HESJE S FLORALIA-BLOEM STOUTE BEER door C. E. DE LTLLE HOGERWAARD Hoe dikwijls Vader en Moeder Kees al voor zijn wildheid gestraft hadden, wist niemand, maar.... algemeen bekend was wel, dat dit tot nu toe geen zier geholpen had. Kees was wild en onbesuisd en hij bleef het. Hij had er al narigheid ge noeg door ondervonden en zich wel dik wijls voorgenomen zijn leven te beteren, maartot nu toe was het bij die goede voornemens gebleven. En nu was het achter in Augustus en vacantie. Koningins verjaardag of Flora- liadag. hoe je den laatsten dag van dezen zomermaand maar noemen wilt, naderde met rassche schreden. Het zusje van Kees, Liesje, zou meedoen met den Floralia-wedstrijd. In het begin van den zomer had ze evenals»veei andere kinderen een stekje in een bloempot gekregen om dat zelf te verzor gen. Op Floralia-dag zou er een tentoon stelling zijn en degene, die de mooiste plant inleverde, zou een prijs: een mooie plant in sierpot krijgen. Of ieder dien prijs graag wilde winnen en toch kon er maar één kind de gelukkige bezitter of bezitster worden Liesje, die altijd veel van de wildheid van haar broertje te verduren had, koos een veilig plaatsje uit voor haar bescher meling: een tafeltje vóór het raam in haar eigen kamertje. Ze woonden in een ruim benedenhuis en Liesje had een aardig vertrek naast de voordeur. Er kwam volop zen en zij zou wel zorgen, dat het plantje de juiste hoeveelheid water kreeg. Al heel gauw begon het te groeien en kleine bloemknopjes te vertoonen. Er kwa men weldra zelfs vroolijke, rose bloeme tjes aan, wanthet was een „vlijtig Liesje". Wat een grappige naam voor een plant! Liesje vond het „eenig", dat ze nu een naamgenoot had en verheugde zich over elk nieuw blaadje en bloemetje. Op een keer zei ze: „Moeder, ik vind het toch zoo leuk, dat mijn plantje Liesje heet, net als ik, maar ik ben wel eens een 1 u i Liesje, als ik 's morgens niet uit m'n bed kan komen, hè?" Moeder lachte en zei: „Ja, kind, je hebt gelijk, al zal ik je maar niet zoo noemen". In één opzicht was Liesje heelemaal niet lui en dat was in de verzorging van haar plantje. Op een morgen, terwijl ze er weer mee bezig was, kwam Moeder juist binnen en zei: „Nu ben je vroeg op, kind! We hebben tegenwoordig twee „vlijtige Liesjes" in huis." Liesje lachte. Als zij den prijs won, wist ze wel, wat ze er mee doen zou. Moeder was begin September jarig en nu wilde ze Moeder, als ze den prijs won, daarmee verrassen, 't Zou zoo leuk zijn Moeders iets te geven, dat ze zelf verdiend had! En nu tegen het eind van Augustus stond daar in Liesje's kamertje een groote plant, waarvan het groen er zóó gezond uitzag en waarin zóóveel bloemetjes prijk ten, dat het een lust was er naar te kijken. „Gelukkig, dat we na de tentoonstelling de planten terugkrijgen", dacht Liesje. Ze kon zich het tafeltje voor het raam moei lijk meer voorstellen zonder die frissche, fleurige plant. Maar op een middag gebeurde er iets heel naars, 't Was heerlijk zomerweer en Liesje's raam stond wijd open. Liesje zelf was even met Moeder een paar boodschap pen doen. Kees was er met zijn voetbal op uitgetrokken. Hij was den koning te rijk, toen hij op zijn verjaardag een mooien voetbal gekregen had. Jammer genoeg waren de vrienden er dien middag niet om le voetballen. Kees had al geprobeerd er "een paar „op te trommelen", maar Jan was uit de stad, Piet met zijn Oom uit fietsen, Dick had huisarrest en zoo ging het door..,. Hij was er niets over te spreken en liep baloorig naar huis. Vervelende lui! Waar zaten ze toch allemaal?!" Nijdig schopte hij op eens den bal voort. Spelen zou hij, dan maar in zijn eentje! Kees wist heel goed, dat het niet mocht in de straat, maar.nergens zag hij een agent. Hij moest toch ook iets doen met zijn bal! Waarvoor had hij 'm anders ge kregen? Den bal steeds voortschoppcnde, was He*» zijn huis genaderd. Nog een harde door C. E. DE LILLE HOGERWAARD, Foei, Beer, wat ben je vrees'Hjk stout! Jij moet maar in den hoek! Kijk toch eens even: wat een scheur Juist in je nieuwe broek! Het helpt niet, of 'k al op je brom. Je moet het zelf maar weten: Een beer, die zóó ondeugend is, Die krijgt voor straf geen eten! Wat? Kun je het niet helpen? Foei! Wou je nu ook nog jokken? Je weet het, Beer, maar al te goed: 'k Hou niet van jokkebrokken! Je was vandaag weer vreeslijk wild En klimmen, dat je deed! Ik zag toch zelf, hoe van de trap Je naar beneden gleed! En dat je viel! Je nieuwe broek Is daarbij zoo gescheurd. Zorg nu maar in 't vervolg, hoor Beer! Dat het niet weer gebeurt! Heb je zoo'n spijt? Is 't werk'lijk waar? Beloof je beterschap? En zul je nooit meer klimmen, Beet, Op Moeders hooge trap? Beloof je het? Geef mij een poot. Zul je t heusch nooit weer doen? En Béri krijgt nu midden op Zijn kop een dikken zoen. (Nadruk verboden). trap en.... hij vloog het raam binnen, het raam van Liesje's kamertje! Gelukkig dat het open stond, brak er ten minste geen ruit! Als de bal in 't kamertje maar geen scha aangericht had! Maar dat zou wel niet! Heelemaal gerust was Kees er echter niet op. Hij liep nu op een holletje, keek naar binnen enwat hij zag, was vieeselijk! Liesje's Floralia-plant lag op den grond! Haastig klauterde Kees naar binnen. En de ramp, die al zoo ernstig scheen, bleek nu nog veel erger te zijn: er was een groot stuk uit den pot, de aarde lag overal ver spreid en.... 't allerergste.... wat waren er veel stengels geknakt! Kees had wel kunnen huilen held. Was hij toch maar niet op dige denkbeeld gekomen: in d voetballen! Wat was hij dien m vijf minuten geleden nog gelukk vTeeselljke niet gebeurd was! een lief ding voor gegeven heb liet ongedaan had kunnen mak was ook hier: gedane zaken n keer. Voorzichtig raapte hij de pla schade was nog grooter dan 1 had, want de kant, waarop de gen had, was er het ergst aan t Ontsteld stond hij er naar t< hij was er zoo in verdiept, dat derende voetstappen niet hoord melkte, dat Moeder en Liesje Op eens ging de deur van he open. Als versteend van schrik in de deuropening staan Toen k „Moeder, o, moeder!" Nu zag Kees zijn zusje. Se keek hij haar aan. De voetbal de kamer was zijn stomme aan In het volgend oogenblik kw: binnen. „Wie heeft dat gedaan?" w strengen toon uitroepen, maar het gezicht van haar zoon vei alles. Liesje snikte het uit. Moeder arm om haar hals en nam ha: rnee naar den divan in de zitk: zc, tegen Moeder aangeleund, verdriet uitsnikte. Kees durfde hen niet volgen het terrein des onheils werd 't 1 benauwd. Hij sloop naar zijn eig tje aan den achterkant. Wat hij doen? Hoor Liesje eens h scheen geen eind aan te zullen I als hij uit zijn spaarpot eens e plant voor Liesje kocht? Maar, c ze immers niet mee op, want ee plant kon hij haar niet versch. Het zweet brak Kees aan a uit en hij wierp zich voorover o zijn gezicht in de kussens boreni Zóó vond Moeder hem, toen ht was. Ze had een bord In de ha „Blijf jij vandaag maar hier Kees vond dit onder de gei standigheden heelemaal geen sti lijk was 't hem een verlichting tafel te hoeven komen. Als he goed te maken was Trek had hij niet en het bor< aangeroerd. Daar ging de deur opnieuw oj verscheen Liesje. Kees kon zijn e bijna niet gelooven. Ze zag er w( zelfs heel bedroefd uit, maar boos ,,'t.... 'tWas een ongel zei ze. „Ik heb gevraagd, of je wi mag komen." ,,'t.... 'tSpijt me zoo Lies!" was alles, wat er over z kwam en na een stilte ging hij „dat je nu geen prijs kunt krij ik zal een mooie plant ln e pot voor je uit mijn spaarpot i je mag al het geld hebben ervo „En dan geef ik die aan haar verjaardag!" zei Liesje en klonk weer iets vroolijker. „Ben je heusch niet boos?" wa het nog te vragen. „Neen!" antwoordde Liesje. He Kees en zijn ellende dreef haar op de vlucht en ze riep plotselii uit: „Ik kan moeder nu zeker geven, Kees enmisschien h prijs niet eens gewonnen!" Samen gingen ze nu naar de Moeder had intusschen Liesje's weer opgeruimd. Het „vlijtige L wel erg gehavend, maar.... Lie haar naamgenoot toch weer op 1< ook al zou zij er natuurlijk geen voor krijgen. Op den dag vóór Moeders v kocht Kees een prachtige, groote die een massa aardige, rose bloen toonde. Ook viel zijn keuze op mooien sierpot. Trots kwam h thuis en overhandigde beide zijn er opgetogen over was. Moeder toonde zich heel dankt het gebeurde werd niet meer g maar dat Kees het geval niet ver uit het feit, dat hij sinds dien dag in Augustus lang zoo wild suisd niet meer was. .(Nadruk verboden.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 12