Aksoem
- De
Volkenbond bijeen - Luchtüaarttentoonstelling
DE ONBUIGZAMEN
76»* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
De strijd in Abessynië.
FEUILLETON.
Een Italiaansche veldkeuken.
DE LUCHTYAARTTENTOONSTBLLING—van de heer Couturier te Soesterberg. VISSCHEN MIDDEN OP DE VELUWE. Het leegvis- £)e Volkenbond bijeen.
Het in orde brengen der oude schen van de groote vijvers van het jachtslot „St. Boven: Dr. Benesj in gesprek met Lange. Onder, v.l.n.r. Politi»
Fokker-toestellen. Hubertus" in het landgoed De Hooge Veluwe (Griekenland), Vasconcellos (Portugal) en Hijmans .(België).
naar het Engelsch van J. S. FLETCHER
door mr. H. J. H.
8)
Rawlinson, een pientere man van mid
delbaren leeftijd, keek Oliver eens van
terzijde aan. Ja, zoo dacht hij, dat was
wel echt in overeenstemming met het
karakter van zijn gastheer. Groot, breed
gebouwd, gespierd, recht van houding en
vol werkkracht, was hij echt een man,
die heel wat gedaan had en nog zou blij
ven doen. En beter dan ooit te voren be
greep hij het karakter van dien man.
Ja, ik zie nu wel inU bent een van
die menschen, die den bergtop voor zich
zien en er dan regelrecht heen omhoog
stijgen.
„Ik zal u alles vertellen!" zei Oliver, met
zijn duimen in de armsopeningen van
zijn vest gestoken, terwijl hij zijn sigaar
naar een zijner mondhoeken verplaatste
en achterover leunde op de ruw houten
bank. Door zijn half gesloten oogleden
tuurde hij naar Ryvedale Abbey, die, nu de
zon steeds lager aan den westelijken
hemel daalde, in de schaduwen weg
doezelde.
„Mijn vader was tuinbaas bij den ouden
lord Ryvedale", vervolgde hij dan. „Hij
woonde in een huisje achter in den tuin.
„,.zie van hier den schoorsteen nog.
Hij was een uitstekende tuinier.... had
liefde v°or zijn vak, ziet u? En hij wist
van werken af.... niet een van die acht
uren-menschen van tegenwoordighij
was van den vroegen morgen tot den
laten avond bezig. Hij leerde me wer
ken. de beteekenis van werk, ziet u?..
en hij prentte me in, dat menschen, die
werken, menschen worden, die iets te zeg
gen krijgen. Hij liet me tot mijn dertiende
jaar schoolgaan en zette me toen aan het
werk. Onder zijn leiding begon ikdaar
in dien tuin. Ik bleef er, tot ik achttien
wasvijf jaar heb ik leeren tuinieren.
En zoo komt het ook, dat mijn tuinen nu
zijn, wat ze zijnde beste uit de heele
buurt. Kijk, dat komt, omdat ik weet, wat
er te doen valt.van den practischen
kant dan altijd. Maar toen ik achttien
was, wilde ik toch wel wat anders, dan
altijd in een tuin werken. Ik wilde geld
makenveel geld. Ik had er zelf wat
bijgeleerdop avondschool. En zoo
kreeg ik een baantje bij Chettleworth, in
Halfirthin hetzelfde bedrijf, waarin
ik nu nog zit. Ik leerde het vak gauw, was
in drie jaar opzichter en op mijn der
tigste een van de firmanten. En toen de
laatste van de familie Chettleworth stierf,
nou, toen kocht ik de zaak op.en wat
die nu is.de fabriek van Carsdale
dat weet de heele wereld! En nu zal mijn
droom ook wel verwezenlijkt worden....
zooals ik altijd wel voorzien heben
dan zal het worden: sir Carsdale van
Ryvedale.
„U hebt zeker al onderhandelingen ge
voerd met den tegenwoordigen eigenaar?
Is hij willig om het u te verkoopen?"
vroeg Rawlinson.
Oliver wendde zich naar hem toe en
keek hem met een sluw lachje aan.
„Daar weet ik alles van!" zei hij. „Ik
ben met de zaken van den tegenwoordigen
lord Ryvedale zoo goed op de hoogte, als
met mijn eigen.,., tenminste bijna. Hij
heeft nooit iets om de plaats hier gege
venhij heeft een ander landgoed met
een meer modern ingericht huis, ergens
in het zuiden van Engeland. Hij is hier
heel zelden geweest.vroeger kwam hij
nog wel eens een enkelen keer om patrij
zen te jagen, maar dat doet hij in den
laatsten tijd ook al niet meer. Hij loopt al
een paar jaar met het plan rond Ryve
dale Abbey te verkoopenmaar Ja, het
is familiegoed uit de dagen van Hendrik
den Achtsten nogze hebben het van
hem gekregen, toen hij de oude monniken
er uit verjaagd haden zoodoende
hangt hij er nog een beetje aan. Maar
ik weet mijn weetje! Mylord vindt het
toch wel een blok aan zijn beenen
hij kan het geld best gebruiken. De laat
ste drie jaar is het niet meer geweest dan
een kwestie van tijdEn dan.ik
heb een kruiwagenzijn zaakwaar
nemer in Halfirth is ook de mijneMr.
Hargreaves. Zoodra Hargreaves in de ga
ten krijgt, dat het landgoed te koop komt
en dat hoort hij natuurlijk het eerste
nou, dan is de zaak gezond! Ik zal niet
afdingen.dat is niets voor mijop
een paar duizendal is het tienduizend
pond, komt het er niet op aan. Neen
geld telt hier niet mee. En duszooals
de zaken nu staanis Ryvedale zoo
goed als mijn eigendom. Als u volgend
jaar dezen kant nog eens uitkomt, meneer
Rawlinson, dan woon ik er misschien al.
Rawlinson stond van de bank op, liep
naar den rand van het ravijn en keek
neer op het voorwerp van Oliver's levens-
wensch. En ook Oliver stond op en kwam
naast hem kijken naar de oude grijze
muren met het donkere klimop.
„Wel de moeite waard om een leven
lang op te wachten", mompelde hij
zachtjes.
„Als je het dan ten minste in handen
krijgt!"
„Hoe groot is die bezitting feitelijk?"
vroeg Rawlinson. „Is het een groot land
goed?"
„Nog al!" antwoordde Oliver. „Daar is
het huis zelf en de oude ruïnen, die in den
zoogenaamden abdytuln staan. Dan heb
Je daar verder de tuinen en de stallen en
daar de behuizing voor het personeel en
het park en zoo meer. Bovendien hoort er
zoowat drieduizend bunder heigrond aan
de andere zijde van de vallei bijtot
ongeveer daar aan dien heuvel in de
verte. En de heele vallei, van de grens der
stad tot daar in het zuiden hoort er ook
bij, op één stuk grond na. Dat heeft trou
wens iets bijzonders. Kijk eens hier naar
benedenzie je daar, vlak tegenover
de abdy, aan deze zijde der rivier, een
soort plateau van grasland met een stukje
bosch aan het eene uiteinde en een soort
rotskloof aan de andere zijde? Nou, dat
stukje landalles bij elkaar een bun
der of zes, behoort aan een man, die een
eindje verderop een hoeve op de hei heeft.
Dat stukje land hoort aan zijn familie
van nog vroeger tijden dan Ryvedale en
lord Ryvedale en verschillende heeren van
Ryvedale hebben flinke sommen voor dat
stukje grond geboden, maar mis hoor!
Verderal wat je van hier tot zoover
je kijken kunt, zietdat wordt mijn
eigendom!"
Rawlinson liet zijn blikken goedkeurend
en bewonderend glijden over het toe
komstige eigendom van zijn gastheer.
Daarna wees hij naar een hoogen, groe
nen dam, door een soort muur bekroond,
die er uit zag als een middeleeuwsche
verdedigingstoren, welke de vallei naar
het zuiden afsloot.
„Wat ik vragen wqu.,*, wat is dat daar
voor een damdat is toch niet door da
natuur gevormd, wel? Een of andere ves
ting of wat is het?"
Het stuursche gelaat van Oliver ont
spande zich in een glimlachje vol zelf
ingenomenheid.
„Dat is één van de dingen, die ik be
reikt heb, waarde heer. Een van mijn
geslaagde pogingen om Halfirth vooruit
te brengen. Dat is de bekende Ryvedale-
dam! Daarachter ligt het Ryvedale-
reservoir. Twintig jaar geleden hadden we
hier geen fatsoenlijke watervoorziening in
Halfirth en toch was er op een paar
mijlen afstands water in overvloed. Ik
was toen pas in den gemeenteraad en heb
niet opgehouden, totdat ik mijn mede
leden en de burgerij aan het werk had
gezet. In de moerasgronden hier is water
in overvloed. We hebben daar toen een
groot bassin laten bouwen en die dam is
een waterkeering. In het eerste jaar dat
ik lord Mayor was. had ik de eer het werk
plechtig in gebruik te stellen. Het is één
van de beste waterwerken in heel Enge
land! Ik zal je eens een paar cijfers noe
men. ik ken ze zoo wel uit mijn hoofd.
Het reservoir strekt zich over zestig mor
gen land uit. Het bevat ruim vierhonderd-
millioen liter water. Het ligt achthonderd
voet boven den zeespiegel en vijfhonderd
voet boven Halfirthdeze vallei loopt
vrij snel af van het reservoir naar de
stadsgrenzen, zooals u ziet. Die dam is
ongeveer achthonderd meter lang! Ja, er
zijn natuurlijk lui genoeg, die beweren,
dat die dam de vallei van veel natuur
schoon beroofd heeft, maar daar ben ik
het niet mee eens. Ik ben trotsch op dat
waterwerk. Het is een van de beste
dingen, die we hier in Halfirth hebben!"
{jyorcU vervolgdj. t
- I, r
l)E OPHOOGING TAN I)E MOER.
DIJKBRUG. Het plaatsen van
de cylinders met gecomprimeerde
lucht voor de persinstallaties.
Aksoem, de heilige stad der Abessyniërs, die nog steeds
niet door de Italianen bezet is. Deze stad. die de hoofdstad
is geweest van een reeds eeuwen verdwenen Arabisch-
Afrikaansch koninkrijk, wordt door de Abessyniërs voor
heilig gehouden. Waarschijnlijk is zijl ook de residentie
van de koningin van Scheba geweest.