VOUWPLAATJE. KONIJNENHOK Dit konijnenhok kun je waarschijnlijk zelf wel maken. Eerst de plaatjes (behalve het voorbeeld) op dun, doorzichtig papier overtrekken. Ze daarna op goed buigbaar karton plakken en dan uitknippen of uitsnijden. Het deurtje in den wand zal misschien eenlge moeilijkheid opleveren, maar de ouderen moeten de jongeren daarbij hel pen. Wie handig is, peutert het wel voor elkaar. De plaatjes op de stippellijnen omvouwen. De lipjes vastplakken. De konijntjes tusschen de tralies zetten. Hun steuntjes worden omgevouw met 'n plakmiddel op den bodem ge Natuurlijk kun je alles vóór uitknippen of uitsnijden begint o aardig kleurtje geven. (Nadruk verboden). goed zijn best", vertelde hij aan moeder en vader. „We hopen dat hij hier spoedig wat vrienden krijgt", zei vader. „Morgen ko men er een paar jongens hier. is 't niet vrouw? Wie zijn het ook weer?" „Otto de Roode en Herman van Veen", antwoordde moeder. Mijnheer knikte. „Ook flinke jongens", merkte hij op. Al een paar maal had moeder een vra gende blik op vader geworpen. Zonder dat mijnheer het nu zag. knikte vader Hoog vliet haar toe. En toen begon hij: „Of mijnheer Nico Verpoorten ook kende?" „Dat kreupele jongetje, dat hier aan den zijweg woont? Ja. ik heb hem wel eens uit de verte gezien. Maar ik ben nog nooit met hem of zijn ouders in aanra king geweest. Ze hebben geen schoolgaan de kinderen". „Nee", zei Hoogvliet,, „dat hebben ze ook niet. Maar weet u, dat Nico zelf zoo vreeselijk graag naar school zou willen? En wat zijn gezondheid betreft, zou het ook wel kunnen. Als we maar een ver voermiddel hadden". Mijnheer sloeg zich met de hand op de knie. „Een wagentje! Dat ik daar nu nooit eerder aan gedacht heb. Maar weet, toen de jongen dat ongeluk overkwam, woon de ik hier nog niet. En later heb ik er eigenlijk niet genoeg aandacht aan ge schonken, dat moet ik bekennen". „Ja, ziet u", zei vader Hoogvliet, „bij on* in 't dorp was net zoo'n geval. Daar om trok het hier ook al gauw onze aan dacht. Bij ons ls dat jongetje toen aan een wagentje geholpen. Ieder gaf wat en zoo kwam het geld bij elkaar". „Dat zou hier ook kunnen", zei mijn heer peinzend, „ja, dat zou hier ook best kunnen. Weet u wat. ik zal een paar lijsten maken. Bovenaan zal ik schrijven waarvoor 't geld moet dienen, dat verza meld wordt, vervolgens zal ik er 'n drin gende aanbeveling aan toevoegen. En dan kan ik er best een paar grootere jongens mee laten loopen. We kunnen dan zien wat het opbrengt. Geeft het niet genoeg, dan zijn er nog wel andere manieren om aan 't geld te komen". „Dat is een prachtig plan, mijnheer", meende vader Hoogvliet. „Mag onze jon gen dan met de twee vriendjes die ik daarstraks noemde met de lijsten gaan? Daar zult u mij zeer mee verplichten. En 'k weet zeker, dat mijn jongen goed zijn best zal doen". „Dat is afgesproken", antwoordde mijn heer, terwijl hij opstond, 't Is ook niet meer dan billijk dat Karei het mag doen, omdat het idee van u is uitgegaan, 'k Zal zorgen, dat ik die lijsten gauw klaar heb. Dan kunnen ze zoo spoedig mogelijk be ginnen". Nauwelijks was mijnheer Van Oosten vertrokken, of Karei verscheen in de huis kamer. „Is je huiswerk klaar, jongen?" vroeg vader. „Nee vader, nog nta„ Maar maar ik wou zoo graag weten wat mijnheer ge zegd heeft". „Wel heb ik ooit", lachte vad< bent me veel te nieuwsgierig mai 'k Moest je eigenlijk niets zeggen", Vol verwachting bleef Karei zijn aanzien. Hij zag best dat het vade ernst was. „Toe maar", zei moeder, „zeg he nu maar. eerder heeft hij toch geen „Vooruit dan maar", zuchtte va< „Nu jongen, luister goed. Jij en j vriendjes mogen in het dorp ron om geld op te halen. Mijnheer zal nog wel zeggen, hoe je dat doen Is 't nu goed?" „Pijn vader. Mogen we al gauw „Laat eens zien. Morgen is het dag, 'k denk dat mijnheer jullie dag zal laten beginnen". „Dat komt mooi uit. hé vadei Karei. „Als dan morgen Otto en H hier komen, kunnen we er eerst noi over praten". „Als je dan maar tijd hebt, om de derij met je vriendjes te bekijken", te vader. „Ja hoor best. Ze mogen een heel( dag komen, hé moeder?" „Voor mij wel", was het antwoor „En wat dunkt je Karei, zouden i pannekocken lusten eer ze naar gaan?" .Natuurlijk, moeder, wat graag. W nu die heerlijke pannekoeken nie ten?" „Nu, dan zal ik jullie daar m maar op tracteeren". (Wordt vervol

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 12