Snapshots van het Binnenhof - De reis van de K 18 GEVAARLIJK SPEL /6,,e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Na een bewogen Kamer-zitting. De succesvolle wereldreis van de onderzeeboot K XVIII. FEUILLETON. LINKS: PROFESSOR AALBERSE, DE AANVOERDER I)ER R. K. KAMERFRACTIE, DIE HET VERTROUWEN IN HET KABI NET OPZEGDE, BIJ HET VERLATEN DER TWEEDE KAMER. RECHTS MINISTERS VERLATEN DE TWEEDE KAMER. V.l.n.r. DE MINISTERS DE WILDE, GE LISSEN, COLIJN EN VAN LIDTH DE JELDE. DE VIERDAAGSCHE AFSTANDSMARSCHEN BEGONNEN. De dames van S.O.S. uit Rotterdam aanvaarden vol goeden moed den langen tocht. De aankomst van den onderzeeër te Soerabaia, het einddoel van de lange reis. De bemanning aan het dek. DE WATER-ZEPP. Een motorboot in stroomlijnvorm van 5 meter lang bij races te Long Beach, California. Dit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 18) „Verlaat het huis niet. Ik zeg het voor uw eigen bestwil", zei Sylvester, toen ze aan de voordeur stonden en hij wierp een beteekerdsvollen blik op een man, die op den hoek van de straat stond. „Ik sta dus klaarblijkelijk onder bewa king?" „Ja. Goeden nacht, mijnheer Hallam". De deur viel dicht en Guy stond eenige oogenblikken onbewegelijk. Was dit bezoek niets geweest dan een booze droom? Zijn brein was versuft en het scheen onmoge lijk dat hij goed gehoord had. Hij be- heerschte zich spoedig en ging langzaam de trap op. Gearresteerden waarvoor?", riep hij uit. HOOFDSTUK XII. De heer Hallam liep onrustig heen en weer. Zijn vlug begrip had hem doen be merken, dat er iets niet in den haak was, maar hij aarzelde om het zijn zoon te vra gen. Guy wierp zich in een stoel, zijn ge laat verwrongen van wanhoop. Zijn hoofd duizelde bij de vergeefsche pogingen om net mysterie op te lossen. Hij trachtte zich alles te herinneren wat Sylvester gezegd bad. Wat beteekende die toespeling op baron Branden? "Kan ik je helpen, jongen? Ik zie dat je moeilijkheden hebt", zei de heer Hallam hartelijk. Guy aarzelde niet, maar vertelde zijn vader alles wat gebeurd was tusschen Syl vester en hemzelf. De heer Hallam luister de aandachtig en toen hij alles gehoord had, stond zijn gelaat ernstig en ontsteld. „Wat maakt u er uit op?" vroeg Guy „Weet je zeker dat die papieren niet van jou waren?" „Er waren geen papieren in mijn jas toen ik vanavond uit ging", zei Guy beslist. „Dan moet iemand ze daar met opzet in hebben gestoken. Wie kan dat geweest zijn?" „Maar één persoon, baron Branden. Ik ben alleen met hem en Stella samen ge weest". „Met niemand anders?" „En met juffrouw Glyn Maar het moet de baron zijn geweest. Wat kan hij daar mede bedoeld hebben?" „Dat hangt af van den aard van die papieren. En dan is er nog dat mysterie van die 150 pond. Het is heelemaal een vreemde geschiedenis. Je zegt, dat die man, Sylvester, «tot den Geheimen Marine Dienst behoort TWat is zijn werk?" „Van allerlei aard. Soms is hij op het vasteland spionneeren en zulk soort dingen". „En zou hij ook te maken hebben met spionnen uit dit land?" „Ik vermoed van wel", antwoordde Guy en plotseling werd hij doodsbleek. Hij stond op. Zijn vuisten waren gebald en zijn lippen vast op elkaar geklemd. „Neen, dat is onmogelijk", riep hij riftig. „Waaraan denk je?" „Het idee is te belachelijk". „Vertel het me toch". „Het lijkt er veel op of ze mij verdenken geheime stukken van de marine te heb ben verraden. Maar zulke idioten zullen het toch wel niet zijn". „Maar waarom anders zouden zij Syl vester hebben gezonden om huiszoeking te doen?" vroeg mijnheer Hallam zacht. Zijn gelaat drukte nu de grootste be zorgdheid uit. „Ik geef het op. Het gaat me te hoog, maar ik ben er vrij zeker van dat de baron er de hand in heeft. Ik heb den man nooit kunnen uitstaan en als het niet om Stella was geweest Guy hield op. „Wat zal mevrouw Cameron wel zeggen, als ze dit hoort?" Hij twijfelde niet aan Stella's gevoelens, maar toch kon hij de gedachte niet ver dragen dat ze dit alles zou te weten ko men. Toen opeens werd het hem duidelijk dat hij klaarblijkelijk een gevangene was. Als hij uit ging zou hij waarschijnlijk ge arresteerd worden. „Zou je nu niet naar bed gaan. Je haalt je misschien muizenissen in je hoofd over niets. Ik raad je aan morgen naar de admiraliteit te gaan. Goeden nacht", de heer Hallam stak zijn hand uit en zijn oogen drukten innig medegevoel uit. „Goeden nacht, vader", zei Guy lus teloos. Maar langen tijd bleef hij onbewegelijk zitten. Telkens en telkens dacht hij na over alles wat er gebeurd was en trachtte hij een sleutel tot het geheim te vinden. Plotseling dacht hij aan Valda en aan de waarschuwing, die ze hem gegeven had. Waarom had zij de baron zoo laat een bezoek gebracht en wat wilde ze hem met alle geweld alleen zeggen?" Hij besloot een briefje aan Stella te schrijven, dat hij zoo spoedig mogelijk den volgenden morgen aan haar zou zenden. „Lieveling", schreef hij, „wil je zoo gauw als je kunt hier komen en Valda meebrengen? Er Is vanavond iets gebeurd, dat invloed kan hebben op mijn heele toekomst. Met al mijn liefde Guy". Daarna ging hij naar bed en viel bijna terstond in een zwaren slaap, waaruit hij door zijn vader werd gewekt. „Het ontbijt is klaar". Het duurde eenige oogenblikken, vóór Guy zich de gebeurtenissen van den vori- gen avond kon te binnen brengen, maar nu was hij vol moed en antwoordde opge ruimd. „Ik kom dadelijk, vader". Een koud bad, een haastig toilet en toen tele foneerde hij om een boodschapjongen, om den brief naar Stella te brengen. De heer Hallam had reeds ontbeten en las de cou ranten. „Ik ga sir George Granson opzoeken. Je weet dat ik geen geld heb. Je kunt niet weten wat er gebeuren zal; we moeten op alles voorbereid zijn", zei de heer Hallam. „Ik vind het beroerd, dat u uit bedelen gaat". „Ik wil me in het stof vernederen om jou te helpen". De heer Hallam scheen op de een of andere geheimzinnige wijze te zijn ver anderd. Zijn manieren waren veel beslis ter geworden en hij sprak met een onge wone zekerheid. „Ik zal een taxi nemen en zoo gauw mogelijk terug komen. Ga niet uit vóór lk terug ben, Guy. Ik ben geen goeden vader voor Je geweest". „Je bent een bovenste beste", viel Guy hem haastig In de rede. „Neen ik ben te zwak geweest en te gemakzuchtig. Maar ik ben erg trotsch op je geweest en lk ben nog trotsch op je. Ik schijn al mijn zorgen te hebben vergeten voor de jouwe Ik kom zoo gauw mogelijk terug". Hij ging naar Guy toe. legde zijn hand op diens schouder en keek hem diep in de oogen. „Ik geloof, dat deze zaak hoogst ernstig is Er is maar één uitleg mogelijk. Je bent het slachtoffer van een sluw complot. Maar je bent flink genoeg. Je zult je er wel doorheen slaan". Er stonden tranen in zijn oogen en hij wischte ze zonder schaamte af. Guy zag hem de kamer uit gaan en had het gevoel of hij zijn vader nooit werkelijk gekend had. Het was goed zulk een vader te hebben. Guy trachtte zoo kalm mogelijk te wachten op Stella's komst, maar het was hem onmogelijk rustig te blijven zitten. Telkens stond hij op om voor het venster naar haar uit te kijken. Dezelfde man stond nog steeds op den hoek en Hallam twijfelde er niet aan of deze moest er op letten, dat hij niet uit ging. Eindelijk reed een open taxi voor en Stella en Valda stapten uit. Hij snelde naar beneden en zoodra ze binnen was, kuste Stella hem hartelijk. „Ik ben dadelijk gekomen. Wat betee- kent dat vreemde briefje? Heb je goed nieuws?" vroeg ze opgewonden. „Ik vrees van niet. Ga mee naar boven, dan zal ik het je vertellen", zei Guy ont wijkend. Maar toen hij tegenover de twee meisjes stond, viel het hem moeilijk om te beginnen. Valda keek hem ernstig aan. Eindelijk beschreef hij in het kort alles wat gebeurd was. „Ik begrijp er niets van", zei Stella ver ward, toen hij klaar was. Valda zweeg en haar oogen waren op den grond gevestigd. Stella liep op Guy toe en sloeg haar armen om zijn hals. „Guy, lieveling, wat is er? Een man, die jou bewaakt? Wat beteekent dat?" vroeg ze bevend. Guy keek naar Valda „Juffrouw Glyn", riep hij en ze keek vlug op, „kunt u er een uitleg van geven?" De kleur steeg haar naar de wangen, om daarna weer weg te vloeien en haar doodsbleek te laten. Heftige woorden drongen haar naar de lippen, maar bij het gezicht van Stella's armen om zijn hals weerhield zij ze. Ongetwijfeld kon ze alle» ophelderen, maar zou ze spreken? (Wordt vervolgd!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5