LEIDSCH DAGBLAD Derde Blad Dinsdag 2 Juli 1935 Een climax was het vendelzwaaien; wap perende vlaggen in bonte verscheidenheid, een kleurenweelde zonder weerga, grillige formaties van enorme stedelijke wapens, afgebeeld op het zijden doek, voortgestuwd en teruggetrokken door snel en vaardig armbewseg van sterke en tegelijk handige vaandeldragers, wien deze bij uitstek moei lijke kunst ten volle was toevertrouwd. Het Leldsche wapen met de twee Sleutels in het midden, de wapens van andere steden in wijden kring daar omheen, rappe armen, die nu eens de vlaggen hoog in de lucht deden cirkelen, dan weer laag langs den grond zwierden En daarvoor, gelijk een slingerende guir lande opgesteld, de leden der Leldsche Kamer, een gamma van kleurnuances, I waarin het grijs met rood domineerde Dat alles was een gezicht om nooit te vergeten, te Indrukwekkender door de voorbeeldige, middeleeuwsche entourage zooals men deze ln slechts weinig andere steden van ons land zal kunnen vinden! De zon brandde, de hitte werd steeds verzengender, maar al schroeiden de stu denten bijna onder de vurlgwarme stralen ln hun fluweelen costuums, al parelden en vloeiden de druppels op hun gezichten, met kundig begrip gegrimeerd, waardoor nóg meer het Juiste historische effect werd verhoogd, zij vertrokken geen spier en daalden met dezelfde statigheid en zich van hun verplichtingen aan de geschiede nis bewust, den heuvel weer af, om zich op te stellen voor den vermoelenden tocht door de hun op dit moment toch wel eindeloos lijkende stad. Maar de .Speellieden", vertolkt door leden van het Harmoniegezelschap „De Post" bliezen en pijpten hun vroolijke wijsjes en hielden er op deze manier dapper den moed in Twee wagens met gezellige groepen hielden onze aandacht ■hier sterk bezig: Koning Nobel troonde met al zijn trawanten boven op het hol van den leeuw in de nabijheid van een bont met bloemen versierde boerenkar, waarop een jolig partijtje Leldsche bur gers en burgeressen, voorgesteld door leerlingen van Gymnasium en H.B.S., wien men het kon aanzien, dat zij genoten van dit buitenkansje, om te mogen deelen in dit feest van hun oudere studiegenooten! Zoo was dan eindelijk het uur aange broken, waarop de stoet, die een buiten gewoon beschaafden en geacheveerden Indruk maakte, vertrekken kon. later dan was bedoeld, zoodat het wachten den toe schouwers op de straat wel vermoeiend geweest zal zijn. Maar daarom niet ge treurd, als eenmaal de vreugde komt, is men het leed spoedig vergeten! Groepsgewijs, zooals het programma dit aangaf, ving de „ommegang" aan: de mu ziek van het 6e enthousiast spelend voor op. gevolgd door rijtuigen, waarin de hoofdcommissaris van politie, de heer Meyer en hoofdinspecteur Eskens en dan de diverse groepen met de trotsch op hun paarden gezeten „Keyzers" en „Prinsen" der onderscheidene Kadiers en volgelin gen, omgeven door de narren, die heel wat dwaasheden uithaalden, om daarmee het publiek te amuseeren. Zij klauterden tegen de tralies der kantoorvensters op, als zij ergens op de eerste verdieping een aardig meisjesgezichtje ontdekten, zij stoeiden en bpitelden om en over elkaar' of hengelden vervaarlijk met de aan stok ken gebonden palingen naar alle kanten en waren al heel gauw di? gkeberige bees ten kwijt. De hoofdpersonen bleven onder dit alles ernstig en waardig, hielden rust en kalmte alleen soms niet als een van de paarden door alle lawaai schichtig werd en zij waarts sloeg: Stram in de maat liepen de gezellen en soldaten, de Godin der Wijsheid hield zich kranig kaarsrecht staande op haar hooge plaats, gouden helm' en schild flikkerden in de gulden zonnestralen. Alleraardigst dansten bijwijleh de kindertjes met heur lange rokjes In het ronde, terwijl dan on- dertusschen de Chineësche goochelaar uit zijn tent kwam en met zijn trucs de goe gemeente verbaasde en zijn helper merk waardige aansoraken tot den volke richtte, waaruit niet altijd zin en rede duidelijk te distllleeren waren, lil „Oud-Hortuszicht". Te ongeveer 4 uur bereikte de stoet „Oud Hortuszicht", welke plaats gelijk was te stellen met een lokkende oase voor een karavaan die dagenlang in een brandende hitte door het heete zand van een schier eindeloos lijkende woestijn was getrok ken. Wellicht lijkt u deze vergelijking een weinig overdreven ,doch het staat vast, dat er maar weinig deelneemsters en deel nemers waren die niet verlangden naar een wijle rust en een verfrisschende lafenis. In een oogwenk dan ook was de groote lommerrijke tuin van „Oud Hortuszicht" belegerd door een grootë schare vreedzame Rederijkers van de verschillende Kamers. En allen hadden zij op dat moment slechts één devies, namelijk: „Lescht uw dorst!" De tallóoze kellners hadden dan ook geen gemakkelijke taak, want al verschilt de 16 eeuwsche mensch ook in nog zoovele opzichten van den huidlgen, den 20 eeuwschen, in:één opzicht kan hij zich nog volkomen met hem meten en wel als het op het bevredigen van het dorst- gevoel aankomt Terwijl een lid van de Leldsche Kamer zioh tevreden stelde met een glas Rania, omringde een van de Kamer wier devies was „Wij rapen geneucht". zich met drie glazen schuimend bier. Andere Rederijkers bleken ook hongerig te zijn en verschalk ten broodjes of aebak. Echter niet alleen muntte „Oud Hor tuszicht" uit als een gelegenheid waar men zoo uitstekend zijn dorst kon les- schen, tevens bleek het een reparatie plaats te zijn voor schier hopelooze geval len. Immers: vele snorren, baarden en pruiken hadden zich eenigszins onhebbe- liik gedragen en waren afgezakt naar plaatsen waar nu eenmaal een dergel"ke haargroei niet geduld kan worden. Zoo werden afgezakte snorren en baarden op hun Plaats terugbracht, na van een of ander soort „kitlijm" te zijn voorzien. Pruiken werden biigei'amd en verder in hun fatsoen gebracht Verbleekte Rede rijkers. iets waaraan de door de zon ont stane warmwaterstroompjes niet geheel EEN SPEELMAN SPEELT DE JEUGD EEN WIJSJE VOOR. vreemd waren, werden weer bijgeokerd en dientengevolge gebruind. Op deze wijze werden de deelneemsters en deelnemers weer gereed gemaakt voor het tweede deel van de route. Geen betoog behoeft het, dat velen slechts noode kon den schelden. Degene, die dit op de meest duidelijke wijze deed blijken, was „Grauwtje!" Maar daar is hij dan ook een ezel voor WIJ zouden zoo nog tallooze grepen kun nen doen uit deze serie Rederijkersgroepen, aangestaard door duizenden toeschouwers, ln een flink tempo rijdend en marcheerer.d door Leiden's straten, waarvan het fleurig kleed zoo bijzonder harmonieerde met al deze feestelijk uitgedoste middeleeuwers. Met bewondering voor het uithoudings vermogen zagen wij al deze vroolijke kunstbroeders op meerdere plaatsen voor bijtrekken en waren er getuige van, hoe zij hier en daar o.a, bij de Sociëteit met kransen getooid of met koele dranken ver blijd werden: een welkome gave op dezen snikheeten dag, die onze stad en haar be woners overigens op haar best deed uit komen Wanneer het enkelen af en toe tè ver moeiend werd, dan was er de opwekkende muziek van T. en D„ die den stoet besloot en den gang er weer in bracht. Hiaten tra den meermalen in, maar allen deden toch hun best, zoo spoedig mogelijk het ver band weer te herstellen. De klanken der blaasinstrumenten vermengden zich met de natuurlijke dierengeluiden, die de beren, apen of hennen in het gezelschap Uit „De Vos van Reinaerde" uitstootten: een imponeerende cacophonie van klan ken, welke een enkele maal de jongsten I onder de toeschouwers met begrijpelijke angst in de oogen naar „moeder" deed op kijken, Ook deze Lustrumoptocht die wij verder niet zullen bespreken, daar de indeeling onzen lezers reeds bekend is. heeft dus weer veel te zien gegeven! Op een werkelijk buitengewoon illustratieve, verfijnde en correcte wijze is deze binnenkomst der Rederijkerskamers in 1560 ons voor oogen gesteld: de tot ln détails verzorgde cos tuums, het opvallend goede kapwerk, de pakkende indeeling, de combinatie van ernst en luim, het varieerende gezicht van fiere ruiters te paard, die over het alge meen blijk gaven de rijkunst uitnemend te verstaan en van tot het laatste oogen- blik oogenschijnlljk frisch blijvende wan delaars, dat alles verdient een compliment, zoowel, aan den regisseur den heer Lensvelt, als aan de toegewijde deelnemers zelf! De studenten van 1935 hebben ons een schouwspel geschonken, dat zeker met voldoening in de annalen der Lustra kan worden Ingeschreven! Niet slechts zij zelve beleefden er ge noegen aan. maar ook de Leidenaars! Zoo ligt dan weer deze Maskerade, getuigend van zorgvuldige voorbereiding, achter ons. Moge zij niet zoo weelderig en pompeus ge weest zijn als de intocht van een vorste- lijken stoet in dagen van weleer, in ieder geval was 't ook ditmaal een „kijkspel", dat waard bleek, gezien te worden en aan gespannen verwachtingen voldeed. Met een gevoel van blijheid over het ge- bodene zullen wij ons dan ook dezen unie ken zomermiddag, waarop kunst en hum# gezamenlijk hoogtij vierden, blijven her inneren! De drukte op straat. Hoe druk het ook ln de hoofdstraten geweest is op de oogenbllkken, dat de maskerade-stoet ln aantocht was, toch was de drukte op straat niet zoo over weldigend als in de middaguren van den 3-Octoberdag. Stellig waren er heel wat vreemdelingen, doch het was duidelijk merkbaar, dat de trek uit de omliggende gemeenten niet zoo algemeen was als op den jaarlljkschen feestdag van Leiden's ontzet. Een ding hadden belde feesten echter gemeen: het ontstellend groot aantal acrobaten, boeien-koningen en aapjes-bezitters, die overal groepjes be langstellenden rondom zich verzamelden. Ook op het Schuttersveld was de drukte niet zoo groot als anders. Begrijpelijker wijze weerhield de hitte gistermorgen en -middag velen om zich op het stoffige en zonnige terrein te wagen, maar ook gis teravond bleef het aantal bezoekers be neden onze verwachtingen. Mogelijk, dat de vrees voor een herhaling van het on weersbuitje, dat gisteravond eenlge oogen bllkken de feestgangers in de huizen deed vluchten, hierop van invloed is, terwijl ook het feit, dat de gelegenheid tot een bezoek thans over vijf dagen is verdeeld, daaraan niet vreemd zal zijn-geweest. En tenslotte was er ook nog de fakkeloptocht, waarvoor zeer veel belangstelling bestond. Overal langs den weg, dien de optocht volgde, stond een dichte haag van toe schouwers, die maar ternauwernood ruim te overliet om den stoet te laten passee- ren. De optocht zelf was er ln vergelijking tot de middaguren niet fleuriger op ge worden; tal van martiale rederijkers wa ren gedegradeerd tot baardelooze knapen, de wagens reden niet meer mee en ook het vrouwelijk element ontbrak. K. EEN DER NARREN, DIE MET Z'N EZELTJE GROOT SUCCES OOGSTTE! De narren waren echter nog uitstekend in hun rol en verkochten grollen en grap pen, waar het publiek om schaterde. Net toen de stoét het eindpunt naderde, brak een fjksche onweersbul los. Gelukkig was het beschermende onderdak niet ver meer, zoodat de costuums niet noemens waardig van het hemelwater hebben ge leden. Voor hedenmiddag staat een receptie in costuum in ,de Lakenhal" en de eerste op voering van het Reinaerdspel op het pro gramma, terwijl een Maskeradebal in de Stadszaal dezen dag besluit. Voorts zijn er vanavond concerten van Werkmans Wilskracht in den tuin der Zeevaartschool, van T. en D. op de Ko renbeurs en van de Leidsche Harmonica- vereeniging op de Haarlemmerstraat (Ha ven-Turfmarkt), Morgenochtend is er een hengelwed- strijd, morgenmiddag kinderspelen op het Raamland en zeilwedstrijden op de Kaag en morgenavond om 7 uur een voetbal wedstrijd op het A.S.C-terrein tusschen het Leidsche K.N.V.B.-elftal en een Zwa- luwenploeg. RHETORISCHE GROOTHEDEN VERPOOZEN ZICH IN DEN TUIN VAN „OUD- HORTU_S ZICHT". BIJ EEN HITTI VAN 85' IN DE SCHADUW LAAT OOK EEN MIDDELEEUWSCH REDERIJKIR ZICH EEN GLAS IJSKOUDE KWAST GOED SMAKEN DE MINERVA-WAGEN, WAAROP DE VIJF FACULTEITEN. Een elegant gezicht, deze zwlerig-artis- tieke wemeling van schilderachtige cos tuums, opvallend door hun felle, dikwijls scherp contrasteerende kleuren. Een schouwspel, waaraan onze middeleeuwsche schilders hun vreugde beleefd zouden heb ben en dat slechts weinig fantasie vroeg, om ons het karakter der Sleutelstad van dien tijd voor oogen te stellen. Helaas konden tè weinigen dezen gang rond den molen volgen: wij weten niet of men zich had laten afschrikken door de gedachte: „bij de Valk" zal het wel over vol zijn, dus gaan we maar ergens anders kijken", feit is, dat slechts enkele honder den in de omgeving stonden opgesteld. Maar diè er waren, hebben genoten, zeker méér dan zij. w en het slechts ver gund was, den stoet langs de straten te zien trekken. in letterlijken zin, Rederijkers". „Too- neelspelers" of „Hellebaardiers" en wat dies meer zij. Hie:bij niet te vergeten de „Zotten", waarvan er één zelfs achterste voren was gezeten ip een koppige ezel, en aan wieivde dank&re taak was opggdf,agen het contact met lit publiek door grollen en potsen te verlrendlgen. Juist 't feit, da! het al 25 Jaar geleden is, dat een .Maskerade" hét hoofdmoment van een Leidsch Lustrum uitmaakte, zal wel de reden geveest zijn. dat wellicht de interesse zoo sterk was, vooral bij hen, die toentertijd meededen en nu eens een vergelijking wilde: maken tusschen „voor heen en thans'Daarbij misschien vergietend, dat 't geld in vroeger Jaren gemakkelijker kon rollen dan nu en:dus de opgave ditmaal heelwat zwaarder was, ïi.l. om met beperlter middélen tóch met eere voor den dar ie komen. Velen der toeschouwende vaders konden nu zichzelf in het „kleed der historie" in hun zonen zien voortleven: voortzetting eener eerbiedwaardige traditie, het fun dament van alles vat een onderdeel der Leidsche studentenmaatschappij uitmaakt en die daardoor re-ds waarde en beteeke- nis krijgt. De tallooze lede», der Leidsche Kamer „De Witte Accolejen" nopdde haar zus- tergenootschappen uit: en zij kwamen uit alle windstreken Letterkundigen uit gansch onze omgeving, van alle rang en stand, onder indrukwekkende verzamel namen: „De Blaue Accoleyen" van Rotter dam, „De Goudsbloem" uit Gouda. Haar lem met de Kamer de „Pellieaen of Speel- coorn" de groote vogel werd als sym bool plechtig meegedragen het nabu rige Noordwijk onder den poëtisch-pro- zaischen naam „DeLelie onder den Doorn" terwijl tenslotte;ook „De Rapenbloem" uit Delft een der schoonste groepen ge- neugt kwam rapen op het Leidsche Ra penburg. Het komt er op een dag als deze niet zoozeer op aan, of alles precies volgens het programma klopt cc aankomst der Ka mers bij den molen „de Valk" viel wel wat later, dan bedoeld was, maar het gezicht vergoedde het wachten volkomen. Had men zich een natuurlijker omgeving kun nen indenken voor de plechtige begroeting? De unieke, statige molen op den heuvel omgeven door eeuwenoude hooge boomen en daarvoor al deze middeleeuwsche re derijkers in kleederdrachten uit de 16e eeuw, zich voortbewegend met een hoof- sche zwier en een distinctie, die ervan ge tuigden, dat de meesten der deelnemers gevoel voor stijl en houding bezaten in een woord, zich zooveel mogelijk ingeleefd hadden in de rollen, die hun toegedacht waren. En daartusschen door de potsen makers, de narren, dig ondanks de druk kende warmte op dezen schoonsten dag van het jaar. zonder onderbreken in de weer waren, de toeschouwers aan 't'lachen te brengen. Een goochelaar, staande op zijn wagen onder de spreuk „Mundus vult decip," be droog reeds daar de wereld met zijn ver dwijnende zakdoeken, zijn konijn en kui kentjes en had t toen al met de hitte te kwaad. Maar dat „narrengedoe" was toch niet de hoofdzaak: veel meer ging de aandacht uit naar de aansc,hrijc|erK;e groenen, die hun opwachting kwamen maken bij de omvangrijke ontvangende Kamer van Lei den „De Witte Accoleyen" voor den molen opgesteld, ln broederlijk samenzijn met de leden van het eveneens recipieerende Col legium en hun dames, die toonden, dat ook de moderne mode alleszins reden van bestaan heeft. Statig schreden de gasten den, heuvel op en wandelden rustig ln een grooten boog tot voor den Ingang. Zij negen diep voor Willem van Lockhorst, ridder, Heer van Heemstede en Oud-Teyllngen, Keyzer der Leldsche Kamer, staande naast zijn prach tig geschminkten Moorschen dienstknecht, omringd door al degenen, cfie ln vroeger jaren de roem van Leldëh's letterkunde hooghielden, en nu ln het gezelschap „Litteris Sacrum" zulk een waardige na volging vindt. 3—8

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 11