bBUITENL. WEEKOVERZICHT
DE GULDENBURCHT
Dr. COLIJN MAANT TOT RUST
EN KALMTE.
768te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 3 Augustus 1935
Derde Blad
No. 23116
I ov» nog heel wat. moeilijkheden te
I nr!rymnen blijven; de zoo gevreesde
I zon^"kwestie speelt daarbij voor de
I rol r? heer weer eens een belangrijke
I niet v 11 lrots alles, gaat de Duce accoord
I ern„j gevonden accoord, dan is er ge-
I nile hoop op een oplossing.
Rustig wacht het nieuwe Ministerie de ontmoeting
met de Kamer af.
NAAR EEN OPLOSSING?
Het begint er thans werkelijk eenigszins
op te lijken, dat onze voorspelling, dat
ihet tusschen Italië en Abessynlë niet tot
een oorlog zal komen, waarheid wordt!
Weliswaar nemen beide partijen den mond
nog vol met dreigementen van dezelfde
afmetingen als toen een oorlog voor de
deur scheen te staan, doch lr wezen is
er toch heel wat veranderd.
Oudergewoonte ls er reeds weer heel
wat gemopperd op den Volkenbond. Wat
drommel, wat beteekende zoo'n lichaam,
wanneer het oorlog niet kon voorkomen;
zelfs niet tusschen twee leden! Al te
licht wordt bij de verkondiging van deze
theorie echter heengeloopen over het feit,
dat de Volkenbond nog altijd in een be-
gin-periode staat, dat de Volkenbond nog
verre van volmaakt ls, integendeel over
te weinig macht beschikt om eigen wil
1 te kunnen doorzetten tegen hen, die het
goede niet willen, wy zouden een andere
vraag willen stellen, n.l. deze: wat zou er
I gebeurd zyn zonder Volkenbond? Wij voor
ons aarzelen niet om als onze meening
kenbaar te maken, dat in dat geval oor
log onvermydbaar zou zyn geweest! Ita
lië zou dan eenvoudig op ouderwetsche
wijze den veroveringsoorlog hebben in-
Het bestaan van den Volkenbond even
wel, waarvan Italië zelf lid is, heeft dit
land doen twyfelen en, zooals de zaken
thans er voor staan, heeft het den schyn,
lat het uitstel afstel zal kunnen worden.
Tegen den zin van Italië in, is te Ge-
nève de Volkenbondsraad byeengekomen
om op het laatste nippertje nog een po
ging te wagen om het ergste af te wen
den. Speciaal Engeland, dat de veroor-
deellngs-actie in het land van den Duce
met een hautain gebaar van volkomen
negatie beantwoordde, heeft voet bij stuk
gehouden en toen het lukte om Frank
rijk in hoofdzaak mede te krygen, is blijk
baar zoo'n pressie op Italië geoefend, dat
het begreep te moeten wijken, al ging dit
natuuriyk gepaard met, een overeind hou
den van het z.g. prestige.
Om Frankryk echter zoover te brengen,
dat het 't Engelsche standpunt, althans in
groote lynen. volgde, is heel wat verzet
overwonnen moeten worden. Frankrijk
rag zich immers in de moeiiyke positie
geplaatst van te moeten bemiddelen tus
schen twee vrienden, die het geen van
beide wilde verliezen. Aanvankeiyk ont
zag het daarom de Italiaansche gevoelig
heden met een zekeren schroom, het
slechts willende zoeken in uitstel, ln de
stille hoop, dat de tyd dan wel voor be
houd van den vrede zou werken. Lang-
raam maar zeker is evenwel ook aan den
Quay d'Orsaie het begrip doorgedrongen,
dat de gang van zaken een dergelykewas
geworden, dat direct krachtiger moest
worden ingegrepen om den oorlog te voor
komen. En dat heeft den doorslag ge-
l geven
i Hoewel het de vraag ls, of het Italiaan-
I sle volk wel weet van de algemeene ver-
(trdeeling van zyn politiek tegenover
Mbessynië, behoeft niet te worden getwij
feld. dat de regeering tenminste volkomen
op de hoogte was van de algemeene ver
guizing in en buiten Europa van de aan-
I genomen houding tegenover het land van
den Negus. De diverse persuitlatingen wa
ren overduideiyk en ook officieel zie
b.v. de Jongste rede van den Engelschen
minister van buitenlandsche zaken Hoare
!n het Engelsche Lagerhuis was de
toon, hoewel bhjvend binnen de perken
van „vriendschap" toch evenmin mis te
verstaan. Sympathie ondervond Italië
nergens in de beschaafde wereld en daar
buiten was zelfs groeiend een toenemende
antipathie, waarvan de diverse landen
met koloniën in eigen dominions een ge
weldigen terugslag vreesden.
Tegen den zin van Italië in werd de
Volkenbondsraad doorgezet, doch de Duce
durfde niet zich onvertegenwoordigd te
laten en zond zyn vertrouwde baron
Aloisi. Aanvankeiyk heeft deze zyn uiter
ste best gedaan om het dien kant uit te
sturen, dat alleen de voortzetting van het
werk der verzoeningscommissie het punt
I van bespreking zou vormen, doch Enge
land, inziende, dat op die wyze feitelijk
geen stap verder werd gekomen, heeft
voet by stuk gehouden, staande op een
volledig behandeling van het conflict voor
bet forum der wereld, en toen ook Laval
door Eden daarvoor was gewonnen, moest
Italië wel over de brug komen.
Uit den aard der zaak heeft men de
Italiaansche gevoelens zooveel mogelük
ontzien om Mussolini tegenover zyn land
zooveel mogelijk te dekken. Vandaar ook
het Italiaansche tegenspartelen tot het
I laatste. Van een wüken mocht geen sprake
I zijn, zelfs niet voor den VolkenbondItalia
I fara da se! Zoo heeft men genoegen ge-
I nomen met het weer op gang brengen der
I Werkzaamheden der verzoeningscommissie
met benoeming van een vyfden arbiter
volgens de Italiaansche zienswijze, dat
deze commissie over de grensregeling niet
mag oordeelen, ook niet wat Wal-Wal
betreft, doch dit is slechts een onderdeel
I geworden van het eigenhjke vredespro-
S'am. Goed beschouwd, een niets om het
lijf hebbend onderdeel, daar ieder immers
weet, dat het torpedeeren van de werk
zaamheid dezer commissie maar een klei
nigheid is. Vooral voor het land, dat kwaad
wil! De hoofdaccenten zyn nu echter
verlegd naar betere basis en wel naar een
I conferentie van de drie onderteekenaars
I van het verdrag van 1906, dus Engeland,
I 'rankryk en Italië, met deelneming van
I Abessynië.
Voor den vorm, d.w.z. in het belang van
het Italiaansche prestige, is deze confe
rentie los gemaakt van den Volkenbond
en is ook het deelnemen van Abessynië
gecamoufleerd, doch dit is toch de quin-
tessens van het bereikte compromis, dat
I "oor baron Aloisi is aanvaard. Nog be-
I staat er op het moment, dat wij dit
I Jehrijven geen zekerheid, dat ook Musso-
I hnl dit zal aanvaarden, doch de kansen
I «aan goed!
I Blijkt het, dat de Duce inderdaad onder
I he pressie van Engeland en Frankryk aan
I h gevonden formule zijn goedkeuring
I vn flan ziin de 'tkhsm op een vergelqk
I toepassing van wapengeweld, ten
I «etste gestege -
Colijn: „Den burcht behouden Maar hoeveel heb je verschoten
Trip: „Een vijfde deel van mijn munitie"
Colijn: „Duur; maar niet tè duur"
Over de beide zenders. Hilversum en
Huizen heeft gisteravond Dr. Colijn een
toespraak gehouden tot het Nederland =che
volk. waarin hi.i aanmaande tot rust en
kalmte en waarin hij een overzicht gaf
van de situatie oo politiek en monetair
gebied.
Zyn betoog luidde als volgt:
De eerste aanleiding tot het spreken van
een kort woord tot het Nederlandsche volk
is van geheel persoonleken aard. In den
loon der laatste dagen zyn mij zoo over
stelpend veel blijken van belangstelling
en medeleven toegestroomd, dat ik geen
anderen uitweg zag om myne dankbaar
heid daarvoor kenbaar te maken dan door
middel van de radio Uit alle lagen der
maatschappij en uit byna al'e politieke
schakeeringen mocht ik blyken van
wa'-me waardeering ontvangen en gaarne
g-dtn ik dan ook deze e-legenheid aan om
daarvoor mnne groote erkente'likbe'd en
dankbea 'beH uit ,rekeo Ook in deze
d'ngen ligt bemoediging om volba dend
voort te gaan on een weg die met duizend
moeilijkheden bezaaid is.
De tweede oorzaak voor myn spreken
ligt in myn wensch om mynerzyds een
woord van aanmoediging te doen hooren
en om aan te sporen tot ongebroken vol
harding.
Dat de economische toestand ten onzent
ofschoon steeds nog beter dan in vele
andere landen slecht te noemen is dat
weten wij wel. Het is volstrekt onnoodig
daarover in den breede uit te weiden.
De ommekeer in het internationale ruil
verkeer van goederen die bezig is zich te
voltrekken, heeft voor alle landen nog
niets dan verarming opgeleverd en de
pogingen om door nationale maatregelen
de verloren welvaart te kunnen herwin
nen. hebben overal gefaald en kunnen
ook niet tot resultaat hebben dat datgene
wat verloren ging weer in vollen omvang
•«rugkeert.
Maar dit kan en mag niet beteekenen.
dat we tegenover deze feiten een houding
van stille berusting zonder actie zouden
aannemen. W£el moet de mensch berustend
aanvaarden wat Honger Macht ten slcHe
ov°r ons levenslot beschikt, maar 'aar
naast staat de even gebiedende eisch dat
we de gaver en krachten ons geschonken
tot het uiterste moeten -inspannen om
dreigende gevaren voor wat bestaat af te
weren en om nieuwe welvaartsmogeiyk-
heden op te sporen. In het Ora et Labora,
in hst bidden en het werken ligt de ver
heven harmonie tusschen het bestel Gods
en de taak van den mensch.
De taak van de Regeering.
Zóó moet men ook de taak van de Re
geering zien. De Regeering van Nederland
kan de wereld niet dwingen om andere
wegen in te slaan dan in de laatste jaren
gevolgd werden Zij kan slechts trachten
zich zoo goedmogelük te verweren tegen
de schadelyke gevolgen van maatregelen
door het buitenland genomen. Dat heeft
ze dan ook gedaan. Zij heeft dat gedaan
door een uitgebreid stelsel van contingen-
teeringen in het be'ang der binnenland-
sche nüverheid. Zü heeft dit gedaan door
krachtigen steun te verleenen aan onzen
akkerbouw, door ook de veehouderij en
den tuinbouw, benevens allerlei andere
bronnen van volkswe' vaart, ds helpende
hand toe te steken Honderden millioenen
gu:dens per iaa- morsten en moeten daar
voor door het Nederlandsche volk worden
opgebracht boven de belastingen die het
moet opbrengen. Wie zich een voorstelling
wil maken van de betsekenis van dien
steun, doet net best zich maar eens af te
vragen hoe hst er met de industrie zou
hebben uitgez'en indien we aan den in
voer van buiten eens geen belemmeringen
in den weg hadden gelegd terwi.il de uit
voer van onze industrieele producten wél
door allerlei oorzaak belemmerd werd. Die
vrage zie óók eens af. wat er gebeurd zou
zh'n met onze plattelandsbevolking indien
de steun aan onze bodemcultuur in haar
vei''chn,end= vormen niet verleend ware
^worden Al had men den grond voor
niets in gebruik dan nog zou men bij
onthouding van steun in zeer vele geval
len den bodem niet met vrucht kunnen
bebouwen. Alle koopkracht, der landehjke
bevolking zou verdwenen zyn en de werk
loosheid zou ln ontstellende mate zijBI
toegenomen. Onder de landbouwende be
volking zelf. maar ook in die takken van
bedrijf die de vruchten van hun arbeid'
meer onder de plattelandsbevolking ple
gen af te zetten. De landbouwsteun be-
teekent. dus. naast de instandhouding van
een krachtige volksgroep, niet minder ook
een krachtig middel tot werkverruiming.
Aan dit alles wordt niet tekort gedaan
door de klachten die er wel eens rijzen
over de uitvoering van de regeeringsmaat-
regelen. Dat is van tweede orde.
Als er ernstige fouten zyn of worden
gemaakt, dan moeten die uit den weg
worden geruimd en zullen ze ook uit den
weg worden geruimd.
Hoofdzaak is. dat de Regeering gedaan
heeft wat te doen was om een onbelem
merde inzinking van de welvaartsbronnen
van ons volk uit te sluiten.
De vraag is nu, wat daarboven kan
worden gedaan ten einde de welvaart te
vergrooten. Aan adviezen daarvoor is geen
gebrek. De één zoekt het in afschaffing
der z.g. cumulatie en dan zijn we uit het
moeras! De Regeering heeft daarover een
wetsvoorstel ingediend en daarmee zal
wellicht een paar honderdduizend gulden
bespaard worden. Maar.het gaat om
een honderd millioen by het Staatsbudget
en vele honderden millioenen by het volks
inkomen.
Een tweede wil allen steun met inbe
grip van den steun der werkloozen
afschaffen en gelooft dan dat we er zyn.
Een derde komt met de reddingsplank
aandragen om alle ambtelijke salarissen
en loonen te halveeren en acht dan geen
wolkje meer aan de lucht.
Ik noem deze dingen niet omdat ze
serieus zyn, maar omdat ze bewyzen hoe
gering by velen het inzicht is in de moei-
lykheden die we te overwinnen hebben.
Openbare werken en industrialisatie.
Twee denkbeelden zyn er echter die wèl
ernstig onderzoek en zorgvuldige over
weging eischen. Het zyn het verlangen
naar uitvoering van meer openbare wer
ken en naar verdere Industrialisatie van
ons land.
In beginsel is hier eigenlyk geen ver
schil van meening. Dat verschil treedt
eerst aan den dag als men toekomt aan
de vraag hoever men daarmede gaan moet.
De openbare werken die men gaat uit
voeren moeten natuurlijk nut afwerpen.
Maar als men daaraan vasthoudt dan
blykt spoedig, dat de keuze niet zoo ruim
is als velen wel meenen. Nederland is de
laatste kwarteeuw gul geweest met den
aanleg van openbare werken. Vele hon
derden millioenen zyn daarvoor uitgege
ven en zelfs is in de verloopen 3 jaar nog
rond 30 millioen per jaar aan zulke wer
ken besteed, ongeacht wat voor de werk
verschaffing uitgegeven is.
Daarbij komt dan de 60 millioen voor
het werkfonds die een jaar geleden toege
staan werden en die thans reeds nagenoeg
geheel een bestemming hebben.
Zoodra deze 60 millioen geheel uitgeput
zyn. zullen nieuwe gelden aangevraagd
worden, maar het aantal nuttige werken
wordt natuurlijk daarvoor voortdurend
kleiner en is reeds thans niet zoo heel
groot meer. Terwyi bovendien ook gelet
meet worden op de vraag of het geld er
voor te krygen is.
Dan is er de tweede gedachte: meerdere
industrialisatie. Dat vraagstuk is door
den nieuwen minister van Economische
Zaken in onderzoek genomen. Vol energie
is hij met dien arbeid begonnen en mijn
persoonlyke steun zoowel als die van het
geheele Kabinet is hem verzekerd. Profetie
over de resultaten laat ik achterwege,
want dit probleem heeft vele zyden. Ik
denk aan de rendabiliteit dier op te rich
ten industrieën en aan den invloed die
vermindering van invoer hebben kan op
onzen uitvoer nu alle landen en dit in
toenemende mate aansturen op een
sluitende handelsbalans, d.w.z. dat zij van
ons niet meer willen koopen dan wij van
hen koopen. Ik denk ook aan den invloed
op bestaande industrieën en derzelver af
zetmogelijkheden. Dit alles moet onder
zocht en overwogen worden en een onmid
dellijk resultaat, zichtbaar in rookende
fabrieksschoorsteenen. is dus niet te ver
wachten. Het denkbeeld zelf verdient
echter met grooten ernst en met energie
te worden behandeld.
De Positie van het Kabinet.
Maar, zoo zal men vragen, kan de Regee
ring wel de plannen volbrengen die zy
zich heeft voorgesteld?
Ook daarover wil ik iets zeggen, omdat
mij uit de pers blykt, dat er over de
positie van het Kabinet eenige verwarring
heerscht.
Ik heb toch gezien, dat de vraag ge
steld wordt: is het conflict tusschen
Kabinet en Kamer, althans tusschen het
Kabinet en één der Kamerfracties, nu
opgelost of niet?
Zóó is de vraag stellig niet juist gefor
muleerd.
Want dit Kabinet, dat een nieuw Kabi
net is al zitten de vorige Ministers er
allen in dit Kabinet heelt geen conflict
met een der Kamerfracties. Dat kan zelfs
niet. want ze hebben elkaar nog niet ont
moet. Men zou de vraag in elk geval zóó
moeten formuleeren: bestaat er geen ge
vaar, dat tusschen het nieuwe Kabinet en
de Kamer een gelyksoortig conflict zal
ontstaan ais ontstaan is tiidens het be
wind van het vorig Kabinet?
Op die vraag is met volkomen zekerheid
geen antwoord te geven, omdat het Ka
binet niet parlementair maar extra
parlementair is. Bij de vorming van een
parlementair Kabinet ontwerpt de forma
teur een Regeeringsprogram, legt dit over
aan sommige Kamerfracties en treedt
- r
wisseling Komt de formatie met de frac
ties tot overeenstemming, dan heeft hy
een redelyke zekerheid, dat zijn plannen
den steun dier fracties zullen ontvangen.
Zyn Kabinet is dan een Kabinet, dat men
'parlementair pleegt te noemen.
De formateur van een extra-parlemen-
cair Kabinet houdt evenwel geen bespre
kingen met Kamerfracties. Zou hij met
één dezer fracties in onderhandeling
treden over bepaalde punten, dan zou hij
het met alle daarvoor in aanmerking ko
mende fracties, op wier steun hy hoopt,
moeten doen. Deze methode was echter by
de jongste formatie uitgesloten omdat ze
reeds beproefd en.... mislukt was.
De formateur van een exxtra-parlemen-
laiv kabinet heeft dus nimmer vooraf
zekerheid, dat zijn nrogram instemming
vindt by de Kamer. Hij heeft slechts zyn
eigen inzicht tot gids, een inzicht dat