BIJ DEN KAPPER LEIDSCH DAGBLAD '6#te Jaargang Vrijdag 20 September 1935 No. 38 Bericht aan de Raadseljeugd 1HMB Dik en Inle waren zes weken aan zee cweest. Wat hadden ze genoten! Dat as de kinders wel aan te zien: ze waren x> bruin gebrand als nikkertjes, maar un haren? Die waren heelemaal wit üit- cbleekt door het water en door de zon. n bovendien was het haar door het zoute later net touw geworden, zoo stroef en kelig. Toen het tweetal weer terug in de stad las, besloot moeder maar direct met haar leintjes naar den kapper te gaan: Dik reeg een kalen bol en Inie een jongens- op met een klein beetje haar van voren. 1 de verschoten krulletjes lagen op den loer en toen 't klaar was, mochten ze ich in den spiegel bekijken. Dik vond ich een echte jongen en Inie knikte te reden. Veel vertelden ze thuis niet over hun ezoek bij den kapper. Toch hadden ze lies heel goed opgemerkt. Dat bleek den olgenden dag, toen ze samen „kappertje" ir.gen spelen. Inie moest op het lage stoeltje gaan itten, ze kreeg een servet om en met z'n ingers deed Dik de knippende beweging an de schaar na langs het haar van zijn asje- Na 'n poosje was Inie de kapster en zat lik met den witten doek om. Moeder kwam eens kijken en zag de inderen lief bezig. Ze konden geen waad. Maar.... dat knippen zonder schaar trveelde hen al gauw. Dik diepte moe- ers schaar op; uit de werkmand. En Inie aaide pop Wies voor den dag. Die had tn grooten bos zwarte krullen. „Meneer", begon Inie, „wilt u alstublieft het haar van dit meisje eens knippen? Ik kan de krullen niet meer uit de war krij gen". „Met genoegen, mevrouw". Wies werd in het stoeltje gezet, kreeg het witte kleed om en weldra rolden de zwarte lokken op den vloer. Ineke keek een beetje teleurgesteld, toen ze haar kind terug kreeg, 't Was er niet mooier op geworden. Maar.... ze speelden toch fijn! „Nu ik!" riep het meisje, nadat ze Wies weer op den grond gezet had. „Nu moet jij met 'n kind komen" Dik kwam met z'n grooten aap. Die had wel geen krullen, maar de kapster kon zijn bol toch goed kaal krijgen. „Mijnheer, nu lijkt uw zoontje nog meer op u", zei ze, toen ze met den kleerborstel de korte haren wegveegde en Dik z'n aap teruggaf. Dik mocht van pop Anna de blonde vlechten afknippen, toen kwam de beer aan de beurt. Ten slotte waren er geen klanten meer te vinden voor de kappers zaak. O ja, toch nog: Tip, het witte does hondje, krabde aan de deur en piepte. „Daar is nog 'n klant", juichte Dik, „Jij bent m'n knecht, Inie". De hond werd binnengelaten, opgepakt en op het stoeltje gezet. Maar toen Tip het servet om z'n hals kreeg, begon hij tegen te stribbelen en wou van z'n zetel afspringen. Dik hield 'm tegen- „Hou jij 'm vast, Ien, tegen den rug van tien stoel", Zooals je ziet, zijn de beloofde prijs raadsels met de extra prijzen nu gekomen en ik hoop dat allen er met plezier aan zullen werken en zullen doen wat ik vraag, dat Is: naam en leeftijd er bij vermelden en tijdig inzenden zonder brief die om antwoord vraagt, want lk zal nu heusch voor deze keer al genoeg werk hebben. De volgende keer bij de gewone raadsels hoop ik dan weer correspondentie met aparte antwoorden te geven. Ik ben nu toch al erg blij dat ik weer prijsraadsels in orde heb kunnen maken en er dit korte woordje aan allen te zamen bij heb kunnen schrij ven en te veel opeens dat gaat niet als men heel erg ziek is geweest. Ik mag nu 's morgens en 's avonds wel weer wat op zitten gelukkig, maar verder lig ik nog te bed. Ik heb gemerkt en vernomen dat velen het erg prettig vonden dat ik in de kinderkrant van Donderdag 12 September weer zoo'n lang stuk correspondentie bad geschreven en als brief aan allen te zamen, ik vond het zelf ook prettig, dat ik het weer kon doen. Nu is het weer een kort stukje, maar nu hebben jullie het prijsraadsel, dus daas heb je heusch genoeg werk aan. Hartelijk gegroet allen door Mej. A. KOOPMANS VAN BOEKEREN, Den Haag, van Beuningenstraat 42. Het zusje probeerde het. Dik hield de schaar gereed. „Koest, Tip! Stilzitten!" riep hij. „An ders knip ik in je oor!" Moeder, die juist de andere kamer bin nen kwam, hoorde het lawaai. Want Tip blafte geweldig. En Inie kon hem niet baas. Daar zag moeder Dik met de groote schaar staan. „Wat moet er nu gebeuren?" riep ze verschrikt. „Tip is bij den kapper", legde Inie uit, „Maar Dik is nog wat klein voor kap per", vond moeder en nam de schaar af. Tip ontsnapte, het servet achter zich meesleepend. Moeder verloste het hondje gauw van dien last. Toen keek ze naar de bollen van haar kinderen- Tot haar ge ruststelling zag ze, dat de schaar daar geen verwoestingen had aangericht. Maar Wies en pop Anna! Wat zagen die er uit. Moeder herkende ze niet meer. En Inie? Ja, die had er nu wel spijt van. Ge lukkig is ze gauw jarig. Dan vraagt ze twee nieuwe pruiken voor Wies en An. Doch Dikkie's aap en zfn beer moeten voortaan altijd kaalkoppen blijven. Dat komt van het kappertje spelen. J. H. BRINKGREVEN—ENTROP. (Nadruk verboden.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 19