Plechtige onthulling monument reddingswezen te den Helder
De Roman van Maxime
"6ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
door OCTAVE FEUTT.T.ET.
het Fransch door H. A. C. Snethlage.
8)
Bc had het geluk in een vluchtige schets
«O getrouw te kunnen weergeven het
Metische visioen, waarmee ik begunstigd
?er<i- Zij kwam met klaarblijkelijke be-
hngstelling mijn teekening bekijken,
jhat is niet slecht", zei ze.
Hierna wierp zij haar krans lachend weg
voegde er bij„erken, dat ik goed ben",
k erkende dit, ik zou bovendien zelfs be-
JeM hebben, wanneer zij het verlangd
N, dat zij niet zonder een tikje coquet-
was, maar zonder dit zou zij geen
touw zijn en de volmaaktheid is onaan-
Pjjuuii: zelfs de godinnen hadden, om
«mind te worden, iets meer noodig dan
■^onsterfelijke schoonheid.
Wjj bereikten weer, door het ondoor-
•"Dgbare kreupelhout, het voetpad in
5» bosch en wij daalden af naar de
"vier.
.Voor wij weggaan", zei het jongfe
We tegen mij, zal ik u de waterval
"en zien, bovendien is dat voor mij dan
een pleziertje. Kom Merwijn! Kom,
W goede hond! Wat ben je mooi!"
"ij bevonden ons spoedig op den steilen
7Jer. tegenover de klippen, welke het
oierbed afdammen. Het water stortte
J® van een hoogte van enkele voeten in
breed bassin, dat diep was ingegra-
en een ronden vorm had en dat aan
Ike kanten omringd werd door een
amphitheater van groen, waartusschen
natte rotsblokken. Evenwel vingen enkele
ravijnen het te veel aan water van het
kleine meertje op en deze beken kwamen
opnieuw, een beetje verder, bij elkaar in
een gemeenschappelijke bedding.
„Dit is niet heelemaal de Niagara", zei
juffrouw Marguérite tegen mij, en zij
zette haar stem een beetje uit om het ge-
ruisch van den waterval te overstemmen,
„maar ik heb kenners, artisten, hooren
zeggen, dat het niettemin erg lief is. Hebt
u 't bewonderd? Goed! Nu hoop ik dat u
de rest van uw enthousiasme aan Merwijn
zult willen geven. Hier, Merwijn!"
De Newfoundlander kwam zich naast
zijn meesteres opstellen en keek haar,
trillend van ongeduld, aan. Het jonge
meisje, dat haar zakdoek met een paar
kiezelsteenen gevuld had, wierp hem in
den stroom, een eindje boven den water
val. Op hetzelfde oogenblik viel Merwijn
als een blok in den ondersten vijver, en
verwijderde zich snel van den kant; de
zakdoek echter ging met den stroom mee,
kwam bij de klippen, danste een oogen
blik in een draaikolk, dan, eensklaps als
een pijl over de ronde rots heenschietend,
ging hij in een golf van schuim rond
draaien, de hond kreeg hem in het oog
en greep hem vast met zijn vlugge en
flinke tanden. Waarna Merwijn trotsch
den oever weer bereikte, waar juffrouw
Marguérite in haar handen stond te
klappen.
Deze bekoorlijke proef werd verschei
dene malen met hetzelfde succes herhaald.
Wij waren aan de zesde herhaling bezig,
toen het gebeurde of doordat de hond te
laat gesprongen was, of doordat de zak
doek te ver gegooid was, dat de arme
Merwijn hem miste. De zakdoek, mee
gesleept door de draaikolken, werd naar
het doornachtige struikgewas gedreven,
dat een eindje verder boven het water
uitstak. Merwijn ging hem daar zoeken:
maar wij waren erg verbaasd hem eens
klaps stuipachtig te zien spartelen, hij liet
zijn prooi gaan, hief zijn kop naar ons op,
terwijl hij akelige kreten uitstootte. „Wel,
wat is er toch?" riep juffrouw Marguérite
uit. „Je zoudt gelooven, dat hij verward
zit in die struiken. Hij zal zich wel losma
ken, twijfel daar niet aan!"
Weldra echter moesten wij er aan twij
felen en zelfs wanhopen. Het netwerk
van slingerplanten, waarin de ongeluk
kige Newfoundlander gevangen was, als
in een strik, stak uit het water op, vlak
onder een verwijding van de afdamming,
waardoor zonder ophouden een massa ko
kend water op den kop van Merwijn neer
kwam. Het arme dier was half gestikt, er
mee opgehouden een poging te doen zijn
banden te verbreken en zijn klagend ge
blaf kreeg den gesmoorden toon van ge
rochel. Op dat oogenblik greep juffrouw
Marguérite mijn arm vast en zei, bijna in
mijn oor, met een doffe stem:
„Hij is verlorenkom mee, mijn
heer. laten we gaan!"
Ik keek haar aan. De smart, de angst,
en dat zij zich bedwong, maakten haar
bleeke gelaatstrekken ontsteld en groeven
onder haar oogen loodkleurige kringen.
„Het is onmogelijk", zei ik tegen haar,
„de boot hier te brengen, maar als u het
goed vindt, ik kan een beetje zwemmen,
zal ik dien mijnheer een handje helpen".
„Neen, neen, probeer het niet.'t Is
erg ver, tot daar.En ik heb altijd hoo
ren zeggen dat de rivier erg diep is en
gevaarlijk onder den waterval".
Op hetzelfde oogenblik gooide ik mijn
jasje op het gras en ging het kleine
meertje in, terwijl ik de voorzorg nam op
een zekeren afstand van den waterval te
blijven. Het water was inderdaad erg diep,
want ik kreeg geen vasten voet voordat ik
bij den in doodsangst verkeerenden Mer
wijn was. Ik weet niet of er daar vroeger
niet een klein eilandje geweest is, dat
langzamerhand weggespoeld en afgebrok
keld is, of dat een vloed van de rivier
brokken aarde daarheen gesleept en neer
gegooid heeft, in dien doorgang, stukken,
welke losgerukt zijn van den oever; zeker
is het, dat een dikke warboel van struiken
en wortels onder dit verraderlijke water
verborgen is, en er welig tiert. Ik zette
mijn voeten op een van de boomstompen,
waar de struiken uit schenen op te
groeien, en het lukte mij Merwijn te be
vrijden. die. zoodra hij weer macht had
om zich te bewegen, al zijn vermogens
terugkreeg en er zich van bediende om
onverwijld naar den oever te zwemmen,
terwijl hij mij, met veel genoegen, aan
mijn lot overliet. Deze manier was niet
zeer in overeenstemming met de ridder
lijke reputatie, welke men aam zijn ras
toekent, maar de goede Merwijn heeft
lang onder de menschen geleefd, en ik
veronderstel, dat hij een beetje een filo
soof is geworden. Toen ik een sprong
wilde doen om hem te volgen, merkte ik
met schrik, dat ik, op mijn beurt, vastge
houden werd in de netten van de jaloer-
sche en kwade waternimf, die klaarblij
kelijk in deze oorden heerscht. Een mijner
beenen was vastgeraakt in de knoopen van
de slingerplanten, welke ik tevergeefs
trachtte te breken Men is niet op zijn ge
mak in een diep water en op een slijme-
rigen bodem, zoodat men niet al zijn
krachten kan ontplooien; ik was boven
dien half verblind door het voortdurend
gespat van de schuimende golven. Om kort
te vertellen: ik voelde, dat mijn toestand
hachelijk werd. Ik keek naar den oever:
juffrouw Marguérite, die zich vasthield
aan den arm van Alain, hing over de
diepte en wierp mij een blik van doode-
lijken angst toe. Ik zei bij mij zelf, dat het
misschien alleen van mij afhing op dit
oogenblik beweend te worden door die
mooie oogen, en aan een ellendig bestaan
een waardig en benijdbaar slot te maken.
Maar dan schudde ik die slappe gedach
ten van mij af: een geweldige poging be
vrijdde mij, ik knoopte om mijn hals den
kleinen zakdoek, die in flarden was, en
bereikte veilig den oever.
Toen ik aan wal stapte, stak juffrouw
Marguérite haar hand naar mij uit en die
beefde een beetje. Dat leek mij prettig.
„Wat een dwaasheid!" zei ze. „Wat een
dwaasheid! U hadt daar kunnen omko
men en dat voor een hond!"
,,'t Was uw hond", antwoordde ik haar,
met gedempte stem, zooals zij ook tegen
mij had gesproken. Dat woord scheen haar
te hinderen; zij trok bruusk haar hand
terug, draaide zich naar Merwijn om, die
zich geeuwende in de zon aan het drogen
was en begon hem te slaan: „O, die dom
kop! die groote domkop!" zei ze, „wat is
hij dom!"
Intusschen stond ik op het gras te
druipen als een gieter en wist niet, wat ik
met mij zelf moest beginnen, toen het
jonge meisje weer naar mij toe kwam en
lief tegen mij zei: „Mijnheer Maxime,
neem de boot en ga er gauw mee weg. U
zult een beetje warm worden door het
roeien. Ik zal met Alain door het bosch
terugkeeren. Die weg is korter".
„(Wordt vervolgd).
H. M. DE KONINGIN BIJ HET BORSTBEELD VAN WIJLEN PRINS HENDRIK - dat zich BOl'W VAN Z.G. GRAFTERRASSEN op de begraafplaats te
bevindt aan het nationaal monument voor het reddingswezen te den Helder. Heerlen. De Jristen worden hier in nissen geschoven en niet in
Foto genomen tijdens de kranslegging. een groeve neergelaten.
DB KONINGIN TE DEN HELDER. H.M.
feliciteert schipper Coenraad Bot van d*
reddingsboot ,,Dorus Rijkers".
DE BEREDEN ARTILLERIE per schip
vervoerd van Wageningen naar Hattem ten
behoeve van de schietoefeningen
te Oldenbroek.
DE LEERLINGENAUTO MET DUBBELE STUURINRICHTING
wordt hier te lande meer en meer in gebruik genomen. Boven
staande foto werd in Amsterdam gemaakt.
DE PLECHTIGE ONTHULLING VAN HET NATIONAAL MONUMENT VOOR HET
REDDINGSWEZEN EN HET BORSTBEELD VAN WIJLEN Z.K.H. PRINS HENDRIK
TE DEN HELDER. TIJDENS DE REDE VAN DE KONINGIN.
-