lip-g. DE MACHT VAN HET KLEINE 76ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 Augustus 1935 Derde Blad No. 23134 BuitenL Weekoverzicht. Zij cneme BRIEVEN UIT BERLIJN^ Hollandia-Water NederlandscheBron jc afwachting van 4 September Geringe jfDfjjdheid van Frankrijk om Engeland Ie steunen Duitsehland's deplorable financieele toestand. np de brandende vraag of zich binnen ifaenbaren tijd een oorlog ontketenen zal, Latin niet alleen Italië en Abessynië, Jnpb misschien ook eenige andere Euro- wsche rijken betrokken zullen worden, leelt de afgeloopen week geen antwoord «even. Twee belangrijke conferenties Sonde" plaats, die der drie mogendheden It Parijs en die van het Engelsche kabinet te Londen, maar de onzekerheid is er niet (oor verminderd. De mislukking van Parijs as volkomen en voltrok zich met een ,jjna angstwekkende snelheid! Engeland ,j Frankrijk hadden zidh tegenover den. ilaliaanschen vertegenwoordiger, baron Uoisi, uitgesproken vóór het toestaan van conomische concessies en het schijnt zelfs lat er ook politieke toezeggingen zijn ge- laan. Mussolini wenschte echter de alge- uele' madht over Abessynië, weigerde iaarom verder op de Britsoh-Fransche oerstenen in te gaan en liet z'n vertegen- reordlgers i uitgezonderd Aloisi) zelfs jatig thuisblijven toen er te Parijs een ilenalre zitting der conferentie was vast- (Steld! Het teekent den ernst van den oestand dat er, naar buiten, nauwelijks «lig woord van protest geklonken heeft «r deze wijze van behandeling van Ita- aansche zijde, die hoogst onhoffelijk en iel zeer ongebruikelijk ls in de interna- lonale politiek. Vooral Laval en Eden viel a de gegeven omstandigheden niets an ion te doen dan te constateeren dat de rónferentie reeds na één dag van beraad- lagen vastgeloopen was en dat men thans rachten zou door diplomatieke onder- andelingen alsnog een oplossing van het onlüct te vinden. Aan die onderhande len hecht overigens niemand veel narde en nu ook de zitting van den eer- Beren gehouden Britschen kabinetsraad een feitelijk nieuws meer heeft gebracht, i) men wel in afwachting blijven tot de 'oltaibondsraad op 4 September bijeen omt. Van meer dan één zijde was inmid- tls verwacht dat Engeland, na de bespre- ingen der volledige regeering, op dul- tlijke wijze haar standpunt zou hebben piteengezet. De Fransche, zoowel als de aliaansche Pers liet vooraf voldoende lijken dat men vreesde voor opheffing an het uitvoerverbod van wapens i bet ten in de eerste plaats Abessynië ten oede moest komen i en tevens dat het iblnet de wenschelijkheid uiten zou van el toepassen van sancties door den Vol- onbond. indien het lid Italië met de wa aien één der andere leden (Abessynië) uovervallen. Het ls niet onwaarschijnlijk t eenige ministers, als Eden en Samuel are, die opzet ook werkelijk gehad heb- B, maar zulks bewijst dan dat de meer atigde richting der regeering, voor lig althans, nog het pleit gewonnen it. En bij alle rechtvaardigheids-over- ingen moge men bedenken dat deze elsche tactiek er één 'Is van wijs beleid, taal, welke Mussolini in de afgeloopen k heeft doen hooren (hij sprak zelfs in het stichten van een fascistisch lm- riumi en de elkaar snel opvolgende latregelen ter voorbereiding van den rlog tegen Abessynië zijn van dien aard 'veest dat men geleidelijk meer tot de ëttuiging komt dat de krijgszuchtige en macht beluste leider van Italië zich »r geen enkel dreigement van zijn voor men zal laten afbrengen, al weet hij ii ook nog steeds geen moreel aanvaard- te verdediging te vinden voor de voor zomen roof-overval. Zóó zou een fel heden van Engeland het uitbarsten van t conflict tusschen Italië en Abessynië th niet hebben kunnen voorkomen en het er slechts toe hebben kunnen bij aken dat de strijd ook in Europa zou »n ontbranden! „Sancties beteekenen rlog", schreef de Giornale d'Italia aan n vooravond van de Britsche kabinets- ling en het ls niet onmogelijk dat het aliaansche blad daarmede de situatie er scherp heeft geschetst! Laten wij, Olanders, daarom blij zijn dat Engeland h gisteren nog niet in dien zin heeft «esproken. Want hoe zeer begaan met t toekomstig lot van het Abessijnsche Ik en hoe zeer ook verontwaardigd over t ongeoorloofde optreden van Italië at bij ons toch voorop de wenseh dat krijgsgeweld buiten Europa gebannen live De reden tot verheugenis is in dat op at trouwens nog zeer beperkt want hoe 1 de Volkenbond straks z'n prestige Wen handhaven zonder tot sancties te «luiten indien met Italië geen overeen- ^"iming zoU worden bereikt? ™>S geen week geleden hebben wij ge- Mnd dat die sancties onvermijdelijk «aden zijn, aannemende dat Italië lnder- aa volgende maand tot den aanval «gaat. Gedurende de laatste dagen is ia dat oordeel echter ongetwijfeld h,vÜ verandering gekomen en de oor- ™daarvan berust bij Frankrijk. De zaak «oo dat Italië zal doorzetten en dat jeeland (al evenzeer gedreven door eigen ™Si) zidh vastbesloten heeft verklaard aandelen volgens het handvest van den 'wnbond. Engeland zou zich daaraan laar houden indien Frankrijk lift 5 unde en «an week geleden scheen '^daarop te wijzen. De kentering in de «asohe meening is de laatste dagen KJ? onmiskenbaar! Frankrijk poogt niet de verantwoordelijkheid van den Pannen toestand op Engeland af te ii„'eJj; het spreekt ook weer steeds elijker woorden aan het adres van talie ftrf. waarmede het onlangs een militair onn =esl°ten heeft, dat naar den in- n vrijwel onbekend is, doch naar den S^niot meer zonder uitwerking blijft, at»«- begint van oordeel te worden, a,"f het toch eigenlijk weinig minder MfrTr dan Engeland, Frankrijk en si i™ In het 'verleden gedaan hebben en i "pland feitelijk beter deed zich niet (o k L te mahen over dezen aanval op oaarsoh volk", dat niet ééns als «oetm cien Volkenbond toegelaten had lp via worden omdat het daarvoor niet Pil Bi rf argument, waarover inder- Wsoml plating van geen enkele zijde Pi ha." Erankrljk blijft daarnaast •bono waardeering voor den Volken- lat het '1nen en het hogrijpt zeer goed ■siltum een buitengewoon lastig parket •eh !pn ls' maar de conclusie schijnt rtairwk vaard'gd dat momenteel aan e zijde de lust om tegen Italië Automobilist: „Gunst!".... Minister Oud: „Ja, ja, mijnheer, van die halve centjes bouwen ze nu die mooie bruggen en U behoeft er dan geen tol te betalen". sancties toe te passen (met alle gevolgen van dien!) zeer gering is. En Engeland heeft zoo dikwijls verklaard dat het den steun van Frankrijk noodig heeft, dat men aannemen mag dat het hoogstwaarschijn lijk niet alleen totingrijpende maatrege len zal overgaan. Het land. dat nog zoo kort geleden, op het terrein der bewapening een voorname rol speelde, wordt in deze kwestie maai zelden genoemd. Duitschland houdt er zich tot dusverre officieel bulten, al mag men veilig aannemen dat het nauwlettend de gebeurtenissen gadeslaat en zich zal doen gelden indien een reeds eenige malen ge noemde nieuwe indeeling van het kolo niaal gebied aan de orde mocht worden gesteld. Overigens heeft Duitschland ge noeg aan z'n binnenlandsche moeilijk heden, die meer en meer een crisis-stem ming verraden! Het is dr. Schacht, de Duitsche minister voor economische zaken geweest, die in een rede te Koningsbergen daarop dezer dagen een schril licht ge worpen heeft. Men heeft hier en daar een vergelijking getrokken tusschen de periode, voorafgaande aan den berudhten 30sten Juni, waarin Von Papen zijn befaamde waarschuwing uitsprak, en de afgeloopen weken, die tn een gelijksoortige waarschu wing, thans van dr. Schacht, hun culmi natiepunt gevonden hebben. Het zal maar weinigen m Duitschland geoorloofd zijn te spreken in den trant van dezen minister, die nauwelijks meer kans schijnt te zien het zinkende schip boven water te hou den en tot een uiting is gekomen van dien aard, dat het de Duitsche pers zelfs ver boden werd den tekst volledig op te nemen! Zeer nadrukkelijk hekelde Schacht de vervolgingswaanzin tegen de Joden, al con stateerde hij „dat de Joden moeten In zien dat het met hun invloed bij ons voor immer gedaan is". En „als vrienden voor dewelke de Heer ons moge behoeden" be titelde hij „de menschen, die zich vol bloed nazi noemen, maar 's nachts vol heldenmoed etalage-ruiten bevuilen; die eiken Duitscher, die in een Joodsche zaak koopt tot volksverrader bestempelen; die beweren, dat elke gewezen vrijmetselaar een ploert is en die in den strijd tegen politieke geestelijken hunnerzijds een ver schil tusschen godsdienst en kanselmis- bruik niet kunnen maken....", i Bijna op hetzelfde moment dat Julius Streioher, de bekende Jodenbestrijder, RECLAME. 9208 20-35-60cë Beschermt tegen zon-en weersirw&teden elders 'het volk ophitste tot felle actie tegen de Joden, liet Schacht te Koningsbergen zijn waarschuwing klinken met een scherpte, die verbijsterend is. Hij zal dat niet gedaan hebben uitsluitend met hei oog op de Joden. Schacht sprak, zooals hij gedaan Iheeft, omdat Duitschland finan cieel zeer zware zorgen heeft en omdat hij van de huidige actie tegen de Joden zooveel nadeel vreest van z'n pogingen om in het buitenland aan geld te komen, dat hij het een landsbelang achtte er tegen op te treden. Een nieuwe leening van 500 millioen Mark moet gesloten worden (de maatregelen voor werkverschaffing en be wapening dienden hun rekeningen in!) en Sehacht's rede was de inleiding daar toe. Gedeeltelijk, zoo liet hij al doorsche meren, zou de leening geplaatst kunnen worden bij de spaarbanken en bij het publiek (vandaar ook een vermoedelijk tendenz-bericht dat gedurende den laat- sten tijd de inlagen bij de spaarbanken aanzienlijk zijn toegenomen), maar voor de meerderheid heeft men toch het bui tenland noodig. En welliclit heeft de Duitsche schatkistbewaarder zich herin nerd dat het vooral Joodsche bankiers in Amerika geweest zijn, die na den oor log Duitschland aan geld geholpen heb ben' Zijn rede moet bedoeld zijn als een wanhoopspoging om naar die zijde opnieuw sympathie te wekken. Een poging, die o.i. overigens vrij hopeloos is. Dr. Schacht vertoeft thans te Londen om daar bron nen te vinden voor de leening, doch men mag vrij sceptisdh staan tegenover zijn plannen die nergens in het buitenland met veel gejuich zullen worden begroet. Zonder geld kan Hitier niet regeeren, maar bij zooveel onzekerheid in Duitschland zal er in het buitenland weinig enthousiasme bestaan om de gevraagde millioenen té verstrekken (Van onzen correspondent). BERLIJN, 20 Augustus De minst benijdenswaardige function- naris in het Derde Rijk is dr. Hjalmar Schacht, president van de rijksbank en be last met de waarneming van het liooge ambt van rijksminister van economische zaken. Een merkwaardig man, deze dr. Schacht. Een persoonlijkheid. Geen ge makkelijk mensch in den omgang. Vaak uiterst beminnelijk, maar dan weer uit vallend, nijdig en zijn hem niet nader ken nende omgeving tegen zich innemend. Ik herinner me uitingen over hem uit den mond van hooggeplaatste buitenlandsche gedelegeerden, die in 1933 en '34 in Berlijn eindeloos over transferkwesties en andere onverkwikkelijke dingen met hem te on derhandelen hadden. Die uitingen waren zeer kras, getuigden van woede, van zich persoonlijk beleedigd voelen en van den indruk, dat men met met iemand te doen had, die in financieele dingen altijd de voile waarheid zegt. Merkwaardig, waar men dr. Schacht aan den anderen kant vaak al te groote openhartigheid verwijt. Maar er zijn ook andere indrukken. Nog kort geleden sprak ik met een Neder- landsch specialist in financieel-economi- sche dingen, die nu al eenige jaren regel matig met den Duitschen minister en bankpresident te doen heeft en die mij als zijn eerlijke overtuiging te kennen gaf, dat dr. Schacht als leider van een circu latiebank een stuk boven de meesten on der zijn internationale collega's uitsteekt. Latere generaties zullen beter dan wij kunnen overzien, welke de ware beteeke- nis van dezen merkwaardigen man die bovendien een hartstochtelijk.... heere- boer is in dezen merkwaardigen tijd ge weest is. Wij tijdgenooten van hem onder vinden groote moeilijkheid bij onze poging om, hem als mensch, als staatsman en als vakspecialist te rubriceeren. Het is slechts een zwakke karakteristiek, als we aantee- kenen, dat hij moeilijk te benaderen en toch weer beminnelijk is, dat hij vele men schen onmiddellijk afstoot en toch ook weer oprechte vrienden weet te maken, dat er kringen zijn, die op hem zweren, en anderen, die hem geen oogenblik gelooi of vertrouwen zouden willen schenken. Men kan hier hooren, dat hij een oprecht na- iteCLAME. 741» tionaal-socialist is, wiens vereering voor Adolf Hitler eerlijk is en diep; en daar weer, dat hij een opportunist is van het zuiverste water, die in zijn hart conserva tief is en als 't zijn moet, straks weer de mocraat Over één ding echter is men het in zeer breede kringen eens: dat hij zijn vak ver staat als weinigen, en dat hij als vakman moedig en doortastend is. Daarnaast is van secundair belang, tot welke groep in de veelkleurige eenheid van het Duitsche fas cisme hij nu eigenlijk behoort en wie zijn intiemste handlangers in die groep ge noemd mogen worden. Daarover wordt, als over veel soortgelijke vermoedens die oude leiders betreffen, veel gemompeld en veel geheimzinnig gedaan. Een geheimzinnig heid, die door het nazi-regeeringssysteem nu eenmaal wordt uitgelokt. Maar wij doen niet mee aan zulke „intieme wetenschap" en houden ons liever aan de ware feiten en de onweerspreekbare verschijnselen. Dr. Hjalmar Schacht heeft dezer dagen i in Koningsbergen ter gelegenheid van de opening der Oostelijke Jaarmarkt weer eens een groote rede gehouden, een van zijn openhartige redevoeringen, waarin veel gezegd en nog meer verzwegen wordt, waarin men tusschen de regels moet lezen en waarbij men eenige oefening moet heb ben in het ontraadselen van toespelingen. Het openhartige in deze redevoering was, dat hij weer eens onderstreepte, voor welke ongelooflijke moeilijkheden het Derde Rijk zich op het gebied der duiten, der schul den, der mogelijkheid van uitbreiding van den internationalen handel gesteld ziet. Wij schreven onlangs, dat wij het Derde Rijk zien als een mooi huis, door idealis ten ontworpen, maar vol barsten en op drijfzand gebouwd. Aan barsten dachten we, toen we ons herinnerden, hoeveel por- celein reeds stuk geslagen is in den bin- nenlandschen strijd tegen het politiek ka tholicisme, tegen het jodendom, de con servatieven, de „Stahlhelm" en andere fraudeerende of zich in lijdelijk verzet ver stijvende groepen. Aan het drijfzand ech ter dachten we, toen we ons verdiepten in de naaste financieel-economische misère, die Duitschland stellig te wachten staat. Daarover heeft dr. Schacht eenige zeer duidelijke dingen gezegd, en het is nu een quaestie van beoordeeling, of men ten slotte, als hij, neigt tot een zeker optimis, me, dan wel of men meent, dat het voor ondersteuning der fundamenten alreeds te laat geworden is. Het ongeluk wil nu eenmaal, dat het Derde Rijk zijn boeken niet meer open legt. Noch voor den eigen staatsburger, noch voor den vaak zeer persoonlijk geïn teresseerden buitenlander. Hoort men ver kondigen, dat de totale vlottende schuld van Duitschland 10 tot 12 milliard be- draag, dan wei, dat deze schuld reeds tot 18 a 20 milliard alleen voor ongedekte uit gaven voor werkverschaffing en landver- dediging aangegroeid is, dan antwoordt Duitschland, dat de eerstgenoemde schat ting overdreven, de tweede absoluut on juist is. Maar hoeveel die schuld dan wer kelijk bedraagt, hoort men niet. Hoogstens dat het reeds om „enorme bedragen" gaat. Iets, wat wel voor niemand een verrassing zal geweest zijn! Het is van Duitsche zijde nimmer ont kend, dat het geweldige project der werk- verschaffing-tot-elken-prijs, waarop dan de eveneens enorme kosten voor de weder opbouw der landsverdediging gevolgd zijn, alleen doorleenen, en wel leenen bij de eigen bevolking, ten uitvoer kon wor den gebracht. Het is zeker alweer drie kwart jaar geleden, dat de bescheiden en sympathieken rijksminister van financiën, graaf Schwerin von Krosigk, voor het eerst in het openbaar zeide: „U vraagt, waar we het geld vandaan halen? We leenen het!" Inderdaad, het is alles geleend, op korte zich veelal, bij de spaarbanken, bij de Rijksbank, bij de gouddiscontobank, bij de verzekeringsmaatschappijen, bij de in dustrie. Op grond van het beginsel, dat de herleving van de econonomie, van handel, scheepvaart, fabriekswezen, handwerk en wat niet al, geld in de laadjes der staats burgers gebracht heeft en dat dit geld nu weer aan den staat, die voor de herleving zorgt, moet worden uitgeleend, opdat het opnieuw uitgegeven kan worden. Er zijn menschen, en heusch niet de domste, die meenen, dat daarmee het perpetuum mo bile is uitgevonden; er zijn anderen, nog minder dom, die vreezen, dat het op den duur spaak zal moeten loopen, als de staat' er niet in slaagt, uit de enorme leeningen op korte zicht, die ten slotte niet anders zijn dan potverteren, de zulke op lange zicht te maken. Intusschen weten we alleen, dat er een zekere binnenlandsche schuld is, waarvoor de Staat bonnetjes afgegeven heeft, een die zoo ongeveer tusschen de 10 en de 20 milliard ligt. En het is teekenend, dat men het niet eens op 10 milliard (niet millioen maar milliard!) nauwkeurig schatten kan. En daarbij is het einde werkelijk niet te overzien. Men zal er, op deze wijze voortgaande, stellig wel in slagen het aantal controleer bare werkloozen op nul terug te brengen. En dat is dan zeker een groot succes. Een moreel echter, in hoofdzaak. Want deze werkverschaffing blijft kunstmatig, van welk 'standpunt uit men ze ook beziet. Ze geschiedt ten laste van staat en gemeen schap en ze schept ten deele waarden, die pas na tientallen jaren productief zullen kunnen worden; of het nimmer zullen zijn Het is een teren op de substantie, een knabbelen aan het volksvermogen, en het resultaat moet volksverarming zijn. Het is juist, dat deze kijk op de dingen in hooge mate materieel is, en dat hoogst waarschijnlijk als het volk daartoe ten slotte geschikt blijkt en niet het geduld verliest waarden van ander, geven we toe van hooger karakter, gewonnen wor den. Een geestelijke welstand kan een ver goeding zijn voor gemis aan materieelen welstand. Misschien heeft de nuchtere pre sident van de rijksband ook daaraan ge dacht, zij het ook niet zoo intensief en en thousiast als het Hoofd van Staat ROLAND.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 9