FFROUW DAATJES LIEVELING
Jaargang
Donderdag 1 Augustus 1935
No. 31
j_L.U 1
ouw Daatje Bakker was omstreeks
jaar oud. Een man en gezin had
en ook geen hond of poes, zelfs
kanarie of een kooi met duiven,
och had ze een lieveling, waarvan
a evenveel hield, zooals ze wel eens
een moeder van haar kind.
ad Joepie, de aap.
neef van haar, die groote reizen
i als stuurman, had hem eens voor
leegebracht. Op een plaats aan de
van Afrika had hij het dier ge-
iets voor jou, nicht", had hij ge-
zoo'n juffrouw-alleen heeft er aan-
en gezelligheid aan. Alleen moet
en, dat hij niet in je winkel komt
e provisiekast, want zulke beestjes
i erg van snoepen!"
was juffrouw Daatje maar matig
inen met het levende geschenk. Ze
in kleinen kruidenierswinkel in een
luitenwijken van de stad, en van
pt zes uur een jonpen tot hulp en
boodschappen weg te brengen. Zoo
overdag haar werk en een beetje
igheid om zich heen. Maar de
n, en ook de Zondagen, ja, die wa-
jal stil en eenzaam! En nu stuur-
r neef haar daar op eens een aap
wist echter al gauw haar genegen
heid te winnen, en door zijn kunsten en
grappen maakte hij haar vaak aan 't
lachen. De kinderen uit de buurt verdron
gen zich in 't begin voor het huis, als ze
met Joep op den arm voor de deur stond,
of wanneer hij bij mooi weer op den
drempel zat. vast aan een koord. Want
anders zou hij wel eens op den loop kun
nen gaan! Al gauw was Joepie dan ook
bij ieder bekend.
Ja, juffrouw Daatje begon zooveel van
hem te houden al moest ze dikwijls op
hem knorren ook dat ze hem voor
geen geld zou willen missen, of ruilen
voor de mooiste poes of den meest trou
wen hond. En als ze avonds eens zat te
schemeren bij het theelichtje, wist Joepie
het warme plaatsje op haar schoot te
vinden. Als dan 't groote licht werd aange
knipt, kreeg hij ook zijn kopje thee, en
soms nog als extraatje een klontje uit
den suikerpot.
Op het plaatsje achter het huis stond
een vrij hooge-paal, waar Joep, als de
vrouw het druk had of in den winkel
moest zijn, aan werd vastgelegd. Hij kon
dan lucht happen, naar hartelust klim
men en op de schutting gaan zitten. En
mocht het soms gaan regenen, dan stond
onder bij den paal een leege stijfselkist
met een kleedje er in, en de open zijde
tegen den muur, Daarin kon Joepie den
gaan schuilen, als hij wilde. Want als hij
alléén in de kamer zou blijven, wist je
niet, wat hij kon uitvoeren. Binnenshuis
moest hij wel onder toezicht zijn.
Alleen in 't keukentje, als dat na den
maaltijd netjes opgeruimd was, kon hij
geen kwaad. De pannen op de plank bo
ven 't aanrecht zou hij wel met rust
laten, en de kastjes bleven gesloten. Zoo
gauw de kou inviel, stond daar ook zijn
mandje, waarin hij 's nachts sliep.
Uitgaan deed juffrouw Daatje zelden,
of 't moest zijn om een paar boodschap
pen te doen. Het eenige familielid in de
stad was een oude tante, die een kamer
bewoonde op een hofje. Daar ging ze
Zondags nogal eens heen, en dan nam
ze een teeder afscheid van Joep, want
dan bleef ze minstens een paar uur uit.
De wandeling erheen was al een heel
eind, en de oude tante hield haar liefst
zoo lang mogelijk bij zich.
't Was weer Zondag, en juffrouw Daatje
haalde hoed en mantel voor den dag. Joep
zag en begreep het: 't werd een saaie
middag voor hem. De winkel stil. er kwam
geen volk; dan was 't weer zoo'n dag,
dat hij een tijd alleen werd gelaten. En
nu begon de vrouw tegen hem te rede
neeren. Met zijn kopje erg scheef luister
de hij, zijn felle bruine oogjes gericht op
haar bewegende lippen.
,,Ja, Joep, ik moet er van door, of
schoon ik er weinig zin in heb, want 't is
formeel een storm! En straks kan 't wel
gaan regenen. Ik zal je maar in de keu
ken laten en je een bakje met pinda's
geven, omdat 't Zondag is. Je maakt dan
wel rommel, maar 't is alles droge waar,
zoodat ik 't met stoffer en blik kan op
redderen!"
Toen gaf ze hem een zoen op zijn snuit
en sloot hem in het keukentje, 't Was
geen prettig weer. De winkeldeur schoot
bijna uit haar hand, zoo'n wind was er.
Ze keek nog eens in de uitstalkast, bij
het langs gaan; ze had schik in de éta
lage de jongen had een ster gemaakt
van allerlei vakjes: krenten, rozijntjes,
pruimedanten, vijgen, en als witte stre
pen daar tusschendoor suikerklontjes. Op
een richel er achter troonden stopfles-
schen met zuurtjes, pinda's, biscuitjes, en
meer lekkers. Al werd er Zondags niet
verkocht, toch werd het gordijn niet
neergelaten: voorbijgangers zagen dan,
wat er te koop was.
Joep amuseerde zich niet zoo bijster
in het keukentje. Toen de pinda's opge
geten waren, ging hij in zijn mandje uit
rusten van 't maal, totdat zijn rusteloozen
aard hem dreef wat beweging te nemen.
Hij morrelde aan den knop van 't keu
kenkastje, maar 't lukte hem niet dit
open te krijgen. Hij wandelde over de
plank met de geëmailleerde pannen, over
't schoorsteenmanteltje, sprong op 't ta
feltje, ging zijn toilet maken boven op 't
fornuis. Soms gaapte hij geweldig, en
keek dan weer door 't raam naar de mus-
schen op het plaatsje.
Toen, op eens, sprong de keukendeur
open. Juffrouw Daatje had die blijkbaar
niet goed in 't slot getrokken, en een
felle rukwind was oorzaak, dat hij nu
openvloog.
Wat een buitenkans voor Joep, die met
een vluggen sprong dadelijk op den grond
terecht kwam! In het gangetje naast de
kamers had hij nu ook wel weinig ver
tier, maar de deur, die toegang tot den