RAADSELS. II. winkel gaf, stond open. En nu was hij, zonder dat er iemand was om hem weg te jagen, in Luilekkerland! Eerst een onderzoekingstocht. Hij klom langs richels, glipte tusschen flesschen, blikken en bussen door en beschouwde de weegschaal als een soort wipplank. En zoo kwam hij in de étalage ook al gauw terecht. Dat was van zijn gading! Midden in de mooie ster ging hij zitten, en behalve pinda's, scheen hij nog van heel wat an dere dingen te houden. Een paar pruime- danten? Floep, de pitten vlogen tegen de ruit. Krenten en rozijnen? Hij stopte er zóóveel van in zijn mond, dat zijn wan gen er bol van stonden. En nu werd hij niet zoet gehouden met één suikerklontje, neen, hij had ze maar voor 't grijpen. 't Was gewoonweg een feest voor de buurt, 't Leek wel, of Joep gratis 'n voor stelling gaf. Eerst bleef een meneer staan, toen kwamen er meer toeschouwers, en tenslotte stond er een heel gezelschap. Men had al geprobeerd de deur te openen, maar die bleef op slot en op de ruit bon zen hielp niet. Joep werd steeds baldadi ger. Hij wist de groote flesch met zuur tjes te openen, graaide er in en strooide ze in 't wilde weg in het rond. Van alles stak hij in zijn mond, en als 't hem niet smaakte, nam hij 't er weer uit, en gooide het weg. Tenslotte kwam er een agent op af die zag den oploop, en moest weten, wat er aan de hand was. „Dat beest vernielt den heelen boel", meende hij. „Er moet even een smid ge haald worden, om de deur open te ste ken, al is 't Zondag". Men wist een smid te vinden, die met een grooten bos sleutels kwam. Tot dollen schik van de jeugd had Joep zich juist in een bak meel laten rollen, zoodat hij nu een witten, stuivenden aap geleek. En juist was men bezig met het passen van diverse sleutels, toen juffrouw Daatje te rugkwam. Bij het zien van zoo'n troep menschen vóór haar huis, schrok ze ge weldig. Maar nog meer, toen ze de ver woesting in de étalage zag. Ze moest zich een doortocht banen om in haar eigen huis te komen, en het eer ste wat ze toen deed, was het gordijn laten zakken voor de ruit en de glazen deur. En toen viel ze op het krukje neer, dat voor de toonbank stond, en begon te huilen. Joep zat, nu schuldbewust, boven op een plank en keek met een arme- zondaars-gezicht naar haar. Dien Zondagavond zat hij niet lekker bij de vrouw in de kamer, maar buiten aan den paal. En den Maandagochtend had de winkeljongen uren lang werk met het opruimen en in orde maken van de étalage! TINE BRINKGREVE— WICHERENK. (Nadruk verboden). VOOR GROOTEREN. 1. Mijn geheel wordt met 8 letters ge schreven en noemt een zeeheld. 4, 5, 3, 6 is een drank. Een 1, 2, 4 is een deel van een vrucht. 4, 7, 8 is een metaal. Een 1, 6, 8 Is schrijfgereedschap. 2. Welke plaats in België treft men soms aan Hollandsche (en ook andere!) huizen aan» 3. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een plaats in de prov. Utrecht. x X X XXXXX XXXX a X a a X a a a X lo rij een klinker. 2o een badplaats in Dultschla een vogel. iemand, die dichtbij woont 't gevraagde woord, een plaats in Noord-Hollai een wapen, een platte mand. een medeklinker. 3o 4o 5o 60 7o 8o 9o 4. Voeg iets, dat dikwijls heel n fijn is, samen met een lichaamsdee krijgt een plaats, waar veel gesc wordt. VOOR KLEINEREN. Wie kan mij eens zeggen: In welk vat de boer Nimmer melk kan schenken? 't Is een heele toer Om dat vlug te raden. Denk daarom eens goed, Wat voor (heel gewoon, hoor! Vat dat wezen moet. 2. Verborgen dieren. Meneer van Dam, u is een half laat! Zijn dit dezelfde rozen als wij best Ik heb pijn in mijn knie en daaro ik niet veel loopen. Zijn de ouders van Pim arm, Ott Wij hebben Jaap al in geen dag zien. Kind'ren kunnen wijs zijn. Wijzer is, ja wat? Altijd wijzer meen ik. Zeg mij even dat! 4. Ladderraadsel. Op de lo (bovenste) spo riviertje in ons land. Op de 2o sport een ro Op de 3o sport een plant. Op de 4o sport een leest Op de 5o sport een vis( Op de 6o sport een drank. Op elke sport komt een woord letters en de middelste van deze vormen, van boven naar beneden g den naam van een jongen. (Nadruk verboo e

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 14