Bezoek Koningin en Prinses aan Rotterdam - Trambotsing te Amsterdam De Roman van Maxime 76ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. door OCTAVE FEUTT.T.KT, Uit het Fransch door H. A. C. Snethlage. 40) Ondertusschen werd het buiten nacht en de duisternis had den ouden toren in haar greep. Alleen enkele stralen van de maan drongen schuins het venster bin nen, en gaven de trapsteenen een witten glans. Juflouw Marguérlte. die langzamer hand elk spoor van vroolijkheld verloren had, hield er zelfs mee op, antwoord te geven op de min of meer waarschijnlijke gissingen, waarmee Ik nog trachtte haar onrust te verdrijven. Terwijl zij in de schaduw bleef, zwijgend en onbeweeglijk, zat ik, in de volle helderheid der maan, op de trede, welke het dichtst bij het ven ster was, vandaar af probeerde ik nog bij tusschenpoozen een noodkreet te laten hooren, maar, om eerlijk te zijn: naar mate het succes van mijn pogingen meer onzeker werd, voelde ik mij overweldigd door een gevoel van onweerstaanbare vreugde. Ik zag inderdaad voor mij op eens verwezenlijkt de meest eeuwige en de onmogelijkste droom der verliefden: ik was opgesloten in het hartje van een woestijn, en in de meest groote eenzaam heid, met de vrouw, die ik lief had! Gedu rende lange uren was er niemand meer dan zij en ik in de wereld, niets meer dan haar leven en het mijne! Ik dacht aan al de betuigingen van hoffelijke bescherming, van teederen eerbied, die ik het recht kreeg, en de plicht om haar te be wijzen; ik stelde mij haar vertrouwen voor. wanneer haar angst bedaard zou zijn; ik zei tot mijzelf, met een diepe ver rukking, dat deze geluksnacht, al kon hij mij niet de liefde van dit dierbare wezen geven, hij mij toch tenminste voorgoed de zekerheid zou brengen van haar meest onwankelbare achting. Terwijl ik mij met al het egoïsme van den hartstocht overgaf aan mijn verbor gen extase, waarvan misschien iets van een weerschijn zich afteekende op mijn gelaat, werd ik eensklaps wakker geschud door deze woorden, welke met een doffe stem en op een toon van gemaakte kalmte tot mij werden gericht: „Mijnheer de Markies de Champcey, zijn er, behalve u, veel lafaards in uw familie geweest?" Ik richtte mij op en viel dadelijk weer terug op de steenen bank, terwijl ik een stommen blik richtte naar het duister, waarin ik vaag het spooksel van het jonge meisje zag. Een enkele gedachte kwam bij mij boven, een vreeslijke gedachte, het was deze: dat de vrees en het verdriet haar hoofd in de war brachten dat zij gek werd. „Marguérite!" riep ik uit, zonder zelfs te weten, dat ik sprak. Dit woord maakte tenslotte, zonder twijfel, dat. zij geprikkeld werd. „Oh!" wat is dat hatelijk!" zei ze. „Wat is dat laf! Ja, ik herhaal het, laf!" De waarheid begon in mijn hersens door te breken. Ik stapte van een der treden af. „Wel, wat is er?" zei ik koel. „U bent het", antwoordde zij, met een plotselinge nettigheid, „u bent het, die dien man betaald hebt of dat kThd dat weet ik niet, om ons in dezen ellen- digen toren gevangen te houden! Morgen zal ik verloren zijn.onteerd volgens de publieke opinieen ik zal alleen maar aan u kunnen toebehooren. Dat is uw berekening, is t niet zoo? Maar dat, ik verzeker het u, zal u niet beter dan de anderen gelukken. U kent mij nog wel heel slecht, als u niet gelooft, dat ik de schan de, het klooster, den dood, alles, verkiezen zou boven den afkeer, om mijn hand, mijn leven aan het uwe te binden! En wanneer die gemeene list u gelukt was, wanneer ik de zwakheid gehad had die ik zeker niet zal hebben u mijn persoon te geven en, wat u van meer belang is, mijn fortuin in ruil voor dezen mooien politieken zet welk soort van man bent u dan? Van wat voor vuilheid bent u gé- maakt, dat u den rijkdom en een vrouw wilt hebben, die u tegen dezen prijs ver kregen hebt? Ha! bedank mij, mijnheer, dat ik niet aan uw wenschen toegeef. Uw wenschen zijn onverstandig, geloof mij, want, als ooit de schande en de spot van het publiek mij in uw armen zouden wer pen, dan zou ik zoo'n verachting voor u hebben, dat ik uw hart er mee zou ver pletteren! Ja, al was het zoo hard, zoo koud als een steen, ik zou er het bloed uitpersenik zou er de tranen uit halen!" „Juffrouw", zei ik, zoo kalm als 't mij mogelijk was, „ik smeek u tot uzelf te komen en weer verstandig te worden. Ik verzeker u, op mijn eerewoord, dat u mij beleedigt. Wil er eens over nadenken. Uw verdenking berust op geen enkele waar schijnlijkheid. Ik ben op geen enkele ma nier tot de valschheid, waarvan u mij schuldigt, in staat, en, wanneer ik er bij slot van rekening toe in staat was, hoe heb ik ooit u het recht gegeven te geloo- ven, dat ik er toe in staat zou zijn?" „Al wat ik van u weet, geeft mij dat recht", riep zij uit, terwijl ze met haar rij zweep door de lucht sloeg. „Ik moet u eens zeggen, wat ik al lang op mijn hart heb. Wat bent u komen doen in ons huis, onder een naam en een titel, welke schijn zijn? Wij waren gelukkig, wij waren rustig, mijn moeder en iku hebt ons beroering, verwarring, narigheden gebracht, die wij niet kenden. Om uw doel te bereiken, om de gaten van uw fortuin te stoppen, hebt ge u meester gemaakt van ons vertrou wenU hebt geknoeid met onze rust. U hebt gespeeld met onze zui verste en waarste en heiligste gevoe lens.... u hebt, zonder medelijden, onze harten gekwetst en gebroken. Dat hebt u gedaan. of willen doen. dat maakt weinig verschil! En nu ben ik heel erg moe, en verbitterd door dat alles, dat wil ik u wel zeggen! En wanneer, op dit oogenblik, u mij, als pand, uw eer als gentleman kont aanbieden, welke u reeds zooveel onwaardige dingen heeft toege staan, dan heb ik zeker het recht er niet aan te gelooven en ik geloof er niet aan!" Ik was buiten mijzelf; ik greep haar beide handen, in een hevige ontroering, welke haar stil maakte: „Marguérite! mijn arme kindluister eens goedIk houd van je, dat is waar, en nooit is er een vuriger, zuiverder en heiliger liefde in het hart van een man geboren!Maar jij ook, jij houdt van mijJij houdt van mij, ongelukkige! en jij doodt mij!..Je spreekt van een gekwetst en gebroken hart.Ha! wat maak je dan van het mijne!Maar het hoort jou toe, ik geef het aan jou overWat mijn eer betreft, ik behoud haar zij ls ongeschon den! en binnenkort zal ik je wel dwin gen het te erkennenEn op deze eer zweer ik je, dat, als ik sterf, jij me bewee- nen zult, dat, als ik leef, ik nooit hoe aanbiddellijk je ook bent ook al lag je op je beide knieën vóór mij ik je nooit zal trouwen, dan wanneer jij even arm bent als ik, of ik even rijk als jijEn nu, bid, bid; vraag aan God om een wonder, 't is er de tijd voor!" Toen duwde ik haar heftig weg, van het venster en ik sprong op de bovenste trede; ik had een wanhopig plan gekregen, dat ik dadelijk uitvoerde, met de heftigheid van een waren waanzin. Zooals ik verteld heb. reikten de kruinen van de beuken er» eiken, die in de gracht groeien, tot aan het venster. Met behulp van mijn omge bogen rijzweep trok ik het uiteinde van de dichtstbijzijnde takken naar mij toe, op goed geluk greep ik ze vast en ik liet mij gaan, de ruimte in. Ik hoorde boven mijn hoofd mijn naam: „Maxime!", die plotse ling met een verscheurenden kreet werd uitgestooten. De takken, waaraan ik mij vastgegrepen had, bogen in al hun lengte naar den afgrond; toen was er even een somber gekraak, zij braken door mijn ge wicht, en ik viel met een bons op den grond. Ik denk dat de modderige bodem de hevigheid van den schok verzwakte, want ik voelde, dat ik leefde, al was Het dan gewond. Een mijner armen was tegen den gemetselden wand van de gracht gestoo- ten en ik had er zóó'n hevige pijn aan, dat mijn hart er van samen kneep! Even was ik verdoofd. Ik kwam tot mijzelf, door de wanhopige stem van Marguérite: „Ma xime, Maxime!" riep zij, „vergeving, heb medelijden! Spreek toch tegen mij! Ver geef me!" tWordt vervolgd), j INTERNATIONALE BOEIWEDSTRIJDBN VAN 1)E KONINKLIJKE OP DEN AMSTEL. Eindstrijd achtriemsgieken PASTOOR RÖNSELAERS LOST HET STARTSCHOT voor de groote ronde van juniores A. Van voor naar achter Laga. Ne reu? (winnaar) en Amstel (tweede), Hoensbroek, welke rond het Kasteel Hoensbroek verreden werd. Het Koninklijk bezoek aan Rotterdam. Het vertrek van de Koningin en de Prinses van het stadhuis te Rotterdam. LANDDAG BIJZONDEREN VRIJ WILLIGEN LANDSTORM ZUID-HOLLAND-WEST" op het landgoed Raaphorst" te Wassenaar. Tijdens het défilé. V.l.n.r. minister Deckers, minister de Wilde, generaal Duymaer van Twist en generaal de Iongh. - ERNSTIGE TRAMBOTSING TE AMSTERDAM. Een motor wagen van lijn 14 reed tengevolge van het weigeren der remmen tegen een wagen van lijn 9. Negen personen werden gewond. Het ingedrukte aohterbalcon van den motorwagen van lijn 9.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5