De regeeringscrisis - Wimbledon-tenniswedstrijden GEVAARLIJK SPEL 76,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE WIMBLEDON-TENNISWEDSTRIJDEN. Van Rijn en DE TOLK DE FRANCE. Een moeilijk Allison (Amerika) in actie tegen von Gronau en Lund. strijd, de etappe LuchonPau. stuk in den geweldigen wegwed- Op een der bergpassen. DE REGEERINGSCRISIS. MINISTER-PRESIDENT COLIJN BEGEEFT ZICH NAAR H.M. DE KONINGIN OP DEN RUIGENHOEK. MANOEUVRES VAN DE LUCHTMACHT BOVEN LONDEN. De vliegers van de aanvallende partij krijgen hun instructies. NATIONALE JEUGD-TEN NISWEDSTRIJ DEN TE APELDOORN. Mej. Minderhoud in actie tegen mej. v. Rijssel. PADV1NDSTERS UIT ALLE DEELEN DER AARDE - zijn te Wilmot (Schotland) in een kamp bijeen. Een groep uit het kamp. Uit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 19) Zwijgen zou waarschijnlijk vervreemding van Stella beteekenen. Ze vocht met zich- zelve. Telkens weer was ze op het punt om Ie spreken. Eindelijk had ze haar besluit genomen. „Ik kan niets uitleggen", zei ze koel. „Gisterenavond wilde u me zoo graag spreken. Had dat iets te maken met baron Branden?" vroeg hij. „Het had niets te maken met baron Branden". Hij keek haar doordringend aan, maar weer sloeg ze de oogen neer. „Ik wist niet, dat je Guy gisteravond bad ontmoet waarom heb je me dat met verteld?" vroeg Stella. „Ik heb het vergeten", zei Valda ner veus. „Dat vind Ik nogal vreemd" „Ik heb je gisteravond niet meer ge nen en vanmorgen had ik geen gelegen heid, je hadzoo'n haast om hier te komen. Je gelooft me toch wel Stella?" Guy r S'e"a bad alleen gedachte voor t'-Hi ben zoo in de war, liefste, vertel me °b wat dit alles beteekent", vroeg ze. „Het kan maar één ding beteekenen. je moeten denken, dat ik militaire gehei men van de marine verraden heb". „Guy", riep stena ontsteld, maar ze be greep direct, wat er in hem moest om gaan. „Mijn arme jongen. Jij nog wel, die zoo met hart en ziel in je werk opgaat. Het is een krankzinnig idee, gewoon krankzinnig". Valda keek hen aan; ze was niets op haar gemak. Sedert ze Guy den vorigen avond verlaten had. had ze weinig rust gekend. Ze had uren lang wakker gelegen en getracht tot een besluit te komen. Ze had er geen oogenblik aan getwijfeld of de baron was er ln geslaagd Guy In den val te doen loopen. Ze had een duidelijke voorstelling van wat er gebeurd was. Als ze er toe kon komen hem alles te vertel len, zou ze meteen moeten verraden dat zij zelf in den geheimen dienst van Duitschland was. Haar jalouzie over- heerschte nu ieder ander gevoel en ze ver harde haar hart. De deur ging open en de heer Hallam kwam binnen, zijn arm door die van een ouden heer. „Guy, sir George stond er op om mee te gaan. Hij vindt dat je een uil was om niet eerder bij hem te komen", zei de heer Hallam een weinig heesch. Sir George kwam dichterbij en keek nieuwsgierig naar de beide meisjes. „Stel me even voor", zei hij kortaf. „Juffrouw Cameron, juffrouw Glyn, sir George Granston" Hij boog met ouderwetsche hoffelijkheid en wendde zich toen tot Guy. „Zoo, dus dit is mijn petekind. Waarom heb je me genegeerd, jij jonge dwaas?" vroeg hij boos „Ik ben bijna aldoor op zee geweest". „Je vader heeft me van zijn stommiteit verteld. Ik ben een rijk man en als ik dood ga kan ik mijn geld niet meenemen Ik was van plan jou mijn geld na te laten. Ik zie niet in, waarom je er nu geen ge bruik van zou maken. Je gezicht staat me aan. Ik zal je een toelage geven van 500 pond per jaar". Hij sprak alsof hij een on aangename mededeeling deed en toen Guy probeerde hem te bedanken, viel hij hem kortaf in de rede: „Genoeg daarover". „Wie zijn die dames?" vroeg sir George achterdochtig. „Juffrouw Cameron heeft beloofd met me te zullen trouwen, maar nu dit ge beurd, is Sir George keek Stella scherp aan. „Wanneer ik een beetje karakterkennis heb, dan zal dat voor haar geen verschil maken. Geef me een kus, meisje". Valda stond terzijde en nu was ze blij, dat ze geen gehoor had gegeven aan haar betere ingevingen. Stella beroerde zijn wang met haar lippen en hij steunde met zijn hand op haar schouder, terwijl hij naar een stoel ging. Opeens scheen hij Valda te bemerken. „En wie is die jonge dame?" vroeg hij. „Een dikke vriendin van me", antwoord de Stella. „Hm, knap meisje", mompelde sir George en scheen niet te bemerken, dat hij hardop sprak. Een bediende kwam binnen en ging naar Guy toe. „Er is een heer om u te spreken. Ik heb hem gezegd dat u bezoek had, mijnheer". „Wie is het?" „Een zekere mijnheer Sylvester". HOOFDSTUK XIII. Guy aarzelde een oogenblik. „Ik kom bij hem", zei hij. ,.Is dat de man, die je gisterenavond ge sproken hebt?" vroeg sir George. „Ja", antwoordde Guy. „Laat hem dan hier komen. Misschien willen de dames weggaan. Marcheer op, kinderenlief, en kom om één uur terug, dan zal dit jongmensch jelui mee uit lun chen nemen". Valda ging dadelijk naar de deur, maar Stella scheen te weifelen. „Ik laat je liever niet alleen", zei ze bevend tot Guy. „Ik geloof dat het beter is dat je gaat, liefste. Sir George heeft gelijk", zei hij kalm en ze gehoorzaamde direct. Zoodra ze verdwenen waren verscheen Sylvester en scheen een weinig verbaasd sir George te zien, die hij scheen te kennen. „Goeden morgen, sir George", zei Syl vester hartelijk. Jaren geleden was sir George Granston bij den Vreemdelingendienst geweest en Sylvester was zijn loopbaan begonnen bij den geheimen dienst, die daaraan ver bonden was. „Goeden morgen. Ik heb u al eens meer ontmoet, is het niet?" „Ja, toen u bij den vreemdelingendienst was, sir George. Misschien herinnert u zich de zaak-Bre.slau nog wel?" „Natuurlijk, dat heeft u toen heel goed opgeknapt". Er was een stilte en sir George werd ongeduldig. „Mijnheer Hallam, Ik heb orders om u naar de admiraliteit te brengen". „Ik ben gereed om mee te gaan", zei Guy kalm. „En ik ga ook mee". „Neen. we hebben u niet noodig". zei sir George tot de oude heer Hallam, die aan stalten maakte om hem te vergezellen. „Jongmensch, ik vermoed, dat je wel weet, dat je bezig bent een groote vergis sing te begaan", zei hij tegen Sylvester. „Het is mij niet veroorloofd deze zaak te bespreken", antwoordde Sylvester eer biedig. Sir George's auto stond buiten te wach ten en ze reden snel naar Whitehal. Guy bemerkte dat Sylvester dicht naast hem bleef toen ze uitstapten om het departe ment van marine binnen te gaan. Zonder oponthoud geleidde Sylvester hen regel recht naar het vertrek van een der vloot voogden, Langton. „Zal ik hier blijven?" vroeg Sylvester aan den laatste. „Neen, maar blijf in de buurt, dat ik je roepen kan", antwoordde de admiraal en keek toen nieuwsgierig naar sir George. „Ik geloof, dat ik al eens eerder het ge noegen heb gehad". „Ik ben sir George Granston". „Ah, juist. Het doet me genoegen u zoo wel te zien. Alleen begrijp ik niet, waarom u hier is", zei de admiraal beleefd. „Dit jongmensch Is mijn petekind. Hij heeft me precies verteld wat er gebeurd is. Ik vind dat het niet meer dan billijk is dat hij een vriend bij zich heeft met een hoop levenservaring. U kunt op mijn dis cretie rekenen". De eerste ingeving van den admiraal was om beleefd maar beslist aan sir George te vragen hen alleen te laten, maar hij dacht aan zijn hoogen leeftijd en aan de diensten, die hij zijn land bewe zen had en besloot hem toe te staan te blijven. „Het is misschien goed voor luitenant Hallam om iemand hier te hebben, die hem raad kan geven", begon hij ernstig. „Wat is de beschuldiging tegen mij?" vroeg Guy kortaf. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5