Jubileum school voor reserve-officieren te Kampen - Göring in Sofia
I De Roman van Maxime
76»le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
HET Ift-JARIG BESTA AN DER SCHOOL VOOR RESERVE-OFFICIEREN DER INFANTERIE EN DER MILI- HET BEZOEK VAN DEN PRI ISISCHEN MI-
TAIRE ADMINISTRATIE TE KAMPEN. Défilé vSor de autorite iten voor het stadhuis. In het midden NIS IER-PRESIDENT generaal Góring aan
t i i xt i *t*\Sofia. Göring voor het vaandel van een
de burgemeester. Links van hem generaal Nauta Pieter. Bulgaarsch regiment.
OP IIET SP ART A-TERREIN TE ROTTERDAM vond de voetbalwedstrijd ZwaluwenReading plaats. Reading wop met 31.
De Hollandsche keeper Cohen heeft het een oogenblik
zwaar te verantwoorden.
EEN NIEUW WERELD
RECORD. De Amerikaan;
sehe neger Jesse Owens sprong
8 meter 13 ver.
DE DUITSCHLAND-VLUCHT 1935. Een aantal machines startklaar
op het vliegveld Tempelhof
te Berlijn.
TER EERE VAN DEN VAN ZIJN LAATSTE EXPEDITIE TERUGGEKEERDEN DE JEANNE D ARC-FEESTEN IN COM-
ONDERZOEKiER SVEN HEDIN vonden in het Stadion te Stockholm PIEGNE. - Jeanne d'Arc int eten
feestelijkheden plaats. Va an del z waaiers in actie. historischen optocht.
door OCTAVE FEOTLLETT.
TO het Fransch door H. A. C. Snethlage.
20)
Ja, ja, dat zegt u, freule, maar wat be
tekent dan die gitaarmuziek, die men
teas, des nachts, onder uw ramen,
hoort?"
„Bah!"
■Bah? En die Spanjaard, met zijn man-
te en gele schoenen, die men in de buurt
zwerven, en die onophoudelijk
rucht?"
„U bent een grappenmaker", zei freule
fle Porhoët, die rustig haar snuifdoos
"Pende. „Intusschen, als u het weten wilt:
Jhn zaakgelastigde heeft mij, voor twee
aaSen, uit Madrid geschreven, dat met
te beetje geduld, wij, zonder eenigen
™ifel, het einde van onze moeilijkheden
telen zien".
■Verduiveld! Ik geloof het! Weet u,
Jaar hij vandaan kamt, uw zaakgelas-
JEde? Uit den kelder van Gil Bias, regel-
teht Hij zal uw laatste gulden van u
laPPen, en den spot met u drijven. Och,
■at u eens een goeden raad aannam en
tea en vooral die dwaasheid opgaaft, en
ging leven!.... Waarvoor zouden
SJ miljoenen u dienen, denk eens na?
tet u niet gelukkig en geachten wat
Jht u meer?Wat uw kathedraal aan-
tet, daar praat ik niet over, want dat is
te slechte grap".
„Mijn kathedraal is alleen een slechte
grap in de oogen van hen, die slechte
grappen hebben, dokter Desmarets; Bo
vendien kom ik op voor mijn rechten, ik
strijd voor het recht; die bezittingen zijn
van mij, ik heb het mijn vader honderd
maal hooren zeggen, en nooit zullen zij,
met mijn vrijen wil, aan menschen toe-
behooren, die tenslotte even vreemd aan
mijn familie zijn als u, mijn beste vriend,
of als mijnheer", voegde zij er bij, terwijl
ze met haar hoofd een teeken in mf|n
richting gaf.
Ik was zoo kinderachtig om mij gepi
keerd te voelen en ik antwoordde dade
lijk: „Wat mij betreft, freule, u vergist u,
want mijn familie heeft de eer aan de
uwe verwant te zijn en die eer is weder-
keerlg".
Toen zij deze geweldige woorden hoorde,
hield freule de Porhoët opeens haar kaar
ten, die zij als een open waaier in haar
hand had, tegen haar kin, en terwijl zij
liaar slanke lichaam omHoog trok, keek
zij mij in mijn gezicht, om eerst zeker te
zijn over den staat van mijn verstand,
vervolgens kreeg zij haar kalmte terug
door een bovenmenschelijke inspanning
en terwijl zij een plukje Spaansche snuif
tegen haar dunnen neus hield, zei ze: „Dat
zult u mij bewijzen, jonge man".
Beschaamd over mijn bespottelijke
grootspraak en zeer in verlegenheid ge
bracht door de nieuwsgierige blikken,
welke zij op mij had gericht, boog ik, op
linksche wijze, zonder te antwoorden. Ons
spelletje whist eindigde in een sombere
stilte. Het was tien uur en ik maakte mij
klaar om te ontsnappen, toen freule de
Porhoet mijn arm aanraakte.
„Wil mijnheer de rentmeester", zei ze,
„mij de eer aandoen mij te vergezellen tot
aan het einde van de laan?"
Ik boog nog eens, en volgde haar. Wij
bevonden ons weldra in het park. Het
dienstmeisje, dat de kleederdracht van
die streek droeg, liep vooruit, met een
lantaarn in haar hand; dan kwam freule
de Porhoet stijf en zwijgend, terwijl ze
zorgzaam en decent de dunne plooien van
haar zijden japon optilde; droogjes had
zij het aanbod van mijn arm geweigerd
en ik liep aan haar zij, met gebogen
hoofd, zeer slecht voldaan over mijzelf.
Na eenige minuten zoo gewandeld te heb
ben, als een rouwstoet, zei de oude dame:
„Nu, mijnheer, praat nu, ik wacht er
op. U hebt gezegd, dat mijn familie ver
want is met de uwe en daar een der
gelijke verwantschap een stuk historie is,
dat geheel nieuw voor mij Is, zult u mij
zeer verplichten het mij wel te willen op
helderen".
Ik had, wat mij betreft, besloten dat ik
tegen eiken prijs het geheim van mijn
incognito moest handhaven. „Lieve
freule" zei ik. „ik waag het te hopen, dat
u een grap, die in den loop van het ge
sprek mij ls ontsnapt, zult vergeven".
„Een grap!" riep freule de Porhoët. „De
zaak leent zich inderdaad zeer voor een
grap. En, hoe noemt u, mijnheer, in deze
eeuw de grappen, welke men dapper een
oude vrouw, zonder bescherming, toewerpt,
welke men niet zou wagen zich te permit-
teeren tegenover een man?"
„Freule, u laat mij geen enkelen uitweg;
mij blijft niets over dan mij toe te ver
trouwen aan uw geheimhouding. Ik weet
niet, freule, of de naam der Champcey
d' Hauterives u bekend is?"
„Ik ken heel goed, mijnheer, de Champ
cey d'Hauterives, die een beste, een voor
treffelijke familie uit de Dauphiné zijn.
Welke conclusie trekt u daaruit?"
„Ik ben thans de vertegenwoordiger van
deze familie".
„U?" zei freule de Porhoët, terwijl zij
plotseling bleef stilstaan. „U bent een
Champcey d' Hauterive?"
„Van den mannelljken kant, ja, freule!"
„Dat verandert het dispuut", zei ze.
„Geef mij uw arm, neef, en vertel mij uw
geschiedenis".
Ik geloofde, dat het bij dezen stand van
zaken het beste was om inderdaad haar
niets te verbergen. Ik eindigde-het pijn
lijke verhaal van de tegenspoeden van
mijn familie, toen wij ons voor een bui
tengewoon klein en laag huisje bevonden,
dat aan een der hoeken geflankeerd wordt
door een soort van kapotte duiventoren
met een puntdak.
„Gaat u binnen", zei de dochter der
koningen van Gael tegen mij, terwijl ze
staan bleef op den drempel van haar
arme paleis, „komt u toch binnen, als
't u blieft".
Het volgend oogenblik was ik in het
kleine salon, met een somberen steenen
vloer; op het doffe behang aan den muur
hingen, dicht op elkaar, een tiental por
tretten van voorouders, met wapenschild
en hertogelijk hermelijn; op den schoor
steenmantel zag ik een prachtige pendule
van schildpad, Ingelegd met koper, glin
steren, waar bovenop een groep die den
Zonnewagen voorstelde. Enkele stoeleh
met ovalen rug en een oude canapé met
spichtige pooten voltooiden het meubilair
van dit vertrek, waar alles van een
strenge zindelijkheid sprak en waar men
een geur Inademde, welke samengesteld
was uit Irissen, Spaansche snuf en onbe
paalde kruiden.
„Ga zitten", zei de oude vrouw tegen
mij, terwijl zij zelf op de canapé ging zit
ten: „ga zitten, neef, want, hoewel wij in
werkelijkheid geen verwanten zijn, en wij
het niet kunnen zijn, omdat Jeanne de
Porhoët en Hugo de Champcey, de dwaas
heid gehad hebben dit blijft onder ons
geen gezin gevormd te hebben, zal het
mij aangenaam zijn met uw toestemming,
u als neef te behandelen, als we onder ons
zijn, om een oogenblik het smartelijke ge
voel van mijn eenzaamheid Sn deze wereld
te verdrijven. Dus, waarde neef, zoo staat
het dus met je: de overgang is zeker
wreed. In ieder geval zal ik je enkele ge
dachten aan de hand doen, die voor mij
gewoon zijn geworden, en die mij van
dien aard lijken, dat ze ook jou ernstigen
troost kunnen geven. In de eerste plaats,
mijn beste markies, zeg ik dikwijls bij mij
zelf, dat te midden van die proleten en.
vroegere bedienden, die men tegenwoor
dig paard en rijtuig ziet houden, er in de
armoede een fijne geur van voornaamheid
en goeden smaak is. Daarenboven geloof
ik bijna, dat God sommigen van ons terug
heeft willen brengen In een bekrompen
leven, opdat deze grove, materieele, naar
goud dorstende wereld, altijd, in ons, voor
oogen heeft, een soort menschen van ta
lent, die waardigheid en glans hebben,
voor wie het geld en het stoffelijke niet
meetellen, die door niets kunnen worden
omgekocht, die niet te koop zijn! Dat is,
waarde neef, volgens alle waarschijnlijk
heid de rechtvaardiging van het lot, zoo
als gij en ik dat hebben".
.(Wordt vervolgd).