De brand op de radio-tentoonstelling te Berlijn GEVAARLIJK SPEL 76sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. De brand op de Berlijnsche radio-expositie. Foto, genomen korfc na het uitbreken van den brand op do Berlijnsche radio-tentoon stelling. Men ziet den radio-toren in vlammen gehuld. MISSOLINI INSPECTEERDE WEER EEN ZWARTHEM- DEN-DIVISIE welke van Benevento uit naar Oost-Afrika vertrok. Signor Mussolini enthousiast begroet door de zwart- heniden bij aankomst- te Benevento. DE BRAND OP DE RADIO-TENTO 0NSTELLING TE BERLIJN Bij ksw eer soldat en bij het opruirqingswerk van de .vernield© hal. GISTERMORGEN IS DE VIERDE OVERSPANNING TEN BEHOEVE VAN DE MEUWE VERKEERSBRUG OVER HET HOLLANDSCH DIEP op de pijlers ge plaatst. De overspanning wordt geplaatst. INSTALLATIE NIEUWE BURGEMEESTER VAN DE LIER '^den heer C. J. v. d. Hoeven. De burgemeester en zijpj. ecjtitgenoote passeeren de eerewacht der Burgerwacht. DE ITALIAANSCHE KROONPRINS neemt afscheid van officieren die per troepenschip „Gange" naar Afrika vertrekken. Dit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 'fluitschland heeft geen reden om oor- te voeren", zei de admiraal. Op het ®ogenblik staat Engeland op den besten T«t met ledereen". ^»Nog nooit heeft een groote natie, die fig was naar veroveringen, gebrek aan een excuus. Daar heb je b.v. de «Word op den aartshertog Franz Ferdi- 5JM. Oostenrijk zal de bevelen van Ijtehland gehoorzamen. Rusland mag niet aanzien, dat Servië verpletterd *wdt" .Je hebt gelijk, Hallam, maar we zijn op «nze hoede". ben er van overtuigd, dat het de be tuig van Duitschland is om te mobili- S5)1. anders zou de baron er niet zoo op S z*jn ^at voor ^em werli;- HÜ t«r me met nadruk gezegd, dat ik over Mar weken vrij zal zijn. Me dunkt de is duidelijk genoeg". Ie h "1°*^ z'en ach'er de feibeu te komen, tiet k de een«8e -man, die in contact is i_ taron Branden. Tusschen twee haak- i neb je Furber ook gezien?" jJtet meer sinds we hem in het Lang- notel ontmoetten", zei Hallam stug. Wudt hem wel eens kunnen op- %'s gezicht verried hoe weinig hij met dit voorstel ingenomen was en de admi raal glimlachte, toen hij hem liet gaan. „Naar wat ik weet, geloof ik niet, dat je jaloersch op hem behoeft te zijn. Het zal me genoegen doen te hooren, hoe je met den prins bent opgeschoten". Het was twaalf uur toen Hallam terug ging naar Ryderstraat en tot zijn verba zing vond hij daar Valda op haar gemak in zijn kamer zitten. „Waarom ben je me niet komen opzoe ken?" vroeg ze dadelijk. „Ik heb het druk gehad". „Je zult toch zeker wel tijd hebben om met me te gaan lunchen?" „Ik heb een afspraak. Het spijt me erg. Misschien morgen, „Morgen is nog zoo lang. Weet je, dat Stella terug is gegaan naar Weyport?" „Ja". „En dat ze geëngageerd is met Furber?" ging ze voort met opzettelijke wreedheid. „Dat heb ik ook gehoord". „Teruggekeerd tot haar eerste liefde, hè?" ging ze lachend voort. „Ze zal er nog wel eens spijt van hebben. Ik kan niet zeggen, dat ik medelijden met haar heb. Kijk eens wat vroolijker, Guy". „Juffrouw Glyn, „Juffrouw Glyn?" herhaalde ze ver wijtend. „Valda, ik kan je niet vragen om te blij ven. Ik verwacht vrienden op de lunch en ..Toch geen dames, hoop ik?" „Neen, de baron en...." „Dan blijf ik ook om hem te ontmoe ten", zei ze beslist. „Dat is onmogelijk". „Waarom? Ik heb jou toch aan den ba ron voorgesteld". „Tot mijn nadeel", zei hij met een uit barsting van bitterheid en zweeg toen. „Wie komt er nog meer? Zeker niet mijnheer Furber?" „Neen",antwoordde hij, „maar ik moet je heusch vragen om heen te gaan. Ik wil niet graag onbeleefd schijnen, maar „Je bent onbeleefd", antwoordde zij en keek vlug om, toen de deur open ging. „Goeden morgen, mijnheer Hallam". Sylvester gaf haar de hand. „Een onverwacht genoegen", zei hij be leefd en Hallam keek bezorgd naar Valda of zij; ook iets vreemds in de stem zou op merken, doch schijnbaar had ze niet de minste argwaan. „Guy wil me niet hier laten blijven lunchen. Ik ken den baron en ik zal heusch niet'1 in den weg zijn. Ik zal weggaan zoo- draiu'het me zegt". „Laat haar maar. blijven", zei Sylvester dadelijk. „Dank u, mijnheer Hallam", zei Valda vroolijk. Guy was zeer verbaasd en op het punt te protesteeren, maar liet die na op een teeken van Sylvester, en verliet de kamer om te zeggen, dat er nog een onverwachte gast bij gekomen was. „U is heel vriendelijk voor mijn zoon en hij heeft-nu juist vrienden noodig. Moogt u Guy graag lijden?" „Heel graag", antwoordde ze oprecht. Sylvester zat met zijn rug naar het licht en voelde zich vrij zeker beschermd tegen ontdekking. Valda had hem slechts een paar minuten ontmoet vroeger en toch was er iets in de uitdrukking van haar oogen, dat hem niet beviel. Het leek wel of ze hem uitlachten. HOOFDSTUK XXVI. Furber had zijn best gedaan Stella te bewegen in de stad te blijven, doch te vergeefs. Mevrouw Cameron had hem ont moet bij zijn terugkeer in het Langham hotel en had hem gevraagd naar zijn in komen. Hij had geantwoord, dat hij er warmpjes in zat en zeer goed in staat was een vrouw te onderhouden. Toen ze aan drong op een meer duidelijke opgave van zijn inkomen had hij ontwijkende ant woorden gegeven en ofschoon het nog geen publiek engagement was op het oogeriblik, was hij toch geaccepteerd als een ernstige candidaat voor Stella's hand en bij zfjn vertrek had Furber zijn plan te kennen gegeven om over een paar dagen naar Weyport te komen. Den volgenden morgen bezocht hij den baron en werd tamelijk koel ontvangen. „Je hebt zeker geld noodig?" „Ja", antwoordde Furber. „De prins is hier. Ik geloof, dat ik u maar met hem zal laten onderhandelen". „Is dat noodzakelijk?" „Hij wenscht u te spreken", antwoordde de baron en verliet de kamer. Eenige minuten later kwam de prins binnen en knikte koel tegen Furber. Zij hadden elkander een paar keer ontmoet, doch telkens zeer kort. „Ik feliciteer u, dat u dat draadlooze rapport heeft bemachtigd. U heeft goed werk voor ons gedaan". Furber boog en bleef zwijgen. Hij was bang voor deze ernstige aristocraat met de scherpe, eerlijke oogen en voelde zich niet op zijn gemak. De prins ging Zitten, stak een sigaar aan en begon toen vragen te stellen. Ze betroffen allen één onderwerp, de gesteldheid van de Britsche Vloot in geval van oorlog. Furber kon geen af doende inlichtingen verschaffen en toen hem naar zijn meening gevraagd werd, kwam die vrijwel overeen met hetgeen Hallam gezegd had. „Komt er oorlog?" had Furber den moed te wagen. „Dat ligt in de schoot der goden. Maar laten we eens aannemen dat er oorlog komt. Welke rol zult u daar dan in spelen?" „Ik zal de bevelen gehoorzamen". „Wiens bevelen?" vroeg de prins scherp. „Behoeft u dat nog te vragen? Ik heb genoeg bewezen, waar mijn toewijding ligt. Mijn vader heeft me gedwongen bij de Engelsche marine te gaan met één doel, en ik ben bereid dat doel na te streven". „Ook ten koste van u zelf?" „Ten koste van alles", zei Furber beslist. ..Ik geloof, dat u te vertrouwen bent. Als er oorlog komt heeft de baron mis schien Engeland al verlaten. Het zal dan noodig zijn om een middel van contact te vinden. Kent u iemand, die u volko men vertrouwen kunt?" „Valda Glyn". „Ik meb haai- moeder gekend, zij was voor ons van onschatbare waarde. Ik heb het jonge meisje nog nooit ontmoet. Is ze geschikt?" „Volkomen". „En te vertrouwen?" „Ja. Dat geloof ik wel, maar ze is ver liefd en liefde kan soms raar met een vrouw omspringen". „Wie is de gelukkige?" .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5