Brugbouu) te Nijmegen - Herfstmanoeuvres Duitsche leger GEVAARLIJK SPEL 76*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE HULPBRUG O NDLR DE GROOTE BOOG OVERSPANNING TOT SLOT VAN DE GROOTE HERFSTMANOEUVRES op de Lüne- VAN DE NIEUWE VERKEERSBRUG OVER DE WAAL BIJ NIJ MEGEN is op bakken geplaatst en weggesleept. Deze 165 M. lange hulpbrug zal te Dordrecht als brug gebruikt worden. burger Heide hielden de troepen een parade voor Hitier en Rijksweerminister von Blomberg. EEN NOODLANDING. Een wild paard, dat> bij de DartmooE Rodeo, al spoedig van zijn berijder een zandruiter maakt. JONGENS ALS DETECTIVE. De stad Culver City in Californië heeft niet meer te klagen over jongens die ruiten ingooien of ander kattekwaad uithalen, sinds politiechef Truchell een detective-school voor 6—15-jarige schooljongens heeft ingericht en van hun lust tot avonturen op nuttige wijze gebruik maakt. DE 21e HERDENKING VAN DE SLAG AAN DE MARNE. Na de kerkelijke herdenking te Meaux. DE FRANSCHE LEGERMANOEUV'RES. V.l.n.r. president Lebrun, minister van oorlog Fabry eg generaal Gamelin bij de manoeuvres. uit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 59) „Ja, juffrouw Glyn Is daar geweest. De resultaten overtreffen verre onze ver pachtingen. De admiraliteit is zeer in zijn schik." „Daar ben ik blij om", zei Guy, maar Mj begreep dat dit zijn lot besliste. Valda had eerlijk haar deel van de over eenkomst uitgevoerd, nu was het zijn wurt. Wat voor reden kon er zijn om nog «nger uit te stellen? „Wij weten nu, dat Furber het draad- boze rapport aan de Duitschers gaf", ging Sylvester voort. „Dus ik ga vrij uit?" „Ja, en ik feliciteer u harteiyk. Maar t°S een woord van waarschuwing. Als u Jurber ontmoet doe dan gewoon tegen ™B. Hij mag niet vermoeden, dat wij iets Jeten. Er is besloten, dat hij in dienst blijft." „Is dat niet gevaarlijk?" „Gevaarlijk voor onze vijanden", zei Sylvester nijdig. „Hoe staat het met de plannen voor 'snavond?" „Ik ga naar den baron om dien mijn- 'eer Sinclair te ontmoeten. Hij telefoneer- 4e Be dat ik er om half drie noest zijn.' „Ik zou dat heerschap ook we! eens wil len zien „Het moet iemand zijn, die op de hoog te is van marinezaken", zei GUy naden kend. Hij had een la opengetrokken en er een dikke bundel banknoten uit genomen die hij aan Sylvester overhandigde. „Wilt u dit aan den admiraal geven?" „Van den baron?" „Ja. Hij is nogal royaal geweest", ant woordde Guy glimlachend. Een bediende meldde het bezoek van Sir George Granston. „Ik maak dat ik wegkom. Ik heb er niets geen behoefte aan om den ouden heer te zien", zei Sylvester haastig. Guy verlangde evenmin om zijn weldoe ner te ontmoeten, maar wilde het onder houd niet vermijden. Sir George keek hem verwijtend aan, toen hij ging zitten. „Je hebt me leelijk verwaarloosd, jong- mensch", begon hij. „Ik heb het ontzettend druk gehad. Ik heb juist gehoord, dat ze ontdekt hebben wie dat draadlooze rapport heeft overge bracht, dus ik ben onschuldig bevonden." „Het doet me buitengewoon veel plezier om dat te hooren. Maar mijn jongen, Je ziet er niet opgewekt uit. Heb je het al aan juffrouw Cameron verteld? Het arme kind zal dol van blijdschap zijn." „U vergeet mijnheer dat ze met Furber gaat trouwen." „Die vervloekte Furber! Een aardig meisje als Stella kan met van zoo'n vent houden", zei Sir George minachtend, „Toch heeft ze hem beloofd zijn vrouw te 2ullen worden". „Uit dépit. Ze houdt van jou, Guy. Tele grafeer haar dadelijk. Waar is ze?" „In de stad. In het Langham hotel, denk ik". „Dan gaan we daar dadelijk naar toe. Ga mee". „Dat kan ik niet. Ik ben verloofd met juffrouw Glyn". „Verduiveld!" Hij hield op. „Daar geloof ik niets van", zei sir George beslist. „Het is waar". „Dan ben ik krankzinnig. Ik geef toe, dat juffrouw Glyn een mooi meisje is, maar ik zou haar nooit tot jouw vrouw kiezen". „Ik heb haar gekozen, mijnheer, we gaan gauw trouwen", zei Guy bedaard. „Als je niet kranzlnnig bent, ben ik idioot en dat is nog erger. Maar ik zal me niet kwaad op je maken. Je wilt me zeker niet alles vertellen?" „Onmogelijk. U moet niet aandringen. U is heel edelmoedig jegens mij geweest, Misschien wilt u uw aanbod weer intrek ken?" „Praat geen onzin. Als ik jou niet kon vertrouwen, zou ik al mijn geloof in de menschelijke natuur verliezen. Ik zal ge duld hebben tot je me alles zult kunnen vertellen". „Dank u. Ik moet nu weg. Ik heb een afspraak om half drie". „Weet admiraal Langton alles van je privé aangelegenheden?" vroeg sir George scherp. „Ja", gaf Guy aarzelend toe. „Nu, ga maar. Ik blijf hier een paar mi nuten rusten". Toen hij alleen was fronste sir George de wenkbrauwen. Nieuwsgierigheid was een gebrek van hem en hij haatte geheim zinnigheid. Hij had geen bepaalde afkeer van Valda Glyn, maar hij had oneindig veel meer op Biet Stella misschien om haar gelijkenis met Guy's moeder, die hij zich verbeeldde te zien. Kort daarna reed hij naar de admiraliteit en werd na een oogenblik wachten in de kamer van den admiraal gelaten. „Ik kom over den jongen Hallam pra ten. Ik ben blij dat ik gelijk had met dat draadlooze rapport. U heeft ontdekt dat hij onschuldig is". „Ja, en ik ben er heel blij om", zei de admiraal hartelijk. „Hij vertelde mjj, dat u op de'hoogte is van zijn particuliere aangelegenheden". „In zekere mate ja". „U weet van deze nieuwe verloving?" „Ja, maar daar kan ik niet met u over praten". „Ik ben wel oud, maar ik heb mijn her sens nog bij elkaar. Ik vertrouw Hallam; ik geloof dat hij niet tot een ieelijke streek in staat is. Dit nieuwe engagement van hem is verdacht. Wilt u me één vraag be antwoorden?" „Vraag me niets, sir George. Ik zal u één ding zeggen. Ik heb een groote bewonde ring voor Hallam. Bij alles wat hij gedaan heeft is hij gedreven geworden door zijn plichtsgevoel. Is u voldaan?" Sir George antwoordde niet dadelijk, doch keek den admiraal strak aan. „Ja, ik ben voldaan", zei hij langzaam, „maar het spijt me voor den armen jon gen. Ik zal mijn best doen om hem er doorheen te helpen". „A propos, hij is bevorderd tot luitenant commandant. Vertel het hem of iemand anders nog niet. Hij zal het waarschijnlijk aan het eind van de maand weten. Denkt u dat hij graag benoemd zou worden op een van de nieuwe lichte kruisers?" „Ik vermoed van wel. Ik haat geheim zinnigheden, maar hij is een beste jongen". „Ja, een beste kerel", antwoordde de admiraal met ongewone vriendelijkheid. HOOFDSTUK XXXVI. „Wat wenscht u? Ik hoop niet dat u iets voor me te doen heeft?" vroeg Valda den baron. Bij haar terugkeer in haar kamers had zij een telegram gevonden, dat haar vroeg om- terstond op St. Jamesplein te komen. Hoewel ze zeer moedig was, was ze toch wat nerveus uit angst dat ze iets hadden ontdekt. „Wij hebben u den laatsten tijd met rust gelaten. Wij hebben nu werk voor u. Hallam komt over een half uur hier. U moet met hem afspreken. U moet hem vanavond in de admiraliteit ontmoeten. Hij zal u dan plannen laten zien. U moet die goed in u opnemen. Dat is alles"'. Ze begon te lachen en hij keek haar ver baasd aan. „Ik heb u al gezegd, dat mijnheer Hal lam in geen enkel geval mag weten, dat ik in uw dienst ben. Ik vrees, dat u iemand anders zult moeten zoeken". „Wat voor reden heeft u daarvoor?" „Mijnheer Hallam heeft voor u gewerkt, maar alleen onder dwang". „Dat weet ik", zei de baron kalm. „Hij respecteert me, en ik wil dat respect behouden. Als hij zou weten, dat ik een Duitsche spion ben geweest dan zou hij zoo'n schepsel niet tot vrouw willen heb ben. U hoeft niet te trachten me over te halen. Ik pen vast besloten en ik ben niet bang voor u", riep ze driftig. .(Wordt vervolgd), s

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5