De botsing van het s.s. Prinses Juliana- Zwemmen in Parijs
76ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
cwpfelfSl
FEUILLETON.
De Roman van Maxime
DE EEEG tVTSTE DAME
VAN PAKIJS. 5I«j. Lis»
DclamarrO' ita dei» grand
prixcelcjacce.
FRAAIE OPNAME VAN SCHEVENINUEN tijdens
het drukke vreerudeJjngenbezoek op j.l. Zondag.
DE OVERDRACHT van het gou
vernementsgebouw te Maastricht,
in tegenwoordigheid van verschil
lende ministers. Tijdens de rede
van jhr. van Rijckevorsel.
HET NED. S.S. „PRINSES JULIANA" is Zaterdagavond in botsing
geweest met het Deensche s.s. „Esbjerg", vlak bij de haven van Harwich.
De ravage aan boord' van de Prinses Juliana", waar drie passagiers
werden gewond.
HET KAN HEUSCH NOG WEL
DWAZER. Een modieuze juf
frouw met een hondenhalsband.
In Amerika!
DE FRAN8CH—NEÜEKLANDSCHE ZWEMWEDSTRIJDEN VOOR JUNIORES TE TOU-
RELLES. Een moment uit de vijf maal vijftig meter estafette, welke door Frankrijk
is gewonnen.
„DER I'LIEGENDE KüLNER" dc nieuwste Duit-
sche trein met opgevoerde snelheid (165 K.M.
per uur) bij zijn vertrek uit
Berlijn.
OM IIET KAMPIOENSCHAP WELTERGEWIOHT. De
Duitscher Gustav Eder (rechts) verdedigde Zaterdagavond
te Hamburg zijn titel tegen den Italiaanschen
kampioen Ventura.
DE LAATSTE TOCHT VAN DE „MA URE TA MA". Het eens roemruchte Engelsche
passagiersschip liggende te Southampton, gereed om op eigen kracht
naar den slooper te varen.
door OCTAVE FEUHXET.
Uit het Fransch door H. A. C. Snethlage.
46)
„Nu. ik ben bereid! Ik ga dezen nacht
nog vertrekken".
„Dat is goed", antwoordde zij. „Wan
neer je dezen raad geef, mijn vriend, dan
gehoorzaam ik aan een voor mij wel
harde wet van eer. Jij gaf glans aan de
laatste periode van mijn lange eenzaam
heid; jij hebt mij terug gegeven de illusie
van de liefste dierbaarheden van het
leven, welke,zoovele jaren, voor mij ver
loren waren. Wanneer ik jou wegstuur,
breng ik mijn laatste offer: het is heel
groot".
Zij stond op en keek mij een oogenblik
aan. zonder te. spreken. „Men omhelst
jonge mensche,: niet, op mijn leeftijd",
ging zij voort, terwijl ze droevig glimlachte,
„men zegent ze. Vaarwel, dierbare jongen,
en hartelijk dank! Dat de Goede God je
nabij zij!" Ik kuste haar bevende handen
en zij verliet mij haastig.
Ik maakte haastig toebereidselen voor
mijn vertrek, daarna schreef ik eenige
regels aan mevrouw Laroque. Ik smeekte
haar afstand te doen van een besluit,
waarvan zij den omvang niet kon weten,
en met het oog waarop ik vast besloten
was, wat mij betreft, om er niet aan
medeplichtig te zijn. Ik gaf haar mijn
woord en zij wist. dat men er op kon
vertrouwen dat ik nooit mijn geluk zou
aannemen, tegen den prijs van haar ver
lies van fortuin. Aan het slot sprak ik,
om haar beter van haar ondoordachte
plan af te brengen, in vage bewoordingen,
van een nabijzijnde toekomst, waarin,
naar ik het liet voorkomen, zich kansen
op fortuin voordeden.
Te middernacht, toen allen in slaap
waren, nam ik afscheid, een wreed af
scheid, van mijn toevluchtsoord, van dien
ouden toren, waar ik zooveel geleden had
waar ik zooveel had lief gehad! en
ik sloop het kasteel binnen door een ver
borgen deur, waarvan men mij den sleutel
had toevertrouwd. Als een dief sloop ik
door de leege en hol-klinkende gangen,
zoo goed mogelijk mijn weg zoekend in de
duisternis; ik kwam eindelijk in het salon,
waar ik haar voor het eerst had gezien.
Zij en haar moeder hadden het, nauwe
lijks een uur geleden, verlaten. Hun tegen
woordigheid verried zich nog, door een
zoete en lauwe geur. waar ik plotseling
door bedwelmd werd. Ik zocht, ik raakte
de mand aan, waarin haar hand, weinige
oogenblikken tevoren, haar borduurwerk,
waaraan zij begonnen was, had gelegd.
Helaas! mijn arme hart! ik viel op de
knieën vóór de plaats, waar zij gewoonlijk
zit en daar, mijn gezicht tegen het mar
mer, schreide ik, ik snikte als een kind.
O. hoe hield ik van haar!
Ik maakte van de laatste uren van den
nacht gebruik om mij heimelijk te laten
brengen naar de kleine naburige stad,
waar ik vanmorgen de diligence naai'
Rennes genomen heb. Morgenavond zal ik
in Parijs zijn Armoede, eenzaamheid,
wanhoop, die ik er achter gelaten had,
ik ga ze weer opzoeken! Laatste jeugd
droom droom des hemels, vaarwel!
Parijs.
Den volgenden dag, 's morgens, toen ik
mij naar den trein begaf, kwam een post-
rijtuig het plein van het hotel oprijden,
en zag ik den ouden Alain er uitstappen.
Zijn gezicht klaarde op, toen hij mij zag.
„O, mijnheer, wat een geluk dat u niet
weg bent! Hier is een brief voor u".
Ik herkende het schrift van Laubépin.
Hij zei mij, met een paar regels, dat freule
de Porhoët ernstig ziek was en dat zij
naar mij vroeg. Ik liet onverwijld van
paarden verwisselen en ging in de post
koets, na Alain, niet zonder moeite, er toe
gekregen te hebben tegenover mij te
komen zitten. Ik overviel hem toen met
vragen. Ik liet hem de tijding, welke hij
mij bracht, en die mij onbegrijpelijk leek,
herhalen. Freule de Porhoët had den vori-
gen dag, uit de handen van mijnheer
Laubépin, een ministerieel schrijven ont
vangen, dat haar berichtte, dat zij in het
volledige en algeheele bezit van de erfenis
van haar familieleden in Spanje gesteld
werd. „En het schijnt", voegde Alain er
bij, „dat zij het te danken heeft aan mijn
heer. die in den dulventoren oude papieren
ontdekt heeft, waaraan niemand gedacht
had, en die het recht van de oude dame
hebben bewezen. Ik weet niet, wat daar
van waar is, maar, als het dat is, „jam
mer!" heb ik mijzelf gezegd, dat die eer
biedwaardige vrouw zich haar idee's over
een kathedraal in haar hoofd gehaald
heeft en dat zij er geen afstand van wil
doen.... want denk eens aan, mijnheer,
zij houdt er meer dan ooit aan vast....
Eerst, bij de ontvangst van het bericht, is
zij stijf op den grond gevallen en meende
men, dat zij dood was, maar een uur later
is zij begonnen te praten, zonder ophou
den, over haar kathedraal, over het koor
en de nis, over het kapittel en de kanun
niken, over den noordelijken en den zuide
lijken vleugel, en zóó goed, dat men, om
haar tot kalmte te brengen, voor haar een
architect heeft moeten laten komen en
metselaars, en op haar bed al de plannen
van haar vervloekte gebouw haar heeft
voorgelegd. Eindelijk, na drie uren praten
daarginds, is zij een beetje ingeslapen,
toen, toen ze wakker werd heeft zij ge
vraagd, om mijnheer. mijnheer de
markies! (Alain boog, terwijl hij zijn
oogen sloot) en men heeft mij u achterna
gestuurd. Het scheen, dat zij mijnheer's
raad wil hebben over het koor"
Deze vreemde gebeurtenis gooide mij in
één diepe verbazing. Echter gelukte het
mij, met behulp van mijn herinneringen
en de verwarde bijzonderheden, mij door
Alain gegeven, een verklaring t,e vinden,
welke meer positieve inlichtingen mij
spoedig moesten bevestigen. Zooals ik
verteld heb had de zaak van de nalaten
schap van den Spaanschen tak van
de Porhoët's twee fazes doorloopen. Er
was eerst een lang proces geweest tus-
schen freule de Porhoët en een aan
zienlijke familie uit Castilië, dat mijn oude
vriendin tenslotte, in laatste instantie,
verloren had. Daarna was een nieuw pro
ces begonnen, waarin freule de Porhoët
zelf niet betrokken werd. over dezelfde
nalatenschap, tussohen de Spaansche erf
genamen en de Kroon, die beweerde, dat
de bezittingen haar toegevallen waren,
volgens het recht van den Vorst, om de
nalatenschap van een in zijn rijk over
leden vreemdeling te erven. Inmiddels had
ik, toen ik doorging met mijn onderzoe
kingen in de archieven der Porhoëts,
ongeveer twee maanden voor mijn vertrek
van het kasteel, de hand gelegd op een
eigenaardig stuk, waarvan ik hier den let
terlijken tekst weergeef:
„Don Philips ,bij de gratie Gods, koning
van Castilië, van Léon, van Aragon. de
beide Siciliën, van Jeruzalem, van Na
varre, van Granada, van Toledo, van
Valencia, van Galicië, van Majorca, van
Sevilla, van Sardinië, van Cordova, van
Cadix, van Murcia, van Jaën, van de Al-
garven, van Algeciras, van Gibraltar, van
de Canarische eilanden, van Oost- en
West Indië, van vaste eilanden en landen
in den Oceaan, aartshertog van Oosten
rijk. hertog van Bourgogne, Brabant en
Milaan, graaf van Habsburg, Vlaanderen,
Tirol en Barcelona, Heer van Biscaye en
Moluia, enz.
(Slot volgt).