Donderdag 29 Augustus 1935 No. 35 AGENTJE VAN NICO. IN 'T BAD. AAN DE RAADSELJEUGD. (Slot) er den een paar drukke weken drie jongens. Iedere middag na werkten ze een poosje in het, op Woensdag- en Zaterdagmid- n ze dat den heelen middag. Uk werd er ln het dorp druk iroken. Maar dat hinderde niet. juist wel goed", had Hoogvliet Hoe meer de zaak bekend wordt, Des te meer zullen jullie op- ier, maar als Nico het nu eens U mag er Immers niets van we- Karel opgemerkt, zal niet gebeuren", stelde vader 1st. „Nico zelf komt nooit ln het zijn ouders vertellen het hem ilet". ren ook jongens in de hoogste Best, die jaloersch waren op „de ctanten", zooals ze smaalden, toen mijnheer Van Oosten dat had, was hij op een keer in de ilas gekomen. Hij had toen ver- het plan om aan Nico een wa- brengen, ontstaan was. „En na- :on ik niet de heeie klas aan het en jongens, dan was de boel al- de war geloopen. Maar weet je. nu kunt doen? Vragen jullie nu je ouders om een bijdrage en it mee naar school. Dan heb je maal een werkzaam aandeel ln ;ehad. En je helpt er „de collec- mee, besloot mijnheer lachend, in behoeven ze bij jullie thuis Dmen". wou ik nog iets zeggen", begon even later weer. ,,'t Is een mooi we aan 't doen zijn jongens. En dorp wil er graag aan meehel- nu mogen jullie dat mooie werk rven met onderling getwist. Goed kreeg geen antwoord. Maar d de klas hem wel begrepen. Er minste niemand meer, die Her- o£ Karei er mee plaagden, dat lijst mochten gaan. morgen voor schooltijd moes- rie jongens het geld dat ze den ag opgehaald hadden, aan mijn- Oosten afdragen, paar dagen wreef mijnheer zich in de handen. lat goed hoor jongens, 't gaat 'oon goed. De zaak komt best dat de jongens het wisten, oijnheer toen naar een fabriek (entjes gemaakt werden, paar dagen kwam het antwoord, kn boekje vol met afbeeldingen mtjes. zei mijnheer Van Oosten dien »t hem, „Karei, vraag of je vader eens bij me aankomt", mijnheer", antwoordde Karei, komt mooi uit", zei Hoogvliet, sl hem de boodschap overbracht, vandaag toch naar het dorp", oogvliet bij mijnheer Van Oosten t deze hem het boekje zien. Sa- ïten ze toen een wagentje uit. 3d dan al bij elkaar, mijnheer?" >gvllet. Het is een drukke morgen, Want pop moet in het bad! Ze heeft in vele dagen Geen groote beurt gehad! Eerst zoeken we de kleertjes, Die schoon zijn, bij elkaar En dan maakt Noor het badje Voor 't poppenkind vast klaar. Nu wordt de pop gewasschen. Het schuim spat in het rond. Ze laat zich heel zoet helpen, Want wasschen is gezond. Dan gauw een warme handdoek, Hé, dat voelt heerlijk aan! En als ze goed gedroogd is, Dan haar weer kleeden gaan! En nu maar lekker slapen, JIJ kleine, zoete pop. Dan ruimt de poppenmoeder Den boel heel netjes op. PAULINE. (Nadruk verboden). „Nee, dat wel niet", antwoordde mijn heer Van Oosten. „Maar er komt iederen dag zooveel binnen, dat ik best alvast durf te bestellen" Zoo gebeurde het ook. Dienzelfden dag postte mijnheer Van Oosten een brief, waarin hij een wagen tje voor Nico bestelde. HOOFDSTUK VU. Het doel bereikt. Na een paar weken waren „de collec tanten" met hun werk gereed, 't Geheele dorp was bezochte Geen huis was er over geslagen. En nergens hadden ze tever geefs aangeklopt. Natuurlijk hadden ze bij den een meer ontvangen dan bij den ander. Maar toch, weigeren deed niemand zelfs de armste niet. Toen de jongens hem het laatste geld afdroegen, zei mijnheer: „Gaan jullie nu eens mee". Verwonderd volgden de jongens mijn heer naar zijn huls, dat vlak naast de school stond. Mijnheer bracht hen in een klein ka mertje, achter in de gang. Hij deed de deur open en liet de drie jongens bin nengaan. Verrast bleven ze in de deuropening staan, want daar, in dat kleine kamertje, stond het keurigste wagentje dat je je maar denken kon. „Is t al klaar, mijnheer?" vroeg Otto en Karei riep: ,,'t Is nog veel mooier dan van dien jongen bij ons op het dorp. O, en kijk eens wat een makkelijk stuur! Dat zal Nico wel gauw leeren. „Dus 't is naar jullie zin?" vroeg mijn heer glimlachend. „Ik dacht het wel, want jongens, er is zooveel geld binnen geko men, dat ik een heel best wagentje kon koopen. En hoe zouden jullie het nu vin den, als we het om vier uur eens met z"n vieren gingen wegbrengen?" „Fijn, mijnheer", klonk het uit drie monden tegelijk. Mej. Koopmans van Boekeren bericht ons, dat zij in zooverre weer hersteld is van haar ziekte, dat zij begin September haar werkzaamheden kan hervatten. De juiste datum zal nog: worden bekend ge maakt. Redactie „L. D." Om vijf uur stonden mijnheer Van Oosten en de drie jongens in 't kleine huisje aan den zijweg. „Vrouw Verpoorten", begon mijnheer, „we komen u dit wagentje brengen voor Nico. 't Is een geschenk van het heele dorp. Want iedereen heeft mee willen helpen, om uw zoontje dit genoegen te bereiden". Vrouw Verpoorten wischte zich de tra nen uit de oogen en Nico stamelde: „Is dat heusch voor mij? Mag ik er nu inzit ten?" „Ja hoor, dat mag", antwoordde mijn heer. Zelf zette hij den kleinen jongen in het wagentje en reed hem toen naar buiten. Nu wees hij Nico en zijn moeder hoe het wagentje bestuurd moest worden. „O", juichte Nico, „dat kan ik zelf. Dan kan ik naar school en niemand be hoeft me te brengen of te halen". „Ja", stemde mijnheer toe, „je kunt het heel makkelijk zelf doen Maar de eerste dagen dat je naar school gaat. moet je toch nog maar even op Karei Hoogvliet wachten. Ben je er eenmaal goed aan gewend, dan mag je gerust alleen". Nu werd nog afgesproken, dat Nico eerst nog een paar dagen rondom zijn huisje zou leeren rijden en dat hij dan 's Maandags zou beginnen met school gaan. Zoo gebeurde het ook. Den daaropvolgenden Maandag reed Nico in zijn wagen naar school, op een kleinen afstand gevolgd door Karei Hoog vliet. Natuurlijk moest Nico, al was hij al tien jaar, in de eerste klas beginnen „Maar je zult het zien", troostte mijn heer Van Oosten hem, „als je goed je best doet, zul je de schade gauw genoeg inhalen". Z'n best doen! Natuurlijk deed Nico dat, want hij vond het heerlijk dat hij nu evengoed als andere kinderen leeren mocht. Nog geen drie maanden was hij op school, of hij kon al vlot lezen. En nu was 't met de verveling uit. Kon hij- niet spelen zooals andere jongens, hij kon nu tenminste lezen en dat ver schafte hem groot genot. ,,'t Is toch maar gelukkig moeder", zei Nico op zekeren dag, „dat Hoogvliet hier is komen wonen. Anders zou ik misschien nooit een wagentje hebben gehad". „Ja, Nico. dat ls het", antwoordde moe der, terwijl ze even zijn hoofd streelde. „Ik ben dikwijls bezorgd om je geweest, m'n jongen, maar God heeft alles wel gemaakt. Laten we er Hem maar dank baar voor zijn". FRANCINA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 11