Het vorstelijk bezoek aan de hoofdstad - Pakhuisbrand te Londen GEVAARLIJK SPEL 76sle Jaargang LE1DSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON iiHfli GROOTE PAKHUISBRAND TE LONDEN. Op de Koloniale Werf brak een TER GELEGENHEID VAN DEN LANDBOUWFEESTDAG werd te FRANK FURLONG degelukkigewinnaarvan.de groote brand uit in een aan de Theems gelegen complex pakhuizen. Zeshonderd ton Purmerend een folkloristisch spel opgevoerd onder den titel: Kom je ook op Grand National paardenrace van dit jaar is te rubber ging in vlammen op. de bruiloft van Dirk en Jantje? De bruidsstoet op weg naar het stadhuis. Londen in het-"huwelijk getreden. Het bruidspaar.; Uit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 74) „Ik ben toch zoo gelukkig dat je van avond nog gekomen bent. Nu zal ik kun nen slapen en misschien gelukkige droo- men hebben. Als lk je maar kon doen be grijpen hoe ik geleden heb sinds je me hebt verlaten. Ik dacht over alles na en mijn hart was dood". „Arm kind. Ik zal probeeren je gelukkig te maken", zei hij. „Dat doet een lief woord van jou altijd. Ik leef voor jou, liefste". Hij kuste haar teeder en ze uitte een kreet toen ze begreep dat hij wegging. „Misschien zien we elkaar in maanden niet terug. Waar is je schip?" „In Weyport". „Daar is Stella. Ik zal aldoor denken dat. „Valda, vertrouw je me niet?" vroeg hij streng. „Jawel, maar ik kan er niets aan doen, dat ik jaloersch ben. Iedere vrouw, die lief heeft, is jaloersch". „Ik moet nu gaan. Als het kan zal ik morgen nog komen vóór ik wegga. Als ik vannacht nog ga, zal ik schrijven". „Dag lieveling. Ik dank je, dat je zoo goed voor me geweest bent. Je zult er nooit spijt van hebben". Ze klampte zich aan hem vast, zoodat hij haar armen los moest maken. Zijn bij zijn zou in Ryderstraat noodig kunnen zijn en hij moest zoo gauw mogelijk terug gaan. Er kwam een taxi voorbij, die hij aanriep. Met een vermoeide zucht liet hij zich in de kussens vallen. Had. hij goed gedaan? Hij had gehan deld onder de ingeving van het oogenbiik en was nu aan Valda gebonden met wat een onverbreekbare band scheen te zijn. Had hij goed gedaan? vroeg hij zichzelf steeds weer af. HOOFDSTUK XLIV. Toen Hallam de kamer verlaten had, deed Furber geen verdere pogingen om met den admiraal tot een vergelijk te ko men en scheen zijn nederlaag te hebben aanvaard. „Ik zou wel eens willen weten, of ik iets te eten mag hebben", zei hij. „Als Sylvester terug komt. Ga op dien stoel zitten en beweeg niet meer tot ik u permissie geef", zei de admiraal streng. Plotseling begon Furber zachtjes in zichzelf te lachen en de admiraal staarde hem verbaasd aan. „Pardon, mijnheer, maar ik dacht aan den baron. Die man is zoo ontzettend met zichzelf ingenomen en als hij ontdekt dat hij er in geloopen ishij hield veel- beteekenend op, „en nog wel met zoo'n sul als Hallam zou hij zichzelf wel wil len schoppen". „Je neemt de zaak al heel licht op". „Ik kan er niets aan doen. mijnheer. Ik ben altijd voorbereid geweest, dat ik van daag of morgen gesnapt zou worden. Ik heb verloren, dat is alles. Voor alle practi- sche doeleinden heb ik opgehouden te leven". „Ik begrijp je niet", zei de admiraal ongeduldig. „Dat is toch niet zoo moeilijk, mijnheer. Bij sommige naturen kunnen de indruk ken uit hun jeugd nooit worden uitge- wischt. Toen ik op de Brittannia kwam, was ik ongeveer dertien jaar. Toen was ik een heftige kleine patriot. Ze hadden me geleerd Duitschland boven alles lief te hebben. Mijn vader zocht me zoo dikwijls als hij kon op. Als ik verslapte, moedigde hij me weer aan. Duitschland is een jonge natie, maar jullie Engelschen begrijpen niet, hoe wij Duitschers ons land lief heb ben en vereeren". „Al die jaren van bedrog terwijl je leefde onder de mannen, die je verraad de. Je collega's, je vrienden „Ik had geen vrienden", antwoordde Furber met plotselingen ernst, „Mijn eenige vriend was Duitschland. Kijk me niet zoo aan ik schaam me niet voor wat ik gedaan heb. Veroordeel me hier. Ik wil niet naar Weyport terug". „Waar je je collega's officieren zult ont moeten en toch zeg je dat je je niet schaamt. Hoe zou je de longroom binnen kunnen komen van de Drietand b.v. en je collega's ontmoeten, die weten wat je gedaan hebt". „Ik zou me liever van kant maken", riep Furber driftig en zijn gezicht werd vuurrood. Sylvester kwam terug en zei dat hij een auto had besteld tegen elf uur. „Geef dezen man wat te eten", zei de admiraal kort en Sylvester ging den be diende waarschuwen die kort daarna de tafel kwam dekken. Er werd opgediend en Furber begon terstond te eten. Ze keken zwijgend toe en toen hij klaar was, werden de schotels weggenomen en keerde hij naar zijn stoel terug. „Je moogt rooken", zei de admiraal. De bediende kwam terug en bracht de tafel in orde voor een nieuwen maaltijd. furber keek er verwonderd naar. „Wilde u niet met mij samen eten?" vroeg hij, en de woorden kwamen met moeite. „Kon u dat verwachten?" was het be daarde antwoord. De admiraal bleef tot Hallam terug keerde en gaf toen zijn bevelen. „Je moet regelrecht naar Weyport rij den, daar zul je om ongeveer zeven uur aankomen. Als Furber lawaai maakt, stop je een prop in zijn mond. In deze enve loppe zitten geschreven orders. Je brengt Furber naar de „Schepter" en geeft dezen brief aan den admiraal. Uzelf gaat naar de Clytie. Ik denk dat het beter is als u voorloopig uit Londen is". „Ja, mijnheer", antwoordde Guy en ver telde over zijn onderhoud met den baron. „Ik moet je even alleen spreken", zei de admiraal en zei tot Sylvester: „Houdt den gevangene in de gaten. Houdt je revolver bij de hand", en ging toen, gevolgd door Hallam, de kamer uit. Hallam stond naast hem in de gang. De admiraal legde zijn handen op zijn schou der en zijn manieren waren ongewoon vriendelijk, toen hij sprak. „Ik vermoed, dat je iets over juffrouw Glyn gehoord hebt, iets dat je geweldig hindert". „Ja, mijnheer. Ik weet dat ze in den Dultschen geheimen dienst is geweest en ik geloof, dat u dat al lang geweten hebt. Het zou vriendelijker van u zijn geweest als u het mij gezegd had". „Dat had ik moeten doen. Je begrijpt misschien waarom ik het niet deed. Het was mijn plicht het best mogelijke werk van jou gedaan te krijgen en je moest op geofferd worden". Hij zweeg en deed een weinig verlegen. „Het gaat mij niets aan, Hallam, maar ik mag je graag. Ik voel voor jou. Zou je me willen vertellen wat je van plan bent te doen?," „Ik gehoorzaam orders en ga naar de Clytie. Er valt niets anders te doen". „Ik doelde op juffrouw Glyn". „Ze heeft mijn belofte, dat ik met haar zal trouwen en die belofte zal ik houden". De admiraal keek Guy zeer ernstig aan en toen hij weer sprak, was zijn stem niet heel vast. „Hallam, je bent een man ik wou dat je niet naar Weyport hoefde te gaan. Juffrouw Cameron is daar en „Juffrouw Cameron is niets voor me, mijnheer". „Ik sympathiseer volkomen met je Maar Guy kon niet meer verdragen. Hij vergat een oogenbiik alle discipline van jaren. „Wat geef ik om uw sympathie" en schrok van wat hij gezegd had. „Pardon, mijnheer. Ik ben mezelf niet vanavond". „Ei- is niets te vergeven. Goeden nacht en veel succes". Hij wachtte even. „Over een paar dagen zal dit alles net een droom lijken. De vrouwen zullen dan uit je ge dachten weg zijn gedreven en je zult voor het eerst leven. Waarachtig, je hebt de kans verdiend en als lk Je daarin kan helpen, dan zal ik het doen. Goeden dag". Een handdruk en hij verdween snel. Hal lam keerde naar de zitkamer terug en zonk vermoeid in een leunstoel neer. Geen van de drie scheen lust te hebben in pra ten en zij rookten zwijgend. Furber's ge zicht was onbewogen en hij scheen nog het meeste op zijn gemak. Sylvester wenschte zichzelf in stilte geluk met dezen succesvollen dag. Na maanden van hard werk had hij den baron te pakken en toch had hijzelf dit succes niet bereikt. Het was te danken aan den jongen offi cier met het ernstige gezicht tegenover hem en hij begreep ten koste van wat dit werk was uitgevoerd. XWordt vervolgd), 4 Het bezoek Van de Koningin en Prinses Juliana aan Amsterdam. Links de vorstelijke gasten bij het verlaten van het diaconessenhuis der Ned. Herv. Gemeente aan de Volkerakstraat. Rechtsweeskinderen uit het diaconessenhuis juichen de Koningin en Prinses Juliana toe. GENERAAL YOSHIYUHI KAWASHIMA 1 de nieuwe Japansche minister van Oorlog. i'C.C OEFENINGEN VAN HET 13e REGIMENT INFANTERIE UIT MAASTRICHT in het Limburgsche heuvelland. Een aanval der blauwen" die een overwinning behaalden op de „rooden"*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5