van de Vaste Commissie uit
den Economischen Raad.
WAARHEEN....
Rome was Zondagavond ln feestroes:
He nederlaag van 1896 bij Adoea was ge
wroken, de Italiaansche troepen hadden
Adoea bezet! Gezien ln het licht van de
oorlogsstemming, die er boven Italië
heerscht en gelet op het feit, dat deze
zelfs levendig moet worden gehouden,
volkomen te begrijpen.
Doch was er uit militair oogpunt be
zien wel aanleiding om over deze be
zetting zoo'n feest te maken? Wij voor
ons, wij kunnen dat niet inzien, In ieder
geval is duidelijk geworden, dat de Ita
lianen slechts tegenover een voorhoede
hebben gestaan van het Abessijnsche
leger, dat opdracht had, om geen groot
gevecht te aanvaarden. Mogelijk heeft de
bevelhebber Ras Seyoem zich niet geheel
aan zijn opdracht gehouden, doch ver
sterking van dichtbij gelegen troepen is
hem onthouden. En bovendien, Ras
Seyoem heeft het in ieder geval klaar
gespeeld om met zijn afdeeling de Ita
lianen niet alleen de handen vol te geven,
doch hij heeft zelfs voor verrassingen ge
zorgd. al ls er dan van een herovering
van de historische stad geen sprake. Re
den tot juichen is er voor de meest mo
dern uitgeruste Italianen dan ook geens
zins. Hun vooruitgang ls minimaal, ook
al wil men erkennen, dat het consolidee-
ren van de bezette posities tijd vergt. Uit
den loop van zaken blijkt wel glashel
der, welk een moeite de Italianen zullen
hebben om zich verder een weg te banen
door dit onherbergzaam bergland, dat al
steiler en steiler wordt naar mate men
verder Ethiopië binnen rukt vanaf de
Noordzijde.
Vanuit het Zuiden, waar het terrein in
ieder geval voorloopig heel wat beter is,
hebben de Italianen nu ook een opmarsch
ingezet, doch bijzonderheden daarover
ontbreken nog. De regenperiode had daar
nog wat nagewerkt, zoodat van een ge
lijktijdige actie moest worden afgezien, al
zou daardoor misschien grootere verwar
ring bij de Abessijnen zijn gewekt.
Neen, op het oorlogsterrein is er voor
den Duce nog weinig reden tot juichen!
En daarbuiten al evenmin! Hefc wil mo
reel toch wel iets zeggen, dat eerst de
Commissie van Dertien, daarop de Com
missie van Zes en tenslotte bijkans una
niem de gansche Volkenbond Italië aan
wees als de aanvaller, die het handvest
had geschonden! Blijkens de verdediging
van baron Aloisi had Italië daarop niet
gerekend. De Italiaansche woordvoerder
vroeg immers, waarom nu wel tegen Italië
aldus werd opgetreden, terwijl men dat
verzuimd had ln het Japansch-Chineesch
conflict, in den oorlog om den Gran
Chaco en bij de tegen de verdragen ln
doorgezette herbewapening van Duitsch-
land. Dat is dus een misrekening geweest
in den gedachtengang van den Duce!
Baron Aloisi heeft de hem op de schou
der gelegde ondankbare taak naar beste
kunnen vervuld. Een mooie rol had hij]
niet te spelen en eenig succes heeft hij
niet kunnen bewerkstelligen. Kwalijk ne
men mag men hem dit niet, hij stond
voor een onmogelijke opdracht. De toe
dracht der zaak was te duidelijk om er
Iets aan goed te kunnen praten.
Ware er van niets anders sprake ge
weest dan van een veroordeeling der Ita
liaansche politiek zonder dat daaraan
verdere gevolgen vastzaten, het zou zelfs
de vraag zijn, of ook beide Italiaansche
paladijnen, Oostenrijk en Hongarije, zioh
niet zouden hebben aangesloten bij de
algemeene veroordeeling!
De Volkenbond heeft echter niet vol
staan om Italië aan te wijzen als de aan
valler, hij heeft tevens de consequenties
daaruit getrokken door een coördinatie
commissie in te stellen, die volgens art. 16
sancties zal bepalen tegen Italië. En daar
mede zijn we gekomen tot de alles beslis
sende vraag: zullen deze sancties Italië
kunnen dwingen om te wijken en den
aanval te staken?
In het besef, dat het ging om zijn be
staan heeft de Volkenbond nu doorgezet
en voor het eerst in zijn korte historie
art 16 in werking gesteld. Zelfs met, voor
zijn doen, bekwamen spoed! Doch dit In
werking-stellen zal effect moeten sortee-
ren, anders zal het doel, de levenskracht
van het Volkenbondsstatuut aan te too-
nen, nog niet zijn bereikt.
De sancties zullen financieel en econo
misch zijn, mogen niet het cachet dra
gen van militaire maatregelen, anders
zou men wellicht een eind maken aan
den krijg in Afrika, doch in Europa een
gevaarlijker oorlog ontketenen. Zoo is de
algemeene gedachtengang van de Volken
bondsleden in goede bedoeling. Edoch, zal
dit zoo zijn door te voeren? De afsluiting
van Italië is al mislukt, nu Oostenrijk en
Hongarije de sancties hebben afgewezen,
waarbij speciaal opviel, hoe warm Oos
tenrijk, al dankt het zijn nog bestaande
onafhankelijkheid geheel aan den Vol
kenbond. tenminste financieel en econo
misch!, voor Italië partij koos Het is voor
Oostenrijk te hopen, dat het zich voor
loopig financieel zal kunnen redden, want
van den Volkenbond heeft het in dit op
zicht thans weinig meer te verwachten
En dan, wat zal Duitschland doen? De
kleine pressie, nog op belde vroegere leden
oer Donau-monarchie te oefenen, geldt
met voor het Derde Rijk en al is de stem
ming van het volk anti-Italiaansch, voor
de regeering is dat nog niet direct een
re?,5" om den Volkenbond te steunen
vrij algemeen is dientengevolge de
vrees, dat de sancties, zooals deze aan
vankelijk zijn gedacht, niet het gewensch-
te resultaat zullen hebben. Zal men dan
de mislukking willen erkennen of verder
gaan? Met alle gevolgen van dien
Deze vraag is niet gemakkelijk te be
antwoorden. Lag het aan Engeland al
leen, dan zou ongetwijfeld verder wor
den gegaan, zelfs tot een effectieve blok
kade, doch het Frankrijk van Laval, dat
naast Engeland den toon aangeeft, blijft
het groote vraagteeken. Nog steeds aar
zelt Laval om iets te ondernemen, dat de
Italiaansche vriendschap verloren doet
gaan, al wil hij evenzeer de Engelsche
vriendschap bewaren. Het is trouwens
merkwaardig, hoe over Engeland een
soort verbeten stemming ls vaardig ge
worden, zooals wel zeer scherp naar vo
ren komt tengevolge van het aandurven
van Lagerhuis-verkiezingen door deze re-
^ering op grond van de bultenlandsche
politiek! Doch misschien kan Engeland
TvAMj
REMISE OF MAT?
RECLAME.
1968
contant f. 108
Betaalbaar in 12, 15
of 18 maanden.
Breestraat IVo. 30
Telefoon 35
Uitgesproken
A. J. Angevare te Voorhout. R.-e. mr. G.
Scholten. cur. mr. J. M. Hempenius te
Warmond.
Joh. Rekelhof, tuinder te Langcraar, ge
meente Ter Aar. R -c. H. Haga, cur. mr.
H. P. van Heijst te Alphen.
Opgeheven de faillissementen van:
H. Gordi.in. Leiden: J. J vin Vliet, Ha-
zerswoude W. de Roode, Leiden
den Volkenbond tot grootere activiteit
dri'/en. zooals he1" totdusve. dr 1 idende
f - ur te Genève is geweest in dit, oor-
lr-scor.f! iet.
Maai waarheen saat dp wereld?
Waarheen gaat ook Griekenland? Naa-
dr monarchie, zal men zeggen, doch dit
gcchlfdt op een wijze, die weinig over -
tuigen-* is en die maar r.l te zeer in zich
bergt, de waa cWjnlijkheid van 'n tegen
zet wanneer het Griekenland weer eens
niet voor den wind gaat onder het Ko
ningschap!
O
De minister van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart, prof. dr. ir. H. C. J. H. Gelis
sen, heeft gistermiddag op zijn Departe
ment geïnstalleerd de vaste commissie
van den economischen raad ex art. 8 van
de wet op het algemeen verbindend en
onverbindend verklaren van ondernemers
overeenkomsten.
In zijn installatierede wees de minister
er op, dat de omstandigheden, welke tot de
totstandkoming dezer wet geleid hebben,
gezocht moeten worden in de zich sedert
geruimen tijd in het bedrijfsleven open
barende tendens tot samenwerking van
bedrijfsgenooten, een neiging, die ook aan
de kartel- en trustvorming niet vreemd is.
Deze wet aldus de minister mag
niet als een crisismaatregel worden be
schouwd. Het zijn dus niet de crisis-om
standigheden, doch een steeds toenemend
streven naar samenwerking onder de be-
drijfseenooten vooral ook als gevolg
van de wijzigingen, welke zich ten aanzien
van de structuur van ons economisch le
ven voltrekken dat aan de wet ten
rondèlag ligt.
De taak der overheid ligt. eenqvzijds m
het bevorderen van dit streven, indien
daardoor aan onrezonde concurrentie-toe -
standen een pinde wordt gemaakt, ander
zijds in het beoerken hiervan, indien tot
schade van het algemeen belang samen
werkende bedrijfsgenooten hun machts
positie misbruiken voor monopolievorming.
Het komt herhaaldelijk voor, dat een in
het algemeen belang gewenschte samen
werking tusschen de bedrijfsgenooten ver
ijdeld wordt, door het tegenstribbelen van
enkele ondernemers.
De bij algemeenen maatregel van be
stuur algemeen verbindend verklaarde on
dernemersovereenkomsten gelden voor alle
bedrijfsgenooten tegenover ieder, die bij
de nakoming een redelijk belang heeft.
Anderzijds geeft de wet de bevoegdheid
overeenkomsten, welke het algemeen be
lang schaden en tot ongewenschte mono
polievorming aanleiding geven, te door
breken. Richtsnoer is dus ook hier weer
het algemeen belang.
In de wet is de verplichting vastgelegd
t.ot, het hoo'en van belanghebbenden. Deze
verplichting beoogt een alzijdige beoor-
deeiing van de vraagstukken te bevorde
ren. Niet wordt gevraagd een advies, over
den inhoud v*n de overeenkomst zelve. Het
zon echter cniirst zijn hieruit af te lpiden,
dat een nauwgezette bestudeering en be
oordeling van de ondernemersovereen
komst zou kunnen worden achterwege ge
laten, het is duidelijk, dat de Inhoud van
den algemeenen maatregel van bestuur ge
heel en al bepaald zal worden door diem
van de algemeen verbindend of onverbin
dend te verklaren ondernemersovereen
komst.
In het algemeen moge gezegd zijn, dat in
den algemeenen maatregel van bestuur zoo
noodig bepalingen zullen worden opgeno
men, welke een verstarring van het be
drijfsleven beoogen tegen te gaan. Voor
zieningen moeten worden getroffen, ten
einde het toetreden van nieuwe bedrijfs
genooten en de reeds bestaande outsiders
tot de organisatie der bedrijfsgenooten te
vergemakkelijken.
Wat betreft onverbindendverklaring, zul
len overwegende bepalingen in den alge
meenen maatregel van bestuur worden op
genomen, welke beoogen te verhinderen,
dat de onverbindendverklaring een onge-
breidelden concurrentiestrijd tusschen de
bedrijfsgenooten zal ontketenen.
Ordening, die ook deze wet beoogt, wil
naar mijn meening niet zeggen, het be
drijfsleven verankeren aan den steiger van
de haven der „beati possedentes". Orde
ning in den zin van deze wet moet voort
komen uit het bedrijfsleven zelve, en kan
slechts dan verbindend worden verklaard,
indien ze voor de economische verhoudin
gen in den er bij betrokken bedrijfstak
overwegende beteekenis heeft of kan heb
ben, en het algemeen belang de verbin
dendverklaring eischt.
Zij die zelf het groote voorrecht hebben
gesmaakt, of nog smaken, aan het hoofd
van een gToot bedrijf te hebben gestaan
of nog te staan, zullen vooral in deze zoo
veelzijdige functie in zich hebben gevoeld
of nog voelen de werking der sociale en
meer individueele krachten, in iederen
mensch, zij het dan ook in zeer verscheiden
verhouding werkzaam. Zij weten ook, dat
een bedrijf of onderneming slechts dan
groot en krachtig kan worden, indien ge
steld onder de bezielende en deskundige
leiding van den eenling, van den man, die
geest en hart aan zijn werk heeft verpand
en zich in volkomen harmonie en samen
werking met de onder hem gestelden aan
zijn taak wijdt.
Individueele krachten, zoo sterk werk
zaam in den echten ondernemer, hebben
vele grootbedrijven doen ontstaan, waar
van wording en opkomst met gouden let
ters in de annalen der technische en eco
nomische geschiedenis zijn neergeschreven.
Aan het ontstaan en het wezen van het
grootbedrijf is dan ook altijd nauw ver
bonden de naam van „een man", van den
stichter of leider.
Men behoeft ook in ons land slechts
om zich heen te zien om dit stuk geschie
denis levend voor oogen te hebben. Aan de
beteekenis van het persoonlijke element
mag naar mijn meening de gebondenheid
niet tornen. Goede ordening zij een ge-
reede voedingsbodem voor het immers on
misbare particuliere initiatief. De men-
scheüjke vrijheid en dus ook die van den
ondernemer, moet worden geëerbiedigd
voorzoover het algemeen belang zulks toe
laat, en slechts dan worden beperkt, als
het algemeen belang dit werkelijk eischt.
Ook in een organische volkshuishouding
dient te worden gewaakt voor behoud van
persoonlijke zelfstandigheid.
Hoe vaak ontleende de zon der sociale
wetgeving haar licht en glans aan het goed
geleide grootbedrijf. Een hoog sociaal
niveau is op den duur ondenkbaar in een
economisch moeras. Zoo richt de sociale
rector zich vaak parallel aan den econo
mischen, waar zulks niet het geval was,
grijpe de overheid wetgevend in, aldus
toonend dat haar roeping hooger is, dan
die van den ,,état gendarme" alléén.
Ordening in den geest van deze wet be
doelt meer dan bescherming van onder
nemer en arbeider, er zijn ook consumen
ten, hierop dient vooral bij het maken van
prijsafspraken gelet te worden. De uit op
rechte overtuiging geboren drang naar
samenwerking en eenheid in het bedrijfs
leven is alleen dan gezond als de gemaakte
afspraken ten bate van de algeheele volks
huishouding zijn Eenheid geeft macht
aan het bedrijfsleven, vooral als het geldt
den internationalen concurrentiestrijd,
deze macht moge echter nooit worden mis
bruikt ten opzichte van den vaderland-
schen consument, zij richte zich op tech
nische vooruitgang en economische verste
viging.
Mijne heeren, uw en mijn taak aldus
de minister zullen niet gemakkelijk zijn,
maar ligt hierin niet het aantrekkelijke?
Is het geen verheven gedachte mede te
mogen werken aan den opbouw van een
stevig en hecht georganiseerd bedrijfs
leven, een bedrijfsleven dat sterk kan
staan in den internationalen strijd om het
bestaan en op de eigen markt tegen
reëele prijzen kan leveren? Hoe hoog ook
de muren der handelsbelemmeringen om
bijna alle landen zijn opgetrokken, hoe
verschillend ook het kosten-niveau en het
sociale niveau in ons land van dan in
andere landen is, ons bedrijfsleven is en
blijft een stuk van het internationale be
drijfsleven. Ordening beteekene daarom
versterking maar nooit verstarring. Indien
zoo gezien, kan deze wet een zegen zijn
voor ons bedrijfsleven en zal zij leiden tot
versteviging van ons industrieele apparaat.
De rede van den minister werd beant
woord door den voorzitter der commissie,
prof. dr. Lieftinek. Hij wees er op, dat voor
abstracte beschouwingen over het voor en
tegen van ondernemersovereenkomsten de
tijd thans voorbij is. Evenzeer voor bespie
gelingen over de vraag, of de overheid met
deze overeenkomsten actief bemoeienis
moet hebben. De wet, op grond waarvan
deze commissie is ingesteld, gaat er van
uit, dat ondernemersovereenkomsten fac
toren kunnen zijn ten goede en ten kwade
en dat de overheid met het oog daarop
moet opkomen voor het algemeen belang
dat er bij betrokken is.
Steunt, bij gelijken prijs
en kwaliteit,
De f$"<torlanó*che Industrie.
r'"*m\ede d"*nf gti Uw land
En bestrijdt gij de werkloosheid.